NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Kosovo Conflict

Nieuws

Achtergrond

Nasleep

Conflict

Vluchtelingen

Etnische zuivering

Internet en Media

Links

Zie ook: Profiel Balkan

Een reconstructie van drie maanden oorlog op de Balkan

Lente in Kosovo

Op 24 maart van dit jaar gaf de secretaris-generaal van de NAVO Javier Solana het sein voor de aanval op Joegoslavië. Voor het eerst in haar vijftigjarige geschiedenis was de NAVO in oorlog, middenin Europa. Het bondgenootschap hoopte de Joegoslavische president Slobodan Milosevic zo in twee, drie dagen terug naar de onderhandelingstafel te dwingen, om een akkooord te tekenen over de toekomstige status van de onderdrukte provincie Kosovo. Maar de oorlog zou 78 dagen duren. Wat ging er fout? Welke misrekeningen maakte de NAVO? Waarom was niemand voorbereid op de massale exodus van vluchtelingen? Warom haalde Milosevic uiteindelijk bakzeil?

NRC Handelsblad sprak met talloze hoofd- en bijrolspelers in het conflict, met NAVO-functionarissen, soldaten, vluchtelingen, diplomaten en reconstrueerde de Lente van Kosovo.

Een iets kortere versie van deze reconstructie verscheen op 18 december in M, het kleurenmagazine van NRC Handelsblad.

Door Coen van Zwol

Het Franse kasteel van Rambouillet, verscholen in een lommerrijk park, is in februari het toneel van de meest bizarre bijeenkomst uit zijn geschiedenis. In een laatste poging een oorlog om Kosovo te voorkomen, brengt de internationale gemeenschap hier op 6 februari twee delegaties bijeen die geen van beide vrede willen.

De derde etage van het slot wordt toegewezen aan het gesloten Servische front onder leiding van de jurist Ratko Markovic. Op de tweede etage vechten de verdeelde Kosovaarse Albanezen hun onderlinge vetes uit. In een bijgebouw zetelt de trojka van de Verenigde Staten, de Europese Unie en Rusland, die verwoed probeert de handtekeningen van de kemphanen onder een akkoord te krijgen dat de status van de provincie Kosovo naar ieders tevredenheid moest regelen. Westerse onmacht, Servische onbuigzaamheid, Albanese onervarenheid. Een hopeloze opdracht.

Na 27 dagen getreiter, getraineer, geheime pendeldiplomatie en druk mobiel telefoonverkeer trekt de trojka de Kosovaren over de streep met de plechtige belofte dat de NAVO zal bombarderen als Belgrado niet tekent. De NAVO houdt zijn woord, maar de Kosovaren ontdekken al snel dat er niks te vieren valt.

Op 24 maart struikelt de NAVO operatie Allied Force binnen, de eerste oorlog in zijn vijftigjarige bestaan. Het heet een `humanitaire interventie', al valt het velen moeilijk dat woord na 78 dagen bombarderen nog zonder ironie uit te spreken. Toch vormen moordpartijen, niet geopolitieke belangen, de motor van het conflict. De 26 leden van de familie Jashari, die op 28 februari 1998 door Servische ordetroepen worden omgebracht om de orde te herstellen in het opstandige Drenica, zetten Kosovo op de politieke agenda. Dan komt de provincie onder leiding van het Kosovo Bevrijdingsleger UÇK massaal in opstand. Als na een half jaar vechten in oktober honderdduizenden Albanezen zich onder plastic in de bergen verschuilen, stelt de NAVO Belgrado voor het eerst een ultimatum. Kosovo is dan een internationaal probleem geworden.

Met deze dreiging achter de hand ontfutselt de Amerikaanse onderhandelaar Richard Holbrooke Milosevic op 13 oktober na negen dagen loodzwaar overleg - aanwezigen horen het duo schreeuwen en met de vuist op tafel slaan - het `akkoord van Belgrado'. Milosevic trekt een deel van zijn ordetroepen terug, neemt een staakt-het-vuren in acht, stelt het luchtruim open voor spionagevliegtuigen van de NAVO en laat ongewapende waarnemers van de OVSE toe. NAVO-opperbevelhebber Wesley Clark voorspelt achter de schermen dat het akkoord anderhalf tot twee maanden rust koopt.

Leider van de OVSE-missie in Kosovo wordt de Amerikaanse diplomaat William Walker. Zijn waarnemers schaffen oranje jeeps aan. In de zachte winter herovert het UÇK verloren posities en daagt Servische ordetroepen uit. Die nemen represailles, maar met mate. `One village a day keeps Nato away', omschrijft secretaris-generaal Javier Solana van de NAVO de Servische tactiek. Walker onderhandelt, waarschuwt, veroordeelt. Midden januari overlegt de NAVO over de versterking van de zogeheten `extraction force', een strijdmacht in het naburige Macedoni— die de OVSE-waarnemers in geval van nood moet evacueren. Dan, op 15 januari, richten Servische ordetroepen als vergelding na de dood van vier agenten een bloedbad aan in het dorp Raçak. 45 dorpelingen komen om.

Raçak blijkt één dorp teveel. De NAVO stelt een harde eis: Joegoslavië moet een gewapende vredesmacht in Kosovo toelaten. Goedschiks of kwaadschiks, met of zonder een mandaat van de Veiligheidsraad. Als Joegoslavië niet toegeeft, volgen luchtaanvallen.

Haute cuisine

Met die dreiging achter de hand krijgen de diplomaten in Rambouillet een laatste kans. De besprekingen staan onder leiding van de Franse en Britse ministers van Buitenlandse Zaken, de Amerikanen doen een stap terug. Een trojka voert de onderhandelingen: Christopher Hill namens de Verenigde Staten, Wolfgang Petritsch namens de Europese Unie en Boris Majorski namens Rusland. Onderling hebben die ook nogal wat te bespreken. Met name over de vredesmacht voor Kosovo, die KFOR wordt gedoopt. De Britten en Amerikanen willen een vergaand mandaat en een stevige NAVO-bijdrage, Rusland en in mindere mate Frankrijk een zacht mandaat.

Rambouillet moet een `Europees Dayton' worden. De delegaties mogen het jachtslot niet verlaten, contacten met de pers zijn uit den boze. Hermetisch van de buitenwereld afgesloten dienen ze in deze diplomatieke snelkookpan na twee weken een vredesplan te tekenen. Anders dreigen voor Joegoslavië bombardementen en voor de Albanezen een internationaal isolement.

Het elegante jachtslot ontbeert evenwel de Spartaanse, half dreigende sfeer van de luchtmachtbasis bij Dayton. De Serviërs krijgen de derde etage van het kasteel, de Albanezen de tweede, de onderhandelaars zitten in een bijgebouw. Een traiteur brengt dagelijks haute cuisine uit Parijs. De eerste vijf dagen consumeren de deelnemers 300 flessen rode wijn, 76 flessen witte wijn en 8 flessen cognac. De Serviërs vragen om een piano.

Dankzij de mobiele telefoon is van een isolement nooit sprake. `Iedereen zat steeds mensen van buiten te bellen en om advies te vragen', zegt een hoge Amerikaanse functionaris. `Tijdens Dayton was de tirannie van de mobiele telefoon nog niet zo wijdverspreid.' Als op de laatste dag Christopher Hill met de Albanezen praat, gaat er opnieuw een telefoon over. Hill ontsteekt in woede. ,,Dit gaat over jullie toekomst. Niemand kan jullie iets belangrijkers vertellen dan ik'', foetert hij. Dan pas worden de telefoons voor het eerst tot zwijgen gebracht.

