Artikelen
De belangrijkste wet in Nederland is de grondwet. Alle
andere wetten moeten passen binnen de regels die in de 142 artikelen van
de grondwet en in een wisselend aantal tijdelijke, additionele artikelen
worden gesteld. Ook bevat de grondwet veel artikelen waarin wordt
bepaald wat er via andere wetten moet worden geregeld, bijvoorbeeld de
vraag wie Nederlander is. Een overzicht van een aantal markante
artikelen.
GRONDRECHTEN Het eerste hoofdstuk van de grondwet bevat de grondrechten
voor de burgers, zoals de vrijheid van meningsuiting en van
levensovertuiging. In rechtszaken kunnen burgers zich op deze
grondrechten beroepen. Ook bevat dit hoofdstuk een aantal verplichtingen
voor de overheid op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs,
volksgezondheid en sociale zekerheid.
Artikel 1 Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke
gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst,
levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond
dan ook, is niet toegestaan.
Artikel 4 Iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van
algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van
deze organen te worden verkozen, behoudens bij de wet gestelde
beperkingen en uitzonderingen.
Artikel 6 1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging,
individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens
ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Artikel 7 1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers
gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders
verantwoordelijkheid volgens de wet. 3. Voor het openbaren van gedachten
of gevoelens (..) heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de
inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De
wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan
zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden. Artikel 9 1.
Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders
verantwoordelijkheid volgens de wet.
Artikel 11 Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen
beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Artikel 19 1.
Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg der
overheid.
Artikel 20 1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van
welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. 3. Nederlanders hier te
lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te
regelen recht op bijstand van overheidswege. Artikel 22 2. Bevordering
van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid.
Artikel 23 2. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht
van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs
betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen
die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen. 5. De eisen van
deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te
bekostigen onderwijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met
inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de
vrijheid van richting. 6. Deze eisen worden voor het algemeen vormend
lager onderwijs zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel
uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar
onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij de regeling wordt met
name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der
leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd.
REGERING
Het tweede hoofdstuk gaat over de regering, dus over de Koning (de
grondwet heeft het niet over een koningin) en de ministers. Hierin is de
ministeriële verantwoordelijkheid voor de daden van de Koning
vastgelegd; de Koning zelf is 'onschendbaar'. Ook is geregeld wat er
moet gebeuren als de ministerraad en de Tweede en Eerste Kamer van
oordeel zijn dat de Koning niet in staat is fatsoenlijk te functioneren
('het koninklijk gezag uit te oefenen').
Artikel 24 Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige
opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.
Artikel 28 1. De Koning, een huwelijk aangaande buiten bij de wet
verleende toestemming, doet daardoor afstand van het koningschap. 2.
Gaat iemand die het koningschap van de Koning kan beërven een
zodanig huwelijk aan, dan is hij met de uit dit huwelijk geboren
kinderen en hun nakomelingen van de erfopvolging uitgesloten.
Artikel 29 1. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden daartoe nopen,
kunnen bij een wet een of meer personen van de erfopvolging worden
uitgesloten.
Artikel 35 1. Wanneer de ministerraad van oordeel is dat de Koning
buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen, bericht hij dit
onder overlegging van het daartoe gevraagde advies van de Raad van State
aan de Staten-Generaal, die daarop in verenigde vergadering bijeenkomen.
2. Delen de Staten-Generaal dit oordeel, dan verklaren zij dat de Koning
buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen. Deze verklaring
wordt bekend gemaakt op last van de voorzitter der vergadering en treedt
terstond in werking.
Artikel 36 De Koning kan de uitoefening van het koninklijk gezag
tijdelijk neerleggen en die uitoefening hervatten krachtens een wet,
waarvan het voorstel door of vanwege hem wordt ingediend. De
Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde
vergadering.
Artikel 37 1. Het koninklijk gezag wordt uitgeoefend door een regent: a.
zolang de Koning de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt; c.
indien de Koning buiten staat is verklaard het koninklijk gezag uit te
oefenen; 2. De regent wordt benoemd bij de wet. De Staten-Generaal
beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.
Artikel 38 Zolang niet in de uitoefening van het koninklijk gezag is
voorzien, wordt dit uitgeoefend door de Raad van State.
Artikel 42 1. De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.
2. De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.
STATEN-GENERAAL
In hoofdstuk 3 worden inrichting, samenstelling en werkwijze van de
Tweede Kamer en de Eerste Kamer, ofwel de Staten-Generaal, vastgelegd.
Dit betreft bijvoorbeeld het aantal leden en de zittingsduur.
Artikel 50 De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse
volk.
Artikel 53 1. De leden van beide Kamers worden gekozen op de grondslag
van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.
2. De verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming.
ADVIESORGANEN De positie van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer
en van vaste colleges van advies is gemarkeerd in hoofdstuk 4.
Artikel 73 1. De Raad van State of een afdeling van de Raad wordt
gehoord over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen
van bestuur, alsmede over voorstellen tot goedkeuring van verdragen door
de Staten-Generaal. In bij de wet te bepalen gevallen kan het horen
achterwege blijven.
Artikel 74 1. De Koning is voorzitter van de Raad van State. De
vermoedelijke opvolger van de Koning heeft na het bereiken van de
leeftijd van achttien jaar van rechtswege zitting in de Raad. Bij of
krachtens de wet kan aan andere leden van het koninklijk huis zitting in
de Raad worden verleend.
Artikel 76 De Algemene Rekenkamer is belast met het onderzoek van de
ontvangsten en uitgaven van het Rijk.
WETGEVING EN BESTUUR
Behalve de gang van zaken rondom wetgeving en de rijksbegroting en de
rechtspositie van ambtenaren wordt in hoofdstuk 5 geregeld welke
situatie geldt wanneer Nederland in oorlog raakt.
Artikel 96 1. Het Koninkrijk wordt niet in oorlog verklaard dan na
voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal. 2. De toestemming is
niet vereist, wanneer het overleg met de Staten-Generaal ten gevolge van
een feitelijk bestaande oorlogstoestand niet mogelijk is gebleken.
Artikel 97 1. Alle Nederlanders daartoe in staat, zijn verplicht mede te
werken tot handhaving van de onafhankelijkheid van het Rijk en tot
verdediging van zijn grondgebied. 2. Ook aan ingezetenen die geen
Nederlanders zijn, kan die plicht worden opgelegd.
Artikel 98 1. Tot bescherming van de belangen van de staat is er een
krijgsmacht die bestaat uit vrijwillig dienenden en mede kan bestaan uit
dienstplichtigen.
Artikel 102 1. Al de kosten voor de legers van het Rijk worden uit 's
Rijks kas voldaan.
RECHTSPRAAK
In hoofdstuk 6 staande taken van de rechterlijke macht . Opvallend is
de bepaling dat de rechter niet mag beoordelen of andere wetten en
verdragen voldoen aan de eisen van de grondwet. Dat oordeel komt
uitsluitend toe aan degenen die de wetten maken en goedkeuren: regering
en Staten-Generaal.
Artikel 114 De doodstraf kan niet worden opgelegd.
Artikel 120 De rechter treedt niet in de beoordeling van de
grondwettigheid van wetten en verdragen.
Artikel 121 Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden
terechtzittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de
gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar.
In hoofdstuk 7 wordt de positie vastgelegd van provincies, gemeenten,
waterschappen en andere lichamen en hoofdstuk 8, het laatste, geeft aan
hoe de grondwet kan worden herzien.
|