NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 




Overzicht eerdere
afleveringen


 GRONDWET
 ZONDER ALLURE
 ARTIKELEN
 AGENDA
 BOEKEN
 J.R. THORBECKE
 VOLK OP STRAAT
 WILLEM II
 1848
 LINKS

Artikelen

De belangrijkste wet in Nederland is de grondwet. Alle andere wetten moeten passen binnen de regels die in de 142 artikelen van de grondwet en in een wisselend aantal tijdelijke, additionele artikelen worden gesteld. Ook bevat de grondwet veel artikelen waarin wordt bepaald wat er via andere wetten moet worden geregeld, bijvoorbeeld de vraag wie Nederlander is. Een overzicht van een aantal markante artikelen.

GRONDRECHTEN
Het eerste hoofdstuk van de grondwet bevat de grondrechten voor de burgers, zoals de vrijheid van meningsuiting en van levensovertuiging. In rechtszaken kunnen burgers zich op deze grondrechten beroepen. Ook bevat dit hoofdstuk een aantal verplichtingen voor de overheid op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, volksgezondheid en sociale zekerheid.

Artikel 1
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Artikel 4
Iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen, behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen.

Artikel 6
1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Artikel 7
1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. 3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens (..) heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden. Artikel 9 1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Artikel 11
Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Artikel 19 1. Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg der overheid.

Artikel 20
1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. 3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege. Artikel 22 2. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid.

Artikel 23
2. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen. 5. De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting. 6. Deze eisen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij de regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd.

REGERING

Het tweede hoofdstuk gaat over de regering, dus over de Koning (de grondwet heeft het niet over een koningin) en de ministers. Hierin is de ministeriële verantwoordelijkheid voor de daden van de Koning vastgelegd; de Koning zelf is 'onschendbaar'. Ook is geregeld wat er moet gebeuren als de ministerraad en de Tweede en Eerste Kamer van oordeel zijn dat de Koning niet in staat is fatsoenlijk te functioneren ('het koninklijk gezag uit te oefenen').

Artikel 24
Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.

Artikel 28
1. De Koning, een huwelijk aangaande buiten bij de wet verleende toestemming, doet daardoor afstand van het koningschap. 2. Gaat iemand die het koningschap van de Koning kan beërven een zodanig huwelijk aan, dan is hij met de uit dit huwelijk geboren kinderen en hun nakomelingen van de erfopvolging uitgesloten.

Artikel 29
1. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden daartoe nopen, kunnen bij een wet een of meer personen van de erfopvolging worden uitgesloten.

Artikel 35
1. Wanneer de ministerraad van oordeel is dat de Koning buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen, bericht hij dit onder overlegging van het daartoe gevraagde advies van de Raad van State aan de Staten-Generaal, die daarop in verenigde vergadering bijeenkomen.
2. Delen de Staten-Generaal dit oordeel, dan verklaren zij dat de Koning buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen. Deze verklaring wordt bekend gemaakt op last van de voorzitter der vergadering en treedt terstond in werking.

Artikel 36
De Koning kan de uitoefening van het koninklijk gezag tijdelijk neerleggen en die uitoefening hervatten krachtens een wet, waarvan het voorstel door of vanwege hem wordt ingediend. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.

Artikel 37
1. Het koninklijk gezag wordt uitgeoefend door een regent: a. zolang de Koning de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt; c. indien de Koning buiten staat is verklaard het koninklijk gezag uit te oefenen;
2. De regent wordt benoemd bij de wet. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.

Artikel 38
Zolang niet in de uitoefening van het koninklijk gezag is voorzien, wordt dit uitgeoefend door de Raad van State.

Artikel 42
1. De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.
2. De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.

STATEN-GENERAAL

In hoofdstuk 3 worden inrichting, samenstelling en werkwijze van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, ofwel de Staten-Generaal, vastgelegd. Dit betreft bijvoorbeeld het aantal leden en de zittingsduur.

Artikel 50
De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.

Artikel 53
1. De leden van beide Kamers worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.
2. De verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming.

ADVIESORGANEN
De positie van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en van vaste colleges van advies is gemarkeerd in hoofdstuk 4.

Artikel 73
1. De Raad van State of een afdeling van de Raad wordt gehoord over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur, alsmede over voorstellen tot goedkeuring van verdragen door de Staten-Generaal. In bij de wet te bepalen gevallen kan het horen achterwege blijven.

Artikel 74
1. De Koning is voorzitter van de Raad van State. De vermoedelijke opvolger van de Koning heeft na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar van rechtswege zitting in de Raad. Bij of krachtens de wet kan aan andere leden van het koninklijk huis zitting in de Raad worden verleend.

Artikel 76
De Algemene Rekenkamer is belast met het onderzoek van de ontvangsten en uitgaven van het Rijk.

WETGEVING EN BESTUUR

Behalve de gang van zaken rondom wetgeving en de rijksbegroting en de rechtspositie van ambtenaren wordt in hoofdstuk 5 geregeld welke situatie geldt wanneer Nederland in oorlog raakt.

Artikel 96
1. Het Koninkrijk wordt niet in oorlog verklaard dan na voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal. 2. De toestemming is niet vereist, wanneer het overleg met de Staten-Generaal ten gevolge van een feitelijk bestaande oorlogstoestand niet mogelijk is gebleken.

Artikel 97
1. Alle Nederlanders daartoe in staat, zijn verplicht mede te werken tot handhaving van de onafhankelijkheid van het Rijk en tot verdediging van zijn grondgebied.
2. Ook aan ingezetenen die geen Nederlanders zijn, kan die plicht worden opgelegd.

Artikel 98
1. Tot bescherming van de belangen van de staat is er een krijgsmacht die bestaat uit vrijwillig dienenden en mede kan bestaan uit dienstplichtigen.

Artikel 102
1. Al de kosten voor de legers van het Rijk worden uit 's Rijks kas voldaan.

RECHTSPRAAK

In hoofdstuk 6 staande taken van de rechterlijke macht . Opvallend is de bepaling dat de rechter niet mag beoordelen of andere wetten en verdragen voldoen aan de eisen van de grondwet. Dat oordeel komt uitsluitend toe aan degenen die de wetten maken en goedkeuren: regering en Staten-Generaal.

Artikel 114
De doodstraf kan niet worden opgelegd.

Artikel 120
De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.

Artikel 121
Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden terechtzittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar. In hoofdstuk 7 wordt de positie vastgelegd van provincies, gemeenten, waterschappen en andere lichamen en hoofdstuk 8, het laatste, geeft aan hoe de grondwet kan worden herzien.

NRC Webpagina's
13 maart 1998

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) MAART 1998