De Serviërs willen niet in één zaal zitten met `terroristen' van het UÇK. Daarna dineert men apart. Zo blijft het; de troika snelt met stapels documenten trappen op- en af. Shuttle-diplomatie met korte reistijden. Slechts een keer zitten de partijen om één tafel, als de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright op bezoek komt. Een half uur lang lezen de partijen harde verklaringen voor. Amerikaanse spin doctors presenteren het als een doorbraak.

Wel zijn er onderlinge pesterijen. De eerste week houden de Serviërs de Albanezen vaak met gezang uit hun slaap. Op de laatste nacht zakken de Serviërs opnieuw door. Het Albanese delegatielid Rexhep Qosja, schrijver, verdiept zich dan maar in The open society and its enemies van Karl Popper. Eerder heeft de correspondent van de Servische krant Politika UÇK-leider Thaçi gefotografeerd terwijl die door de tuin wandelt en geroepen dat Thaçi eraan gaat. Thaçi wil hem te lijf gaan, maar wordt overgehaald zich te beperken tot een woedende persconferentie.

De Serviërs zijn niet van plan te onderhandelen met een pistool op hun slaap. Het is een veeg teken dat Milosevic in Belgrado blijft; echte beslissingen worden dus niet in Rambouillet genomen. Milosevic stuurt een delegatie onder leiding van Ratko Markovic, de jurist die in 1989 de constitutionele annexatie van Kosovo regelde. Later neemt de Servische president Milutinovic het heft in handen. De Serviërs hebben verder alle nationaliteiten van Kosovo in hun delegatie opgenomen: Albanezen, Turken, Gorani, Slavische moslims, zigeuners. Daarmee hoopt Belgrado aan te tonen dat de Albanese delegatie niet namens Kosovo spreekt. `De Regenboogcoalitie', worden ze spottend genoemd.

Tegenover het gesloten front van Milosevic' inner circle staat een verdeelde Albanese delegatie. De schaduw-president Ibrahim Rugova is in een machtsstrijd verwikkeld met het UÇK van de 29-jarige Hashim Thaçi. Tussen deze polen bevinden zich politici die zich onlangs van Rugova hebben afgekeerd. Het UÇK heeft ook interne problemen. Grote afwezige in Rambouillet is Adem Demaci, de `Nelson Mandela van Kosovo'. Hij heeft 28 jaar in de cel gezeten wegens separatisme. Omdat de top van het UÇK uit jongemannen bestaat, die vrezen niet voor vol te worden aangezien, hebben ze ouderen als Demaçi naar voren geschoven. Hij zal zich ontpoppen als een ongeleid projectiel.

De UÇK'er komen direct uit de heuvels. Ze zijn onervaren en wantrouwend. Ze weigeren ongewapend naar Rambouillet te gaan omdat ze bang zijn voor Servische aanslagen. De Amerikaanse diplomaat Shaun Byrnes vindt een oplossing: de strijders mogen gewapend naar het vliegveld van Pri´stina, daar moeten ze hun munitie inleveren. UÇK-leider Thaçi arriveerde in uniform op het vliegveld, in zijn auto telt een medereiziger vier pistolen en een automatisch geweer. Na enig geharrewar met de Joegoslavische douane vertrekt de delegatie naar Frankrijk.

In Rambouillet blijken de Franse veiligheidsmensen niet op de hoogte van de afspraken. Als delegatielid Jakup Krasniqi door de metaaldetector loopt, gaat het alarm af. De Franse bewakers nemen hem apart: `Sorry, het zal uw horloge zijn.' Krasniqi graait onder zijn oksel en haalt een pistool te voorschijn. `Nee, dit is het.' Paniek volgt. De UÇK'ers geven hun wapens af.

De Albanezen stellen op de eerste dag de onderlinge verhoudingen vast. `De Amerikanen hielden ons voor: verdeeldheid naar buiten toe verzwakt jullie positie', zegt Rexhep Qosja. Er wordt een presidium gevormd, bestaande uit Rugova, Thaçi en Qosja. Thaçi is de leider, Rugova legt zich neer bij een ondergeschikte rol. Een aanwezige schetst de sfeer als `uiterst vijandig'. Wel weten Albanezen hun vetes binnenskamers te houden.

Onaangenaam

Het probleem van Rambouillet is simpel. De Albanezen willen beslist een NAVO-troepenmacht, maar geen politieke regeling die immers de door hen fel gewenste onafhankelijkheid van Kosovo uitsluit. De Serviërs willen best een politieke regeling - papier is immers geduldig - maar zeker geen buitenlandse troepenmacht om die ook uit te voeren.

De Servische delegatie probeert de onderhandelingen te vertragen en de troika tegen elkaar uit te spelen. Tot 16 februari weigeren ze iets op papier te zetten. Dan komen ze met een eerste commentaar: een compromisloos woud van doorstrepingen en aanvullingen. Het gaat niet naar wens, erkennen de onderhandelaars diezelfde avond. Op 14 februari komt de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Madeleine Albright op bezoek. Bij de Serviërs probeert ze het ijs te breken door ze in hun eigen taal toe te zingen. Vervolgens dreigt ze met luchtaanvallen. Een Servisch delegatielid noemt de ontmoeting `zeer onaangenaam'.

Om de zaak in beweging te krijgen, reist Christopher Hill op 17 februari met het Servische delegatielid Sainovi¹c naar Belgrado. De Albanezen protesteren: er is afgesproken dat buiten Rambouillet niet wordt onderhandeld. In ruil voor deze `spelbrekerij' mag Thaçi in het geheim naar Sloveni— voor een gesprek met zijn `politieke leider' Demaçi, die hij in het gareel moet zien te krijgen.

Hill bezweert de Albanezen bij terugkeer uit Belgrado dat hij slechts een ,,unilaterale boodschap'' heeft om Milosevic te overtuigen van de ernst van de situatie. In werkelijkheid doet Hill natuurlijk zijn uiterste best om te onderhandelen. In een gesprek van drie uur legt hij Milosevic het hele concept-vredesplan voor, inclusief de delen over de politie en een militaire regeling. Op Rambouillet wordt die pas een dag later gepresenteerd.

Hoofdstuk 7, over de militaire regeling, bevat een onderdeel waarover later grote ophef ontstaat: appendix B. Hierin staat dat Kfor in heel Joegoslavië gebruik mag maken van havens, vliegvelden, wegen en het elektromagnetisch spectrum. Kfor-personeel kan niet worden aangehouden, gefouilleerd of berecht. Kfor mag Joegoslaven arresteren en overdragen aan `geëigende autoriteiten.' De Serviërs zeggen hierin een bezettingsplan te zien. `Geen enkele regering had zoiets geaccepteerd', zegt de diplomaat Milisjav Paic tegen deze krant. Later, tijdens de oorlog, duikt appendix B regelmatig op, als de `verborgen clausule van Rambouillet'. Wilde de NAVO Joegoslavië bezetten? Of was het een poging de lat te hoog te leggen voor Joegoslavië, zodat er gebombardeerd kon worden?

Appendix B heeft louter een bureaucratische achtergrond, denkt de Amerikaanse analist Ivo Daalder. ,,De militairen wilden hun troepen liever naar Kosovo aanvoeren via Hongarije dan via Albanië. Dat was gemakkelijker.'' De tekst is overgenomen van de `Status of Forces Agreement', die in 1995 in Dayton met Kroatië is gesloten om een ongehinderde doorgang van vredestroepen naar Bosnië te verzekeren. Een hoge Amerikaanse functionaris zegt dat Appendix B voor Washington bepaald geen halszaak was. ,,De Serviërs wisten dat onze positie flexibel was. Denkt u werkelijk dat we zo graag wilden bombarderen? We verwachtten dat Milosevi¹c een hoge prijs zou eisen voor instemming met een vredesmacht. Maar hij onderhandelde helemaal niet.''

