|
|
Besluitvorming over Eritreais een farce
J. Schaberg
Na een half jaar marcheert Nederland absoluut af, zegt minister van Defensie F. de Grave, vastberaden. Het typeert de Nederlandse discussie over een eventuele uitzending van troepen naar Eritrea. Deze gaat niet over de vraag wat we daar voor de bevolking kunnen doen, of dat zal slagen en standhouden, nee het belangrijkste element van het besluit is het vaste voornemen om na een half jaar daar weer weg te zijn. Nederland heeft dan bij de Verenigde Naties zijn punt gemaakt en bij de bevolking verwachtingen gewekt die het niet van plan was waar te maken. De hele VN-besluitvorming gaat moeizaam. Op 18 juni werd er een bestand getekend, pas na twee maanden heeft de Veiligheidsraad ingestemd met een vredesmacht van 4.200 militairen. De eerste helft zou in november moeten arriveren, maar dat blijft onzeker. Wanneer en of die macht daarna ooit op sterkte komt weet niemand. Zeker is dat de spanningen daar lang zullen aanhouden. Zo'n interventie heeft alleen zin als de VN bereid en in staat zijn daar langdurig te blijven. Maar er is geen enkele zekerheid dat er daarvoor voldoende goed geoefende troepen beschikbaar blijven. Het omgekeerde is eerder waar en het Nederlandse aanbod om daar een half jaartje heen te gaan is dan ook vreemd. Het eist voor zo'n korte tijd ook een enorme inspanning. Ronduit belachelijk is de alom gehoorde mening dat Nederland de operatie daar gaat trekken. Als het doorgaat zouden er zo'n 800 militairen heen gaan, nog geen 20 procent van het geheel, voor een half jaar, en daarna? Veel van de andere landen die mogelijk aan de VN-macht gaan bijdragen zijn potentiële vaste leveranciers van VN-troepen, die dat doen als bron van inkomsten aan deviezen. Hun geoefendheid en verdere reputatie laat nogal eens te wensen over. Ze nemen het niet zo nauw bij de uitvoering van hun mandaat en maken zich nogal eens schuldig aan smokkelpraktijken. Ook binnen de vredesmacht zijn er tussen de nationaliteiten dikwijls spanningen. In Sierra Leone liep de spanning tussen de Indiase commandant van de VN-macht en de Nigeriaanse troepen onlangs zo hoog op dat India al zijn troepen daar terugtrok. Jordanië wordt genoemd om naast Nederland een belangrijke rol in Eritrea te gaan spelen. Jordaanse troepen waren ook in Sierra Leone, ze lieten de rebellen alle ruimte, ook bij grove schendingen, zodat deze vervolgens zes Britse militairen konden gijzelen. Bij de bevrijding daarvan kwamen een Britse militair en 25 rebellen om het leven. Een belangrijke voorwaarde voor Nederlandse participatie aan de VN-vredesmacht was de zekerheid dat een groot land daarbij zou zijn, zo hoorden we keer op keer van de bewindslieden. Terecht, dat geeft meer zekerheid als er zaken mis dreigen te gaan. Nu blijkt echter dat geen enkel groot land zin heeft om zich in een avontuur in Eritrea te storten. Maar Nederland dat zo graag wilde, is op zoek gegaan en heeft Canada wellicht bereid gevonden om een bescheiden aandeel bij te dragen. Kijk, zegt men nu hier in Nederland, aan de voorwaarde dat een groot land deelneemt is nu voldaan. Maar Canada is geen groot land, althans niet in militaire zin. Dat land kan niets meer dan Nederland. De gewenste zekerheid wordt alleen verkregen van een groot land dat autonome militaire capaciteiten heeft om in geval van calamiteiten escalerende militaire macht aan te wenden. Het geïntegreerd optreden met zo'n land geeft bescherming tijdens de operatie, partijen in het conflict zullen dat land niet snel aan het kleed komen omdat er afschrikking van uit gaat, ze kunnen een klap teruggeven. Maar ook bij een onvoorziene aftocht als de situatie volledig uit de hand is gelopen, kan alleen een groot land zichzelf redden. Er zijn maar twee Europese landen die dat kunnen, Engeland en Frankrijk. Als de hele wereld hen aan hun lot overlaat, kunnen ze zich met eigen middelen redden. Aan Canada hebben we voor wat dat betreft niets. Er neemt dus geen groot land aan de operatie deel. Wel probeert minister De Grave van Defensie Amerikaanse toezeggingen voor steun bij een evacuatie te krijgen. Als ze daar kans toe zien zullen de Amerikanen wel bereid zijn wat schepen naar een inschepinggebied te sturen en vliegtuigen in te zetten. Maar dat is ontoereikend. Als er een noodevacuatie plaatsheeft, is er wanorde. Het gevaar ligt dan eerder in de tijd, VN-troepen moeten zich dan mogelijk los maken uit de mêlee tussen strijdende partijen, die ook de VN-troepen niet ongemoeid zullen laten. Dan heb je niets aan een paar schepen op veilig grote afstand en reken er niet op dat Amerikanen zich daar in het grondgevecht zullen storten. Afrika mag Nederland niet koud laten. Als daar positieve ontwikkelingen zijn die met hulp van Nederland een goede slaagkans zouden kunnen krijgen, moet het zich daarvoor durven inspannen en ook enig risico durven nemen. Dat is onze medeverantwoordelijkheid voor deze wereld. Maar zo'n inspanning moet dan wel zinvol zijn, en in samenwerking met andere landen kans op succes en continuïteit bieden. Daarvan blijkt niets, het blijkt een halfslachtige bevlieging, Nederland wil zich om niet relevante en onduidelijke redenen profileren in de VN. Uit internationaal perspectief is het Nederlandse gehannes een genante vertoning. Het eindeloze gepalaver, waarbij ministers en topambtenaren de wereld rondreizen om mogelijke binnenlandse bezwaren glad te strijken, maakt een farce van de Nederlandse besluitvorming om 'een halfjaartje Eritrea te doen'. Srebrenica en Kosovo zijn schoolvoorbeelden van foute besluitvorming, ook als de uitzending niet doorgaat kan Eritrea daar nu al aan worden toegevoegd. J. Schaberg is generaal-majoor b.d. van de Koninklijke Landmacht.
|
NRC Webpagina's 2 oktober 2000
|
Bovenkant pagina |
|