NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 




Overzicht eerdere
afleveringen


  WIELRENNEN
 OVER DE COUBERG
 VEDETTEN EN WIELTJESZUIGERS
 REGENBOOGTRUI
 VOORZITTER UCI
 HISTORIE
 WK 1979
  DE RACEFIETS
 ORGANISATIE
 BIJWONEN WK '98
 WERELDRANGLIJST EN WERELDKAMPIOENEN
 PROGRAMMA
 TV EN RADIO
 NEDERLANDERS
 GERRIE KNETEMAN
 HENNIE KUIPER
 THEO 'FIEL' MIDDELKAMP
 WIELERTAAL
 WK-TRICOT
 GRAFIEKEN
  LINKS

Wielertaal

JOHN KROON
Het wielrennen kent zijn eigen jargon. Een klein lexicon:

Afdraaien
In: zijn kloten afdraaien. Wielertaal is soms ruw. Bedoeld wordt een renner die zich te pletter fietst in dienst van een andere renner, met opoffering van zijn eigen kansen.

Boom
In: aan de boom schudden. Een renner die hard op kop van een groep gaat rijden - bijvoorbeeld in de beklimming - schudt aan de boom: hij wil wel eens zien wie hem kan volgen en wie er moet lossen.

Dans
In: de dans leiden. Op kop rijden, met name berg-op.

Deur
In: de deur dichtdoen. Zorgen in een eindsprint dat een concurrent in een bocht niet binnendoor kan komen.

Dood
In: de dood of de gladiolen. Zo hard mogelijk rijden onder het motto: alles of niets.

Duivels
In: zijn duivels ontbinden. Een maximale inspanning verrichten.

Elastiek
In: aan het elastiek hangen. Een renner die het tempo van een kopgroep nog maar net of eigenlijk bijna niet meer kan volgen, hangt aan het elastiek. Vooral tijdens beklimmingen een veel voorkomend verschijnsel.

Erop-en-erover
Renner werkt achterstand op een of meer renners voor hem weg, rijdt erlangs, en neemt meteen een voorsprong. Hij gaat erop-en-erover.

Grote molen
Wie de grote molen rijdt of draait, heeft het zwaarste verzet op zijn fiets ingeschakeld.

Harken
Wie zit te harken, rijdt lelijk, maar doet wel zijn uiterste best. Aangenomen wordt dat de tegenwoordige bondscoach Knetemann deze term heeft geïntroduceerd.

Klasbak
Een renner met veel talent.

Kuitenbijter
Een helling met een hoog stijgingspercentage. De Cauberg is voor sommige renners een kuitenbijter, zeker als er vijftien keer op één dag overheen gefietst moet worden.

Kwakken
Doen wielrenners die in een eindsprint van hun rechte lijn afwijken en zo de concurrenten de pas afsnijden. Ook wel: een kwak geven.

Linkebal
Een renner die de kluit bedondert. Hij doet alsof hij uitgeput is, laat andere renners in een kopgroep het zware werk doen - om hen ten slotte aan de eindstreek te kloppen.

Macht
Dikwijls in: Jalabert gaat op de macht naar boven. Renners met niet al te veel klimmerstalent komen toch vaak goed mee doordat ze met een zware versnelling omhoog gaan. De Limburgse heuvels zijn er geschikt voor.

Patat
Hoewel als etenswaar niet weg te denken bij Vlaamse koersen vooral gebruikt in: een patat krijgen, figuurlijk een klap krijgen, achterstand oplopen.

Opblazen
In: Nelissen heeft zichzelf opgeblazen. De renner is aan zijn bovenmatige inspanningen ten onder gegaan en kan niet meer.

Ploegenspel
De tactiek die een wielerploeg uitvoert en die bij het WK extra pikant kan zijn, omdat in de nationale equipes renners uit verschillende merkenteams worden geacht samen te werken.

Reserve
In: Boogerd rijdt de Vuelta op reserve: hij fietst mee, maar spaart zijn krachten.

Snot
In: Hij rijdt zich het snot voor de ogen: hij rijdt zich de longen uit het lijf.

Spel
In: Het spel is op de wagen. Nadat de renners het rustig aan hebben gedaan, begint de strijd nu echt.

Telefoneren
Een renner die demarreert, maar dat vooraf door zijn houding en bewegingen duidelijk aankondigt, heeft getelefoneerd.

Turbo
In: Ballerini zet de turbo op: hij gaat extra hard fietsen. Bij renners worden ook wel 'turbodijen' gesignaleerd.

Vals
plat Sommige weggedeelten, zoals in Limburg, lijken niet te stijgen, maar gaan, bijna onzichtbaar, toch omhoog. Ze zijn vals plat.

Wegkapitein
Niet de kopman van de ploeg, maar wel een ervaren renner die als een soort verlengstuk van de ploegleider de wedstrijdtactiek bepaalt.

NRC Webpagina's
1 OKTOBER 1998

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) SEPTEMBER 1998