Wanneer Christopher Hill het concept-akkoord in Belgrado aan Milosevic laat lezen, valt die inderdaad over appendix B. `Dit is onacceptabel, onmogelijk', zegt hij. Hill haalt een pen uit zijn binnenzak en houdt die Milosevic voor. `Streep dan aan wat wel acceptabel is.' De Servische president Milutinovic fluistert Milosevic toe: `Hill wil onderhandelen'. Milosevic doet alsof hij dat niet hoort en laat Hill's pen in de lucht hangen.

Wanneer ook de delegaties te Rambouillet een dag later de hoofdstukken over de politie en de militaire regeling mogen inzien, laat Boris Majorski verstek gaan. Rusland wil eerst overeenstemming over een politieke regeling voordat de militaire implementatie besproken wordt. De Servische delegatie weigert om die reden de hoofdstukken in ontvangst te nemen.

Zo struikelt Rambouillet richting mislukking. Bij de dagelijkse persconferenties wordt `beweging' of `bemoedigende signalen' gemeld. Niemand die het gelooft. Op 19 februari vertrekt Hill opnieuw naar Belgrado. Daar wacht hem een vernedering: Milosevic heeft geen tijd hem te ontvangen.

Garanties

Het echte probleem komt nu uit een andere hoek. Hashim Thaçi, de leider van het UÇK, is nauwelijks nog aanspreekbaar. In Slovenië heeft hij Demaçi tot de orde geroepen, maar terug in Kosovo beraamt de oude nationalist een putch. Demaçi vertelt de UÇK-commandanten dat Thaçi in Rambouillet de onafhankelijkheid in de uitverkoop doet.

De jonge Thaçi is op zijn beurt bang dat de diplomaten hem in een hinderlaag lokken. Hij vermoedt dat Christopher Hill in Belgrado vergaande concessies heeft gedaan. Hill zet Thaçi onder druk. `Als u het akkoord niet tekent, zal er nooit meer een NAVO zijn om u te helpen', dreigt hij. Thaçi eist garanties dat de NAVO te hulp schiet als de Albanezen tekenen en de Serviërs niet. Hill zegt dat toe. Thaçi, die weinig respect heeft voor de zachtmoedige diplomaat, antwoordt: `Ik geloof u niet. Ik wil Wesley Clark spreken.' Dus vertrekt het UÇK-smaldeel naar een geheime ontmoeting met de opperbevelhebber van de NAVO. `Sir', zegt Thaçi, als een ware fan. `Eindelijk ontmoet ik u dan.' Wesley Clark bevestigt dat er bombardementen komen als de Serviërs niet tekenden, maar Thaçi blijft twijfelen.

Voor de NAVO is dat een levensgroot probleem. De deadline nadert en de Servische delegatie geeft nog steeds niet toe. Om de druk op te voeren, dreigen NAVO-leiders haast dagelijks met luchtaanvallen. Wesley Clark zegt op CNN dat 430 toestellen klaarstaan en dat zijn kruisraketten gericht zijn op de Joegoslavische luchtafweer. De OVSE-missie in Kosovo pakt de koffers. Maar Milosevic speculeert erop dat het zonder een Albanese handtekening onder `Rambouillet' slechts bluf is.

Het ultimatum om het vredesplan te tekenen verloopt op zondag 20 februari. De deadline wordt drie dagen opgeschoven. Madeleine Albright probeert Thaçi op andere gedachten te brengen. Ze belt Adem Demaçi, die de hoorn botweg op de haak smijt. Binnen de Albanese delegatie staat Thaçi vrijwel alleen: ook andere UÇK'er willen tekenen. De schrijver Qosja wordt op 22 februari over de streep getrokken door de schrijver Ismail Kadare. `Ik weet zeker dat de Serviërs ongeduldig op het Albanese `nee' wachten', waarschuwt Kadare. `Een groter geschenk kun je ze niet geven.'

Binnen de Albanese delegatie raken de gemoederen verhit. `Ik was razend', vertelt delegatielid Edita Tahiri. `Dit was het maximaal haalbare. De grootmachten hielden zich dag en nacht met ons bezig. Wilde Thaçi soms wachten tot Clinton zelf kwam smeken of hij tekende?' Sommige delegatieleden zeggen dat Thaçi het debat uiteindelijk afkapt met een dreigement: wie nu tekent, sterft.

Op de ochtend van 23 februari circuleert de definitieve tekst van het vredesverdrag. `Interim-overeenkomst voor vrede en zelfbestuur voor Kosovo' heet het. Thaçi is dan van de noodzaak overtuigd het akkoord in principe te aanvaarden, met de ondertekening mag hij twee weken wachten. De Serviërs schrijven dat `belangrijke vooruitgang' is geboekt. Zo is Rambouillet ogenschijnlijk niet totaal mislukt.

Thaçi stelt vervolgens in Kosovo orde op zaken en ontslaat Demaçi. Het UÇK is nu bereid `Rambouillet' te tekenen. Maar kostbare tijd gaat verloren. Tahiri noemt het uitstel een `strategische blunder'. `De gevolgen waren vreselijk.'

Concentraties

De volgende weken is er druk diplomatiek verkeer op Belgrado. Richard Holbrooke gaat er op bezoek en bereikt niets. Milosevic neemt de dreiging van luchtaanvallen niet serieus, rapporteert hij.

Dat is een misvatting. Milosevic benut de tijd om zich gedegen voor te bereiden op de oorlog. OVSE-waarnemers in Kosovo melden op 19 februari ,,ongewoon zware concentraties tanks en artillerie ten noorden van Kosovo''. Wegen raken die dag verstopt door militair materieel. Servische agenten bedreigen OVSE-waarnemers of slaan ze in elkaar. In het noorden en zuidwesten van Kosovo zwellen de gevechten aan. De oorlog kruipt de steden binnen; in Pec en Pri´stina zijn er bomaanslagen en moordpartijen in café`s. De politie bewapent Servische boeren.

Medio maart heeft Milosevic 27.000 leger- en politietroepen in Kosovo. Rond de grenzen zijn 15.000 manschappen samengetrokken. Een maand eerder, op 21 februari, hoorde men op het NAVO-hoofdkwartier Shape via de Duitse geheime dienst van een Servisch strijdplan om met het UÇK af te rekenen: `Operatie Hoefijzer'.

Aan dit plan is al sinds de herfst van 1998 gewerkt, wanneer Milosevic beseft dat een confrontatie met de NAVO onvermijdelijk is. Hij verstevigt dan zijn samenwerking met de ultra-nationalisten van vice-premier Vojislav ´Se´selj, stelt perscensuur in en bereidt het volk via de staatstelevisie voor met oorlogszuchtige videoclips. Milosevic moet wel enige tegenstand overwinnen. De goed ingevoerde hoofdredacteur Slavko Curuvija van de krant Dnevni Telegraf zegt in oktober dat zijn leven gevaar loopt. Milosevic denkt dat Curuvija deel uitmaakt van een samenzwering van gematigden: een kongsi van de pro-westerse president Djukanovic van de Joegoslavische deelrepubliek Montenegro, de spionnenbaas Stanisic en legeraanvoerder Momcilo Perisic.

Perisic heeft begin 1998 gepleit voor toenadering tot de NAVO. Hij ziet de Westerse Balkan-politiek in Koude Oorlog-termen. De NAVO rukt op naar het Oosten om controle te krijgen over de olievelden rond de Kaspische Zee, zegt Perisic tegen deze krant. Obstakel Joegoslavië is gesloopt door de Slovenen, de Kroaten en de Bosniërs los te weken. Milosevic maakt een cruciale fout door zich voor deze stoomwals op te stellen, denkt Perisic. Dat gaat hem ook Kosovo kosten. Maar als Servië de NAVO gehoorzaamt, mag het het Kosovo-probleem zelf oplossen, zoals Turkije zijn Koerdische kwestie.

