Dansvormen
INGRID VAN FRANKENHUYZEN
Dans kent heel veel verschillende verschijningsvormen. Van hofrituelen tot streek- en straatcultuur.
Klassieke dans
Gebaseerd op de basisprincipes van de Franse Koninklijke Academie voor dans, in 1661 opgericht door Lodewijk XIV. De techniek komt voort uit de hofdansen. Belangrijkste kenmerk: het naar buiten draaien van benen en voeten en het overwinnen van de zwaartekracht.
Moderne dans
Verzamelnaam voor verschillende danstechnieken die niet gebaseerd zijn op het buitenwaarts draaien van benen en voeten. Vele choreografen (onder anderen Martha Graham en Merce Cunningham) ontwikkelden voor en na de Tweede Wereldoorlog een eigen techniek en stijl. Is veel 'aardser' dan de klassieke dans.
Breakdance
Eind jaren zeventig in de Verenigde Staten ontstaan op straat (streetdance) als onderdeel van de hiphop muziekcultuur. Begon als uiting van verzet tegen de leefomstandigheden in de zwarte getto's en kreeg wereldwijde bekendheid door de dans van popster Michael Jackson. Belangrijkste kenmerk: alle onderdelen van het acrobatische lichaam bewegen 'los' van elkaar. Bekendste beweging is de headspin, waarbij de danser slechts op het hoofd razendsnel ronddraait.
Folklore Of volksdans
Ontstaan zonder tussenkomst van een choreograaf. De term is afkomstig uit de 18de eeuw om het onderscheid te maken tussen dans van het volk en dans van de hogere klasse. Wordt doorgegeven per land of streek, van generatie op generatie en verandert daardoor voortdurend van karakter.
Ook het ballroomdansen en de jazzdans zijn uit plaatselijke en sociale folklore afkomstig (Afrikaanse slaven importeerden de grondbeginselen van de tango naar Zuid-Amerika).
Flamenco
Waarschijnlijk brachten zigeuners uit India en Pakistan de gitaar naar de Spaanse provincie Andalusië (vandaar het woord gitano en gypsie). Het flamencodansen is van origine dus oriëntaals en heeft Indiase, joodse en Arabische wortels. Serieuze flamenco (de jondo) behandelt thema's als onderdrukking en dood, de lichtere vorm (chico) is vrolijk en humorvol. Flamenco is een geïmproviseerde, vaak individuele dans die zich kenmerkt door complexe ritmische patronen en dito voetentechniek.
Polonaise
Feestelijke Poolse dans in maat. Van origine (rond 1700) een triomfdans voor terugkerende soldaten of boeren. Populair als opening van een bal waarbij een danspaar patronen als een ster of een spiraal danst die andere paren moeten nadansen. Tegenwoordig betekent polonaise vooral in een slinger achter elkaar aan hossen op bruiloften en partijen.
Tapdans
Afkomstig uit de Ierse en Lancashire klompendans. Om het snelle tenen- en hielenwerk goed te kunnen horen, worden metalen plaatjes onder de schoenen vastgezet. Werd populair ten tijde van de eerste Amerikaanse musicals (Fred Astaire).
Capoeira
Afrikaanse slaven op de plantages in Brazilië mochten zichzelf niet verdedigen en ontwikkelden daarom een vechtsport die leek op een manier van dansen. Capoeira is een sierlijke, acrobatische gevechtsdans waarbij de 'tegenstander' niet mag worden aangeraakt. Lenigheid, zelfbeheersing en een goede conditie zijn belangrijk, net als techniek en improvisatievermogen.
Japanse Butôh
In 1959 door Tatsumi Hijikata geïntroduceerde vorm van danstheater, voortgekomen uit rebellie tegen het Japan van de Tweede Wereldoorlog en de traditionele Japanse dansen. Wordt wel de dance of darkness genoemd omdat het onbewuste en de verbeelding een hoofdrol spelen. Butôh gaat op zoek naar de bron van het menselijk bestaan en behandelt thema's als de cirkel van leven en dood. Butôh lijkt vaak op een vorm van ritueel theater en heeft affiniteit met dans uit de tijd van het Duitse Expressionisme.
Indiase Kathak
Sterk aan mime verwante vorm van danstheater. Wordt gezien als de belichaming van de Indiase dans die zo'n 300 jaar geleden de perfecte vorm kreeg. Kathak combineert dans, drama, zang en muziek en kent een zeer gestileerd idioom aan gebaren. Mythologische verhalen, maskers en kleurige make-up spelen een belangrijke rol in urenlange opvoeringen.