|
|
Nederlands idealisme
Door onze redacteur Steven Derix
Bij de meer dan 120.000 dienstplichtigen die tijdens de Politionele Acties werden ingezet, valt de Nederlandse bijdrage aan vredesmissies sinds de Tweede Wereldoorlog enigszins in het niet. Vanaf 1945 nam Nederland deel aan 46 vredesoperaties, voornamelijk onder de vlag van de Verenigde Naties. Daarbij werden tot op heden iets meer dan 60.000 militairen uitgezonden, van wie meer dan tweederde na 1990. Als je de 123 gesneuvelden van de ruim 5.000 avonturiers die vrijwillig aan de Korea-oorlog deelnamen niet meetelt, is de casualty rate verbluffend laag: 26 dodelijke slachtoffers, grofweg één op tweeduizend. Veruit de meesten van hen sneuvelden niet tijdens gevechtshandelingen, maar bij verkeersongelukken. Een relatief eenvoudige klus dus, die vredesmissies, zo lijkt het. Maar schijn bedriegt. Sinds de val van de Muur en de ineenstorting van het Warschaupact is deelname aan vredesoperaties de core business van de Nederlandse krijgsmacht geworden. Half december, als de Nederlandse mariniers in Eritrea zijn gearriveerd, heeft de Nederlandse krijgsmacht (op papier 54.000 militairen) ongeveer 3.000 man in het buitenland gestationeerd. Dat is veel: elke militair moet na een uitzendtermijn van zes maanden ten minste een jaar recupereren. De inspanning wordt nog duidelijker als men rekening houdt met het personeelsgebrek waarmee Defensie te kampen heeft. Vooral bij gevechtseenheden nadert de bezetting van BBT'ers (Beroepssoldaten Bepaalde Tijd) de zestig procent. De voortdurende vredesmissies doen de Nederlandse krijgsmacht daarom kraken in zijn voegen. De mariniers gaan slechts voor zes maanden naar Eritrea. Nederlandse troepen om ze af te lossen, zijn er niet. Waarom neemt Nederland deel aan vredesmissies? ,,Omdat het in de Grondwet staat'', zegt Defensiewoordvoerder in de Tweede Kamer Nicky van 't Riet (D66). Vorige week donderdag, na afloop van een overleg over de opvolger van de F-16 (kosten ongeveer 12 miljard gulden), heeft ze het er met haar medewerkers nog eens over gehad. Het Nederlandse leger moet een bijdrage leveren aan vrede en veiligheid in de wereld, vindt de Nederlandse politiek. De meeste westerse politici zullen het idealisme van de Nederlandse collega's delen. Wat wél uniek is dat Nederland als enige in de wereld dit idealisme sinds de jaren tachtig in de Grondwet heeft vastgelegd. Van 't Riet: ,,In de Grondwet staat dat we niet alleen een krijgsmacht hebben ter verdediging van het Koninkrijk, maar ook om een bijdrage te leveren aan de internationale rechtsorde. Afgelopen jaar hebben we met de Tweede Kamer daar nog eens expliciet aan toegevoegd dat de krijgsmacht humanitaire hulp kan verlenen tijdens een gewapend conflict.'' Een andere reden is minder verheven. ‘Oorlog is een voortzetting van politiek met andere middelen', schreef de Pruisische officier Von Clausewitz al in de eerste helft van de negentiende eeuw. Tegenwoordig zou men dit adagium vrij kunnen vertalen met: vredesmissies zijn een voortzetting van buitenlands beleid met behulp van militaire macht. ‘Grote' landen als de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk komen openlijk voor dit eigenbelang uit. Voor kleinere landen ligt het ingewikkelder, zegt Clingendael-deskundige Rob de Wijk. ,,De Nederlandse krijgsmacht is te klein om directe invloed in de wereld uit te oefenen. Vandaar dat Nederland een ideële toon aanslaat.'' Met de bijdragen aan vredesmissies heeft Nederland zichzelf geprofileerd, zegt De Wijk. Neem nou de VN, waar Nederland gekozen is als niet-permanent lid van de Veiligheidsraad en Ruud Lubbers is benoemd tot Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen. ,,Voor een deel is dat een optelsom van de operaties van de afgelopen jaren, van Cambodja en Haïti tot Bosnië. Nederland staat hoog op de lijst van troepenleverende landen. Op den duur kun je dat verzilveren.'' De Nederland-Gidsland-politiek is dus succesvol, maar brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee. De Wijk: ,,Nederland heeft jarenlang geroepen dat Afrika niet het vergeten continent mag worden. Op een gegeven moment moet je dat zelf waarmaken, anders ben je niet meer geloofwaardig. De missie in Eritrea is hier het gevolg van.'' Idealisme en eigenbelang in die volgorde zijn dus belangrijke drijfveren voor de Nederlanse bijdragen aan vredesmissies. Maar er is nòg een achterliggende reden: de dynamiek van de organisatie die zichzelf in stand houdt. Sinds het einde van de Koude Oorlog en het wegvallen van de Dreiging uit het Oosten ligt het handhaven van een opgetuigde krijgsmacht van 74.000 man (militairen en burgers) voor een bedrag van veertien miljard gulden niet meer voor de hand. Politici zoeken naar rechtvaardigingsgronden voor de krijgsmacht; die grijpt elke kans om zich ‘nuttig' te maken met beide handen aan. Het huwelijk tussen krijgsmacht en politiek komt samen in de term ‘ambitieniveau': het aantal vredesmissies waaraan Nederland moet kunnen deelnemen. In de Prioriteitennota van 1993 is afgesproken dat Nederland vier vredesoperaties op ‘bataljonsniveau' (1000 soldaten, 18 F-16's of 4 fregatten) voor langere tijd dus mét aflossing vol moet kunnen houden. Dat dit door personeelsgebrek niet meer is waar te maken, is voor Defensie een taboe-onderwerp: wil het geld worden veilig gesteld, dan moeten de taken kunnen worden uitgevoerd. Maar ook de politici zijn nog niet toe aan het verlagen van de ambities in de wereld. Het was tégen Eritrea. Dat Nederland na zes maanden al weer weg moet, is een ,,schamele vertoning'', zegt Tweede-Kamerlid Van der Knaap. Moet het ambitieniveau dan omlaag? ,,Dat lijkt me niet de goede weg. Als het ambitieniveau onder druk komt te staan door personeelsgebrek, dan moeten we de werving verbeteren. Volgens het CDA zijn daar voldoende mogelijkheden voor.''
|
NRC Webpagina's 30 november 2000
|
Bovenkant pagina |
|