Als de NAVO-generaals Clark en Naumann in oktober Belgrado bezoeken, fluistert Perisic hen nog een waarschuwing toe. Zet ons niet teveel onder druk, want het leger is het laatste democratische instituut in Servië, zegt de legerleider. Op dat moment, vertelt hij later aan deze krant, `gebeurden er binnen het leger al zaken achter mijn rug om.' Stani´sic en Perisic moeten in oktober en november het veld ruimen voor volgelingen van Milosevic. Die kan dan in alle rust een militaire oplossing voor Kosovo voorbereiden.

Trainingskamp

Veel van die voorbereidingen verlopen ongemerkt. Goran, een 23-jarige vluchteling uit de Krajina, verkoopt drugs in Mirijevo, een buitenwijk van Belgrado. Op zondag 14 februari roept de `baas' al zijn dealers bijeen in een flat in het centrum. ,,Ik hou ermee op, jongens'', zei hij. ,,Jullie kunnen kiezen: of je meldt je als vrijwilliger voor Kosovo, of je wordt gearresteerd.'' Buiten staat de politie de jongens op te wachten.

Diezelfde avond arriveert Goran in de vrieskou met een politiebusje in een trainingskamp bij Leskovac, in het zuiden van Servië. Hij krijgt een oud uniform en een geweer. Vrijwel dagelijks komen politiemensen en officieren kijken. Ook leiders van paramilitaire bendes bezoeken Leskovac. Hun milities heten `Wolven', `Gouden Leeuwen' of `Schorpioenen'. Als Goran twee weken heeft getraind onder een oud-officier, komt Rujo Gogic langs. Hij leidt de militie met de naam `Wolven van de Vervloekte Bergen'. Goran en veertien anderen sluiten zich bij hem aan en rijden begin maart naar de Rugova-vallei, vlakbij de stad Pec. Het wachten is op de NAVO-bommen.

Begin jaren negentig waren paramilitaire bendes de stoottroepen van de etnische zuiveringen: zij deden het vuile werk. Het zijn soms idealisten, maar meestal jonge criminelen en hooligans uit het stadsproletariaat. De politie en geheime diensten waren nauw bij de organisatie van de bendes betrokken. Die verstrengeling tussen politie en gangsters blijft in het naoorlogse Servië. Het kost daarom in 1999 weinig moeite weer milities op de been te brengen. Paramilitaire leiders werven onder criminelen, berooide vluchtelingen en veteranen uit Kroatië en Bosnië. Gevangenissen zijn ook een rijke visgrond. De militieleiders werken als freelancers. Hun weldoeners - mafiabazen met contacten binnen het staatsapparaat - zorgen voor wapens, uniformen, voertuigen, radio's. In ruil eisen ze een percentage van de buit.

Medio februari reist de 30-jarige `Toni' door Kosovo. Hij werkt in dienst van de grootste mafiabaas van Belgrado, Zeljko Raznjatovic, alias Arkan. Die heeft zich van bankrover, huurmoordenaar, hooliganleider en militieleider opgewerkt tot zakentycoon en rolmodel voor de jeugd. Toni huurt voor zijn bende, de `Tijgers' in Kosovo trucks en chauffeurs in voor vervoer van de buit. Want Arkan weet dat er kapers op de kust zullen zijn. `Wij hadden de beste contacten in Belgrado en de beste informatie', zegt Toni. Begin maart krijgt hij lijsten met de namen en adressen van de rijkste Albanese burgers, per regio en stad. Toni: `Die waren opgesteld door de gemeentehuizen en poitiebureaus in Kosovo. We wisten waar we moesten zoeken.'

Tekenen

In Parijs komen de Servische en Albanese delegaties op 15 maart voor de tweede maal bijeen. De entourage is ditmaal sober. De Serviërs stellen nieuwe eisen. Maar de Albanezen tekenen `Rambouillet' op 18 maart.

Daarna gaat het snel. Op 20 maart vertrekken 1.400 OVSE-waarnemers uit Kosovo naar Macedonië. `We hadden al zo vaak onze koffers gepakt', zegt waarnemer Willem Houwen. `We dachten dat we over drie dagen terug zouden zijn.' Hij ziet Amerikanen mobiele telefoons uitdelen onder hun Albanese contacten. De NAVO-ambassades in Belgrado sluiten de deuren. Westerse journalisten in Pri´stina worden door Serviërs bedreigd, de meesten slaan op de vlucht. De Russische premier Primakov, op weg naar Washington om een IMF-lening los te bedelen, laat op 23 maart zijn vliegtuig theatraal rechtsomkeer maken. Richard Holbrooke reist voor het laatst naar het Witte Paleis in Belgrado. Milosevic wijkt niet. `Zie ik u nog terug?', vraagt de president bij het afscheid onverwacht sentimenteel. Die avond gelast secretaris-generaal Solana van de NAVO het begin van operatie Allied Force.

Op het hoofdkwartier Shape ligt op 24 maart een doelenlijst klaar. Deze `Master Target File' bevat 169 doelen. Meer dan 53 worden die avond niet geraakt. Een speldenprik, al doet de NAVO-voorlichting anders voorkomen.

Het aanvalsplan van `Allied Force' - OPPLAN 10601 - is vanaf oktober 1998 uitgewerkt. Het plan kent drie fases. In fase 1 wordt de Joegoslavische luchtafweer uitgeschakeld. In fase 2 isoleert de NAVO de strijdkrachten in Kosovo door aanvallen op de infrastructuur, commandoposten, communicatielijnen en brandstofopslagplaatsen onder de 44ste breedtegraad. In fase 3 volgt het `decimeren': aanvallen op de strijdkrachten, op commandocentra in Belgrado, op de zware industrie en de stroomvoorziening.

Het plan is in strijd met de militaire doctrine die sinds de Golfoorlog in zwang is. Die gaat uit van het gebruik van een `overweldigende macht'. De tegenstander moet meteen knock-out gaan, het element van verrassing wordt maximaal uitgebuit. `Allied Force' bouwt de aanvallen juist langzaam op en kondigt ze min of meer aan. Het zijn `signalen' om de vijand naar de onderhandelingstafel te dwingen. NAVO-commandanten fronsen de wenkbrauwen, maar meer speelruimte krijgen ze niet. De NAVO-leiders sluiten een aanval over land bovendien expliciet uit. Clinton denkt dat niet aan het Congres te kunnen verkopen. Italië, Duitsland en Griekenland zijn mordicus tegen.

Het lijkt op 24 maart geen echt probleem. Verder dan de eerste fase zal de oorlog nooit komen, zo denkt men te weten. Richard Holbrooke schrijft in zijn boek `To End a War' hoe hij tegen Serviërs aankijkt: als de bullebak van het schoolplein die inbindt zo snel een grotere krachtpatser zich aandient. ,,Zij respecteren alleen macht en een niet-ambivalente en geloofwaardige dreiging die te gebruiken.'' Zo denkt men erover. Na een week weet Milosevic dat het menens is, dan bindt hij wel in, is de communis opinio. `Wij waren erg van onszelf onder de indruk', spot een NAVO-diplomaat. `Die vastberadenheid van Belgrado leek ons blufpoker.'

