|
|
Kabinet schat risico's VN-missie laag in
DEN HAAG, 10 OKT. Zekerheid - dat verwacht de Kamer boven alles bij de uitzending van Nederlandse militairen naar Eritrea. De regering, die gisteren aan de Kamer een brief zond over de deelname van Nederlandse mariniers aan UNMEE, de United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea, wil daaraan tegemoet komen: nog nooit is Nederlandse deelname aan een VN-vredesoperatie zó uitvoerig toegelicht als in deze 22 pagina's met bijlagen. Maar zekerheid? Bijna alle Kamerfracties hebben nog tal van vragen. Het door de ministers De Grave (Defensie) en Van Aartsen (Buitenlandse Zaken) op een positief gestemde persconferentie gepresenteerde document is geruststellend van toon. Eindelijk eens geen burgeroorlog, zoals in Bosnië waar Nederland in het verleden nare ervaringen heeft opgedaan, maar een ordelijke oorlog tussen twee staten, die nu tot een wapenstilstand zijn geraakt. Er is zelfs, aldus de brief 'een klimaat voor vrede tussen beide landen', en zowel Ethiopië als Eritrea lijkt zijn aandacht te hebben verlegd van de 'politieke naar de economische agenda'. UNMEE moet erop toezien dat de weg naar een vredesakkoord niet door incidenten aan de bestandslijn wordt verstoord. Het is dus een waarnemersmissie, van blauwhelmen, waarvan een stabiliserende werking moet uitgaan. Hopelijk zijn de eerste resultaten al te zien op de eerstvolgende top van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid, medio 2001. De kans op escalatie is buitengewoon klein, betogen de ministers: beide landen munten uit door een 'constructieve opstelling', en hun leiders zien het als een 'erezaak' om zich aan hun woord te houden. Gedoe met bewapende bendes en privé-legertjes, in Bosnië aan de orde dag, is vrijwel uitgesloten omdat 'beide legers gedisciplineerd en ondergeschikt aan de politieke leiding' zijn. Slechts terloops maakt de brief melding van lichtbewapende Eritrese milities in de bestandszone, waarmee Ethiopië aanvankelijk had ingestemd, maar waartegen het land nu bezwaar maakt. Volgens de brief zal UNMEE ervoor moeten zorgen, dat duidelijker wordt onder wiens commando die milities staan. 'Nauwelijks dreiging' gaat ook uit van 'de enkele kleine, en vaak weinig actieve, gewapende oppositionele groeperingen in de bufferzone', die bovendien 'zwak en weinig georganiseerd' zijn. Ten aanzien van specifieke zorgen van de Tweede Kamer over Nederlandse deelname aan VN-missies, als neergelegd in het zogenoemde Toetsingskader, heeft de brief van gisteren niet meer te bieden dan wat De Grave, Van Aartsen en premier Kok de afgelopen weken al aan geruststellends hebben laten doorschemeren. De duidelijke voorkeur van de Kamer om Nederlandse troepen te laten opereren in combinatie met eenheden uit de Verenigde Staten, of een andere militaire grootmacht, blijkt in de brief gehonoreerd door de Amerikaanse belofte de Nederlandse mariniers te helpen met de uittocht, mochtde oorlog op volle kracht worden hervat. De feitelijke Amerikaanse aanwezigheid in Eritrea blijft beperkt tot zes zeven waarnemers. Zwaar benadrukt wordt de diplomatieke betrokkenheid van de VS bij het tot stand komen van de wapenstilstandsovereenkomst en het verdere vredesproces. De Franse betrokkenheid blijft beperkt tot de belofte dat gewonde soldaten per helikopter kunnen worden vervoerd naar een Frans militair hospitaal in het naburige Djibouti. De Canadese betrokkenheid bestaat uit een infanteriecompagnie die direct aan de Nederlandse mariniers wordt toegevoegd. Over de modaliteiten van deze zogenoemde exit-strategie en eventuele Amerikaanse ondersteuning daarbij moet het eerste overleg tussen hoge Nederlandse en hoge Amerikaanse militairen nog plaatsvinden. Volgens minister De Grave is dat geen bezwaar: de scenario's voor een overhaaste uittocht hoeven echt niet op de eerste dag van de Nederlandse inzet klaar te liggen, daar een mogelijke escalatie van het conflict immers lang van tevoren zal worden aangekondigd door de militaire inlichtingendiensten. Dat van de Amerikaanse beloften niets op schrift staat, acht De Grave evenmin een bezwaar: "Dat is in het internationaal verkeer niet gebruikelijk." In de huidige opzet van UNMEE lijkt Nederland zelf de militaire grootmacht, naast eenheden van Bangladesh, Jordanië, Kenia, en voor meer ondersteunende taken kleinere detachementen uit Denemarken, Italië, Noorwegen, Canada, Zweden, Ghana en Slowakije. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, die de Nederlandse regering verzekerd heeft spoedig op zoek te gaan naar mogelijke vervangers voor de Nederlandse troepen over zes maanden, staat daarbij vermoedelijk niet voor een eenvoudige opgave gezien de geringe animo bij grootmachten voor UNMEE. Vragen leven bij de Tweede Kamer ook ten aanzien van het hoofdstuk 'risico's' uit de brief. Het kabinet heeft met deze passage recht willen doen aan een van de aanbevelingen van de commissie-Bakker, die zich onlangs had gebogen over besluitvorming in het verleden over vredesmissies. Die commissie had gepleit voor een duidelijke en liefst zo openbaar mogelijke risicoanalyse bij uitzending van Nederlandse troepen. De verwachting dat in deze brief nu ook inschattingen van mogelijke verliezen te lezen zouden zijn, wordt echter niet bewaarheid: zo er al zulke gegevens beschikbaar zijn, dan staan die niet in de brief maar in door de Militaire Inlichtingen Dienst (MID) opgestelde documenten, aldus De Grave. Mocht de Kamer die willen inzien, dan kan dat via de gebruikelijke procedures, dat wil zeggen onder omstandigheden van vertrouwelijkheid. Net als vroeger.
|
NRC Webpagina's 10 oktober 2000
|
Bovenkant pagina |
|