|
|
1. Inleiding
1.2. Afbakening 1.3. Opzet
1.1. Algemeen De Kosovo-crisis is in Nederland intensief beleefd. Dat geldt voor het humanitaire drama dat zich voor onze ogen afspeelde, maar evenzeer voor het militair optreden en de politieke besluitvorming van de NAVO. Het was immers voor het eerst dat de NAVO in het kader van haar nieuwe taken op een dergelijke schaal militair optrad. Nederland leverde aan dat optreden een belangrijke bijdrage. De publieke opinie, het parlement en de regering hebben in deze periode een grote mate van eensgezindheid getoond. Zonder deze eensgezindheid zou de Nederlandse inzet op humanitair, militair en politiek terrein niet mogelijk zijn geweest. De regering heeft zich tijdens de crisis naar de mate van het mogelijke ingespannen om tegenover publieke opinie en parlement verantwoording af te leggen over de Nederlandse inzet op voornoemde terreinen. De ernst van de situatie en de ingrijpendheid van de te ondernemen actie vereisten immers een zo groot mogelijke openheid over de inzet van de regering. Een terugblik op de Kosovo-crisis en het optreden van NAVO, Contactgroep, EU, de G-8 en de VN-Veiligheidsraad wordt onvermijdelijk beïnvloed door het tijdsverloop en de ontwikkelingen die zich sinds het beëindigen van de crisis hebben voorgedaan. De nu voorliggende evaluatie is evenwel in hoofdzaak beperkt tot een beoordeling van de behandeling van de crisis zelf, dat wil zeggen de periode van de luchtacties en de periode daaraan voorafgaand. 1.2. Afbakening Onderhavige evaluatie bevat een algemene beoordeling van de Nederlandse inzet op politiek, humanitair en militair terrein. Voor een meer gedetailleerde en militair-technische beoordeling van de bijdragen van de Nederlandse krijgsmacht aan de verschillende operaties zij verwezen naar de militaire evaluatie van het Ministerie van Defensie, die tezamen met onderhavig rapport aan de Kamer wordt aangeboden. 1.3. Opzet
Het bijzondere karakter van een NAVO-ingrijpen in het kader van een crisisbeheersingsoperatie, waarvoor geen blauwdrukken beschikbaar waren, en de grote Nederlandse betrokkenheid daarbij leiden terugkijkend vanuit Nederlands perspectief tot de volgende kernvragen: 1. was militair ingrijpen noodzakelijk? 2. wat was de strategie van de NAVO en waardoor werd die strategie bepaald? 3. wat waren de onvoorziene ontwikkelingen en onbedoelde neveneffecten? 4. hoe verliep de internationale besluitvorming en wat was de rol van Nederland? Deze vragen worden in de hoofdstukken 2 tot en met 5 achtereenvolgens behandeld. In het rapport is de weergave van de feitelijke gebeurtenissen beperkt tot wat voor het doel, een evaluatie van het militair optreden van de NAVO ter bereiking van politieke oogmerken, noodzakelijk is. Voor een meer volledig overzicht zij verwezen naar de informatie die de Kamer gedurende de crisis in zowel mondelinge als schriftelijke vorm is toegegaan (zie bijlage 1).
|
NRC Webpagina's 24 MAART 2000
|
Bovenkant pagina |
|