Sommige lidstaten werken wel `worst case-scenario's' uit, maar die belanden in een lade. Alleen de nieuwe premier van Italië, Massimo D'Alema, heeft sombere voorgevoelens. Op 5 maart vraagt hij Clinton in Washington wat hij denkt te doen als Milosevic Kosovo etnisch zuivert. D'Alema vreest een exodus van 300.000 Albanezen. Clinton heeft geen antwoord paraat. `Meer bombardementen', zegt zijn veiligheidsadviseur Sandy Berger.

`Wat men niet wilde beseffen, is dat het tempo van de etnische zuiveringen in Kosovo tot dan toe vrij laag was omdat de Serviërs werden afgeschrikt door het vooruitzicht van NAVO-aanvallen', zegt de Amerikaanse analist Ivo Daalder. `Maar na 24 maart konden de Serviërs de schroom van zich afwerpen.'

`Wij verwachtten een militair offensief tegen het UÇK. De Albanezen zouden de heuvels invluchten, ons zwartste scenario ging uit van 25.000 vluchtelingen over de grens', zegt een NAVO-diplomaat. Hij verklaart het gebrek aan voorstellingsvermogen uit de structuur van de alliantie. `We zijn een consensus-machine, alle energie gaat naar het zoeken naar eenheid over een strategie. We zijn heel zwak in wat de Amerikanen `consequence management' noemen: hoe reageert de vijand?'

Die blindheid heeft ook zijn nut. Veel NAVO-lidstaten kunnen simpelweg geen rekening houden met sombere scenario's. `Stel je voor dat we alles vooraf hadden geweten', zegt een NAVO-functionaris. `We waren er nooit aan begonnen. Over-optimisme over geweld is voor democratieën een noodzakelijke voorwaarde om geweld te gebruiken.'

Gezien vanuit Belgrado zijn er argumenten ten over om de NAVO te trotseren. Milosevic hoopt op Russische steun. Hij kan de duiven binnen de alliantie op den duur wellicht tegen de havikken uitspelen. Een grondoorlog wordt uitgesloten, dus wil de NAVO niet tot het uiterste te gaan. Het luchtoorlogje van december tegen Irak ligt nog vers in het geheugen: vier dagen bombardementen, die staken als Saddam Hoessein voet bij stuk houdt. Vanuit Belgrado bezien lijkt de NAVO-dreiging nauwelijks geloofwaardig en zeer ambivalent.

Het Joegoslavische leger verzekert de leiding bovendien, in de typerende overmoed van reguliere legers tegenover een lichtbewapende guerrilla, dat het UÇK binnen een week is vernietigd. Daarna kunnen de troepen in Kosovo zich verspreiden, ingraven en camoufleren. En wachten tot de eenheid binnen de NAVO breekt.

Crisis

Allied Force beoogt `meer menselijk leed en repressie tegen de burgerbevolking van Kosovo te voorkomen', zegt secretaris-generaal Solana. Het pakt anders uit: na een week zadelt Belgrado het Westen op met een humanitaire crisis van enorme omvang.

Eind maart druppelen de eerste vluchtelingen over de grens, per trein, bus, auto, tractor of te voet. De stroom zwelt aan tot dagelijks 40.000 in medio april. Op hoogtijgdagen staan bij de grenzen kilometerlange files. Servische grenstroepen nemen paspoorten en identiteitspapieren in beslag, schroeven kentekens van auto's: het is niet de bedoeling dat de vluchtelingen terugkeren. Hun aantal loopt op tot meer dan 800.000. Daarnaast, zo schatten hulpverleners in, verschuilen zich ruim een half miljoen Albanezen in de heuvels van Kosovo.

Niemand is voorbereid op deze vloedgolf. `De (VN-vluchtelingenorganisatie) UNHCR had vooraf als zwartste scenario dertig- tot veertigduizend vluchtelingen', zegt Daan Everts, in maart het hoofd van de OVSE in Albanië. `Maak daar 150.000 van, drongen we aan. Maar dat leek hen onzin. Hun mensen hadden toch veel ervaring? En de Westerse regeringen hadden gezegd dat het zo'n vaart niet zou lopen.'

Macedonië raakt in paniek. Het land kampt met wrijvingen tussen de Macedonische meerderheid en de Albanese minderheid. De regering gooit de grenzen dicht. Zo ontstaat bij grenspost Blace een onhoudbare situatie. Tienduizenden Kosovaren wachten in de stromende regen op toelating. In het modderbad zijn geen tenten, geen latrines, geen medische voorzieningen. Men vecht om brood. Pas dan neemt de NAVO de taak op zich vluchtelingenkampen te organiseren.

`Operatie Hoefijzer' is begonnen. De grensstreek met Albanië wordt binnen een week ontvolkt, van mijnenvelden voorzien en zwaar versterkt. Vanuit het noorden en oosten rukken Servische troepen op, met de wijzers van de klok mee, burgers en UÇK-strijders voor zich uitdrijvend. Die stromen naar het zuiden en raken daar tussen hamer en aambeeld. Anderen vluchten naar de bossen en de heuvels. Zij worden geïsoleerd en uitgehongerd.

Militair gezien is het niet nodig ook de grote steden te ontruimen. Toch worden bijna alle Albanezen uit de steden Pec en Djakovica na de eerste bommen richting grens gedreven. In Pri´stina en Kosovska Mitrovica zet de politie even later complete wijken de grens over. Daarmee hoopt Milosevic waarschijnlijk de NAVO de handen te binden en de buurlanden te destabiliseren.

Op het platteland verlopen de zuiveringen volgens een bekend patroon. Het leger of de politie legt een ring rond dorpen en bestookt ze met artillerie en tanks. Daarna trekken politietroepen of paramilitairen het dorp binnen. Het hangt van hun humeur af op welke schaal er wordt verkracht, gemarteld en gemoord, maar geplunderd wordt er altijd. Angst doet de rest: complete dorpen slaan op de vlucht zonder dat een schot is gelost. Op NAVO-luchtfoto's is te zien hoe kolonnes kris-kras door Kosovo trekken om op één punt bijeen te komen en richting grens te worden geschoven.

Toni, de Arkan-Tijger, zegt dat er in maart 1999 dodenlijsten klaarliggen van Albanese nationalisten en notabelen. `Voor dat werk hadden we vrijwilligers uit Bosnië en waren junks van straat geplukt in Belgrado. Erg georganiseerd verliep het moorden niet. Ze deden maar wat.' Andere paramilitairen vertellen dat de politie in de stad Pec een crisiscentrum opricht, die per dorp dodenlijsten verstrekt.

Er bestaat in Kosovo een onderscheid tussen het leger, de politie en paramilitairen, maar vanaf het begin van Allied Force staat de hierarchie op zijn kop. Formeel is in Kosovo het leger de baas, maar de dienstplichtigen hebben inferieure wapens en soms niet eens uniformen. Uiterlijk lijken veel reservisten eerder op paramilitairen. Een goed georganiseerde bende als de Arkan-Tijgers heeft donkergroene uniformen, moderne wapens, satelliet-telefoons, jeeps. Zij lijken eerder op een leger.

Politiemensen en militairen zeggen dat hun officieren bang zijn voor de bendeleiders en hun meestal gehoorzamen. De Tijgers hebben de opdracht discreet te opereren en geen emblemen te dragen. Maar al snel duiken elders bendes op met Tijger-emblemen. Zij hopen met dit beruchte symbool de Albenezen of rivaliserende milities schrik aan te jagen. Veel bendes zijn ongeorganiseerd. Zij storten zich in Kosovo in het kielzog van het leger als een sprinkhanenplaag op de veroverde dorpen. Helemaal onderaan de Servische plunderladder staan de zigeuners. Zij mogen de kruimels oppikken.

Garde

De politie - de SJP - fungeert in Kosovo als lichte infanterie. Deze in paars-blauw uniform geklede stoottroepen hebben pantserwagens met zware mitrailleurs, mortieren, gevechtshelikopters. Zij dienen als Milosevic' pretoriaanse garde en zijn de afgelopen tien jaar qua salaris en uitrusting voorgetrokken boven het leger. De SJP speelt een hoofdrol bij etnische zuiveringen.

Locale Servische politie, aangevuld met vrijwilligers, vormen plaatselijk eigen doodseskaders. In de stad Pec maakt `Munja' (Bliksem) zich berucht, in Djakovica vormen zich `de Wespen'. Paramilitairen doen zich soms voor als politiemensen, politiemensen als paramilitairen. `Een standaard-scenario in Kosovo was good cop, bad cop,' zegt een onderzoeker van het Joegoslavië-tribunaal. `De politie klopt op de deur en waarschuwt de bewoners te vluchten omdat paramilitairen in aantocht zijn. Maar dat zijn dan gewoon collega's.'

De `Frenki's', of JSO, een elite-eenheid onder de schimmige commandant Franko Simatovic, spelen in het westen van Kosovo een hoofdrol. Deze eenheid van de geheime dienst geldt als het hardste en beste getraind. Ze zijn herkenbaar aan groene of zwarte cowboyhoeden. De SJO gaat voorop in de strijd tegen UÇK-dorpen; ze zijn er trots op nooit gevangenen te nemen. Volgens `Jacques', een voormalige Frenki, krijgt het SJO in maart opdracht `voorraadlijnen' van het UÇK door te snijden. Burgers dienen ze `uit te schakelen'. Jacques: `Het was waanzin, maar we voerden onze opdracht uit. We vermoordden bejaarden, mannen, vrouwen, kinderen, koeien, kippen.' De Frenki's vertrouwen niemand. Ze hebben hun eigen artsen, verpleegsters en geneesmiddelen.

Mishandelen en verkrachten is zelden een directe opdracht, zeggen paramilitairen, maar wordt ook niet bestraft. Goran van de `Wolven': `Als er een meisje was verkracht, werd onze commandant even kwaad, en zei hij: `niet weer doen'. Dat maakte weinig indruk.' Treiteren van de Albanese bevolking geldt als een aardige hobby. Toni ziet op een dag Tijgers kolonnes vluchtelingen richting grens sturen en daarna weer terug. `Ze speelden verkeersagent en hadden veel plezier.'

Doden

Hoeveel doden in Kosovo zijn gevallen, is nog een open vraag. Het Joegoslavië-tribunaal komt na evaluatie van de lijsten op 11.433 vermisten. Het Amerikaanse State Department schat het aantal doden nu op ruim achtduizend, en dat lijkt een realistische schatting.

Onderzoek bij veronderstelde massagraven in Kosovo levert het tribunaal dit jaar 2.108 stoffelijke resten op. Dat getal zegt weinig, vertelt een onderzoeker. `Vaak zien we het volgende patroon. Albanezen worden in een huis samengedreven en met machinegeweren en handgranaten vermoord. Dan wordt er benzine over gesprenkeld en alles in brand gestoken. In zo'n geval vinden we een ru›ne met één intact skelet en een kaakbeen. Wij zoeken lichamen om sectie op te verrichten, dus melden in zo'n geval maar één lichaam.'

Servische troepen besteden veel aandacht aan het verwijderen van de lijken, vooral wanneer de NAVO publiciteit geeft aan een massagraf. Bij Izbica, waar zowel luchtfoto's of video-opnames van 142 graven zijn, vinden onderzoekers later door bulldozers omgewoelde aarde en botfragmenten.

Rade, een 22-jarige politieman uit Pec, herinnert zich dat zijn commandant in woede ontsteekt als hij eind maart hoort dat zijn eenheid Albanezen in hun huizen hebben vermoord en achtergelaten. Dat moet voortaan in het open veld, zegt hij. Vanaf half april rijden speciale eenheden met trucks en koelwagens langs gezuiverde dorpen om lijken te verzamelen. Hun bestemming is onbekend, maar de smeltovens bij de staalfabriek van Glogovac en Pristina worden vaak genoemd.

Het Joegoslavië-tribunaal gaat uit van de volgende hypothese. Het platteland van Kosovo is binnen enkele weken ontvolkt, daarna heeft men twee maanden de tijd om bewijs te vernietigen. Het tribunaal richt zijn onderzoek op die speciale Servische eenheden. Hun bestaan is van belang om aan te tonen dat er in Kosovo volkerenmoord is gepleegd. ,,Het vernietigen van bewijs raakt het hart van genocide'', zegt een onderzoeker. ,,Men kan argumenteren dat Servische troepen bij het begin van de bombardementen uit paniek of uit woede gingen moorden. Dat valt weg als er een mechanisme is voor verwijdering van lichamen. Dan is er opzet in het spel en een doelmatige organisatie.''

Verliezen

Met de deportatie van Albanezen hoopt Milosevic het Westen misschien te intimideren, de buurlanden te destabiliseren, de NAVO-troepen de handen te binden. Maar de publieke opinie staat nu vierkant achter Allied Force. `De sfeer bineen de NAVO was ook: Milosevic is niet goed wijs', zegt een hoge militair. `Hij geeft ons gratis alle argumenten om deze actie door te zetten.'

Het kost eind maart weinig moeite de lidstaten over te halen om fase 2 van Allied Force in te gaan. Nog voor 1 april gaat de NAVO dan over op fase 2b, zoals het heet. In feite is het fasenplan allang losgelaten. De NAVO improviseert; fase 2b dient alleen om een intern debat over de invoering van fase 3 te vermijden. `Laten we wel zijn', zegt een Franse NAVO-diplomaat. `In april bevonden we ons ruimschoots in fase 7. Zo'n bombardement op Milosevic' paleis, op een sigarettenfabriek: dat was nooit voorzien.'

De intensiteit van de luchtaanvallen neemt snel toe. Het aantal beschikbare toestellen stijgt van 400 in maart tot ruim 1,100 in juni, 14 landen zijn dan bij de luchtcampagne betrokken. In 78 dagen worden ruim 37.000 vluchten uitgevoerd en ruim 23.000 bommen en raketten op Joegoslavië afgevuurd. De verliezen van de NAVO blijven verrassend laag. Slechts twee toestellen worden neergehaald door de Servische luchtverdediging, de piloten worden in beide gevallen gered. Maar het snelle verlies van een onzichtbaar geachte Stealth-117 geldt wel als een zware tegenslag.

Voortdurend is de vraag wat nodig is om Milosevic op de knieën te dwingen. Op 3 april worden voor het eerst ministeries in het hart van Belgrado onder vuur genomen. Daarna volgen bruggen, wegen, televisiestations, partijcentra, de residentie van Milosevic, fabrieken van zijn medewerkers, olie-installaties, stroomcentrales. Het aantal en de soorten doelen escaleren zo snel dat de doelenlijst al snel tekort schiet. `Jongens, geef ons in godsnaam iets om op te schieten', luidt het parool op Shape. Het aantal doelen breidt zich dan uit tot meer dan duizend, al is er vaak zo'n gebrek dat de NAVO inlichtingendiensten uitnodigt eigen doelen aan te dragen. De CIA gaat in mei op die uitnodiging in, met rampzalige gevolgen.

De Noord-Atlantische Raad (NAC), het hoogste orgaan binnen de NAVO, staat vanaf het begin van de luchtoorlog buitenspel. Het enige dat de 19 ambassadeurs te zien krijgen, zijn lijsten met `bomb damage assessment': de aangerichte schade. `Wij hadden er wel vrede mee', zegt een diplomaat. `De Raad is zo lek als een mandje. Elk besluit dat hier genomen wordt, wordt openbaar.' De dagelijkse goedkeuring van de doelenlijst wordt aan secretaris-generaal Solana uitbesteed.

Zo zwemt de Raad 78 dagen lang in een vacuôm. De tijd wordt volgemaakt met abstracte debatten. `Het was soms wat vermoeiend', zucht een diplomaat. `Van die ellenlange betogen over niets.' De kleine lidstaten zijn wel nieuwsgierig naar de wijze waarop de doelen worden gekozen. Premier Kok laat in april naar Brussel bellen of iemand dat niet kan uitzoeken. De Nederlandse missie weet het ook niet. `Je dringt niet aan, dat ervaren de grote jongens als gezeur', zegt een Nederlandse diplomaat.

Wel valt het de diplomaten in Brussel steeds zwaarder aan hun eigen hoofdsteden te verkopen dat ze `eigenlijk in hun kantoor een sigaar roken en wachten tot het voorbij is', zoals een NAVO-functionaris het uitdrukt. Mede om die reden laat opperbevelhebber Wesley Clark in mei vaker zijn gezicht zien in Brussel. `Dan kunnen de diplomaten thuis vertellen: Ach, ik sprak Clark vandaag en toen ik hem dit vroeg, antwoordde hij dat.' Nederland hoort meestal pas achteraf hoe de NAVO de eigen F16's inzet. Generaal Short prijst de Nederlandse meegaandheid later, als contrast voor het obstinate Frankrijk. Een hoogwaardige luchtmacht, zegt Short. Een trotse, kleine luchtmacht. `En geef je ze een bevel, dan salueren ze en antwoorden: Ja baas. We zullen er zijn.'

Strategie

Wie praat er dan wel mee over de strategie? Een Franse NAVO-diplomaat ziet drie ringen. `De kern vormen de Amerikanen. Daaromheen zit een schil grote landen die instemming wordt gevraagd. Daaromheen de kleintjes. Die weten bijna niets.'

Dat de Amerikanen bij Allied Force het voortouw nemen, is logisch. De VS leveren het leeuwendeel van de vliegtuigen en voeren de meeste vluchten uit: ruim 70 procent. De Amerikanen leveren 90 procent van de kruisraketten, beschikken als enige over toestellen voor elektronische oorlogsvoering. Als enige hebben ze naast lasergeleide ook satelliet-geleide precisie-bommen, die ook bij slecht weer werken. En slecht weer dwarsboomt tijdens de eerste 45 dagen de operatie. De Amerikanen hebben een quasi-monopolie op `stealth-technologie' en kunnen als enige doelen in het hart van Belgrado raken zonder veel burgers te doden. Door hun spionage-satellieten hebben ze een semi-monopolie op informatie. Een hoge militair zegt dat 80 procent van de informatie over Joegoslavië afkomstig is van het Amerikaanse Joint Analysis Centre in Molesworth.

De Amerikanen voelen zich niet geroepen alles met hun bondgenoten te delen. `Ze voerden een parallelle oorlog binnen de oorlog', zegt een Franse NAVO-diplomaat. `Ze hebben niet voldaan aan hun minimale plicht tot informatie', meent een medewerker van Solana.

Voor die geslotenheid zijn goede argumenten aan te voeren. Het valt de NAVO op dat de Serviërs verdacht vaak doelen ontruimen vlak voordat de bommen vallen. `Ik zag tanks en geschut uit een kippenboerderij vertrekken, een kwartier voordat raketten insloegen', zegt een UÇK-soldaat. Servische spionnen die met mobiele telefoons vanaf Italië vliegbewegingen doorgeven, vormen niet altijd een verklaring; het onderscheppen van niet-beveiligde communicatie tussen piloten ook niet. Dat het Griekse militair apparaat lekt, blijkt als een journalist op de hoogte blijkt van een zeer vertrouwelijk gesprek. `Er was een mol', zegt de medewerker van Solana. `We hebben hem nooit gevonden.'

Natuurlijk houden de VS wel rekening met de grotere partners. Binnen de NAVO bestaat de traditie dat vier grote landen - de VS, Engeland, Frankrijk en Duitsland - bij gewichtige besluiten vooraf overleg voeren. De `Quad', heet dit. Op 3 april, als raketten voor het eerst inslaan in het centrum van Belgrado, belt Chirac met Clinton. Hij wil dagelijks overleg over de strategie en de doelen. Vanaf dat moment zijn er rond vijf uur 's middags teleconferenties tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van de grote landen. Italië mag aanschuiven: de `Quad' wordt zo de `Quint'. ,,Logisch'', zegt D'Alema's adviseur Oliveiri. `Er waren twee landen onmisbaar in deze oorlog: de VS en Italië. Zonder Italiaanse vliegvelden was het niet gelukt.' Buiten de Quint is er voortdurend telefonisch overleg tussen de leiders.

De Fransen staan in het overleg in de regel op de rem, maar ook de Italianen, de Duiters en zelfs de Engelsen hebben soms bedenkingen. Dat leidt vaak tot uitstel van een bombardement, maar zelden tot afstel. Typerend is de aanval op het hoofdkwartier van de staatszender RTS in Belgrado. Die wordt aangekondigd, dan na interne discussie afgeblazen. En vervolgens tóch uitgevoerd. NAVO-voorlichter Jamie Shea lijdt gezichtsverlies als hij tussendoor per brief verzekert dat de studio geen doelwit is.

Wesley Clark vind het debat over de doelen hoogst vermoeiend. `Tientallen keren was het 's ochtend: bel Solana even. Dan ging het van `Javier, kun je me helpen'. Moest Solana hem steunen omdat de Fransen weer dwarslagen', zegt een hoge militair op Shape. Clark toont in het openbaar veel begrip voor de bondgenoten. Maar op Shape hoort zijn staf hem vaak zeggen dat hij de oorlog duizend maal liever met alleen Amerikanen had gevoerd.

Frankrijk veert even boos op als generaal Short in oktober in de Amerikaanse Senaat verklaart dat Frankrijk het succes van Allied Force ondergroef door steeds met de `rode kaart' te zwaaien. De Franse invloed op de campagne was enorm, terwijl ze maar 8 procent van de vluchten leverden, wast Short Parijs de oren. `If you can't walk with the Big Dog, stay on the porch.'

Bronnen binnen het Elysée reageren nu met een schouderophalen. Onterecht, idioot, onaagenaam vindt men die kritiek. Er is stevig gediscussieerd bij het vaststellen van de doelen. Maar was een besluit genomen, dan werd dat loyaal uitgevoerd zonder een `ik-heb-het-nog-zo-gezegd' achteraf. `Het belangrijkste is dat we het over de hoofdpunten eens waren, van begin tot eind. De eenheid bleef bewaard.'

Shape

De `Quint' praat over de algemene strategie, niet over details. Dat blijft een zaak van de militairen. Opperbevelhebber Wesley Clark zet op NAVO-hoofdkwartier Shape in het Belgische Mons de lijnen uit. Onder zijn collega's is hij impopulair: ze vinden hem tezeer een politicus. Clark is een `micro-manager', die van alle details op de hoogte wil zijn. Tijdens Allied Force brengt hij 95 procent van zijn tijd op Shape door. Als hij naar buiten moet, heeft hij een laptop waarop hij alle vliegbewegingen kan volgen. In de kelder van zijn chateau zijn dezelfde communicatie-faciliteiten aangelegd als op het hoofdkwartier, zodat Clark tot diep in de nacht kan doorwerken.

De laatste weken van Allied Force oogt Clark uitgeput. Zijn dag begint om 5 uur, wanneer hij baantjes trekt in zijn zwembad. Om 8 uur leidt hij een `deskside-briefing' met zijn internationale staf. Daar wordt besproken hoe de luchtcampagne verloopt en neemt men de doelenlijst van de komende 72 uur door. De generaals van de grote landen nemen de lijsten mee voor hun leiders. Om 9 uur volgen gesprekken met commandanten in het veld. Om 9.45 begint het serieuze werk, een videoconferentie met louter Amerikaanse generaals: USA-only. Die conferentie duurt anderhalf uur. Vanaf begin april mag een deel van Clarks staf erbij zitten. `Daar werden de taken echt uitgezet', zegt een hoge militair.

Binnen het Amerikaanse kamp bestaan ook meningsverschillen. De ijzervreter Michael Short wilde op de eerste dag al massieve aanvallen op Belgrado, stroomcentrales, bruggen over de Donau: op `de kop van de slang'. Short toont minder begrip dan Clark voor de smalle marges van coalitie-oorlogsvoering. De veiligheid van zijn `kids' - de piloten - gaat boven alles. En van één kid in het bijzonder. Zijn zoon Chris vliegt tijdens Allied Force veertig missies in een trage A-10 en overleeft een treffer van een Servische raket.

Short begrijpt niet dat Montenegro op Frans en Italiaans aandringen wordt ontzien - de landen hopen zo de pro-westerse president Djukanovic in het zadel te houden. De Serviërs doorzien dat en concentreren een groot deel van hun luchtmacht en raketten op het Montenegrijnse vliegveld van Podgorica. Short meent dat zijn flank daardoor wordt bedreigd: Montenegro ligt op de aanvliegroute vanaf Italië.

Later in de campagne is Short ontevreden omdat de campagne zich steeds sterker op de Servische troepen in Kosovo richt. Verspilling van dure munitie vindt hij die aanvallen op losse tanks en geschut, die ook nog vaak dummies zijn. Dat is een klassiek luchtmacht-versus-leger conflict. Short denkt Milosevic met bombardementen alleen op de knieën te kunnen dwingen, Clark gelooft dan dat een invasie in Kosovo op termijn onvermijdelijk is. De aanvallen op Servische troepen in Kosovo bereiden het slagveld voor.

Zenuwenoorlog

Belgrado zet steeds zijn kaarten op het uiteenspelen van de NAVO. De duiven binnen de alliantie, zoals Italië, tracht Milosevic over te halen apart met hem te onderhandelen. In mei hoopt hij een mooi gebaar te maken door zijn `krijgsgevangene' Rugova naar Rome te sturen. Italië reageert niet. `D'Alema kon de rug recht houden', zegt zijn adviseur Dassu. `Dat een ex-communist regeerde, heeft erg geholpen. Was Berlusconi premier geweest, dan was er hier massale oppositie tegen de oorlog geweest.' Datzelfde geldt in feite voor de groen-rode coalitie in Duitsland.

Joegoslavië boekt wisselend succes met het bewerken van de publieke opinie in het Westen. De Albanese vluchtelingen en hun gruwelverhalen keren zich tegen Belgrado. Maar het luidruchtige vertoon van Servische eenheid en vastberadenheid maakt aanvankelijk wel indruk. In Belgrado zijn popconcerten tegen de NAVO. Als de NAVO in de bruggen van Novi Sad vernietigt, verzamelen zich elke nacht honderden betogers op de bruggen van Belgrado. Ze dragen een schietschijf op hun borst. De gelijkgeschakelde Servische media leveren hun bijdrage aan het moreel. Dagelijks melden ze neergehaalde NAVO-toestellen en roepen de bevolking op tot een klopjacht op de piloten.

`We zaten elke nacht met drie gezinnen in de schuilkelder', zegt de Servische journaliste Gordana Igric. `De kinderen maakten borden met slogans, om mee te betogen. `Clinton-Hitler'. `NAVO-moordenaar'. Ze leerden van de televisie krijgsliedjes. De mannen stonden de hele nacht met bier en rakija op het dak naar de hemel te turen, op zoek naar parachutes.' De paranoia wordt gevoed door verhalen over spionnen die in flats richtzenders voor raketten opstellen. In de Servische propaganda bestaan woorden als `NAVO', `vliegtuigen' of `Clinton' niet langer. het is `criminele NAVO', `monsterlijke vliegtuigen', de `moordenaar van het Zwarte Huis'.

Een tweede Servische troefkaart is de collateral damage, `bijkomende schade': Servische burgers die omkomen door afzwaaiers. De eerste afzwaaier is op 6 april bij het mijnstadje Aleksinac; daar sterven twaalf burgers. In totaal trekken twaalf missers veel aandacht: raketten die bussen en treinen raken, incidenten met Albanese vluchtelingen, een clusterbom op een ziekenhuis en op de markt van Ni´s, en vooral de Chinese ambassade op 7 mei.

Sommige Servische gevallen van `bijkomende schade' ogen verdacht. Soms zijn bij tv-reportages over NAVO-missers beelden ingelast van andere incidenten. Lichamen liggen na te smeulen terwijl onduidelijk is hoe ze in de brand hebben kunnen vliegen. Soms zijn lijken van Servische militairen en vervangen door burgers die elders zijn gedood.

In de nacht van 23 april vernietigen raketten het hoofdkwartier van de staatszender RTS. Zestien medewerkers komen om. Het regime spreekt over journalisten, maar dat klopt niet. Wat doen zein het gebouw terwijl het luchtalarm afgaat en bekend is dat RTS een doelwit is? Bij vrijwel alle aanvallen in Belgrado - bijvoorbeeld op TV Pink en Radio Kosova, verbonden aan de familie Milosevic - bevindt zich geen personeel in het gebouw.

De Servische journalist Vlado Mares schrijft dat de tv-bazen Milanovic en Komrakov in april hun werknemers op straffe van ontslag dwingen tot nachtdiensten, die al snel `kerkhofdienst' heet. Komrakov arriveert vlak na de aanval bij de puinhoop en krijgt rake klappen van boze werknemers. Zij denken dat hun collega's zijn opgeofferd om sympathie te wekken in de westerse pers. Als dat de opzet is, slaagt die royaal. Veel journalisten betuigen hun solidariteit. Op 23 oktober onthullen nabestaanden in Belgrado een gedenksteen voor het RTS-gebouw: een traan van steen. `Voor de zestien die werden opgeofferd, rust in vrede', luidt de tekst.

Joegoslavië schat het aantal burgerdoden van Allied Force achteraf op 2.000. Elsevier schrijft in november op basis van een Servisch witboek dat NAVO-bommen 491 burgers het leven hebben gekost, voor het merendeel Albanezen.

Voorlichting

De voorlichting van de NAVO in Brussel werkt in de regel niet met grove leugens. Wel gebruikt men vage, misleidende cijfers of verzwijgt men vitale informatie. Jamie Shea en zijn team beleeft zijn zwartste dag op 14 april, als bommen een vluchtelingenkonvooi raken bij Djakovica. Er worden 64 doden gemeld. Jamie Shea en zijn voorlichtingsteam zijn dan nog op vredessterkte: zeven man. De militairen geven hun mondjesmaat informatie, van wisselende betrouwbaarheid. Dat resulteert in een catastrofe. Shea ontkent eerst dat er een aanval was. Het was een militair doel, het was geen militair doel. Er was één aanval, er waren twee aanvallen. De verwarring is compleet.

Die avond, als Shea zijn wonden likt, krijgt hij van een vriend te horen dat Clinton en Blair elkaar hebben gebeld. Zo kan het niet langer, hebben de leiders besloten. Blair stuurt zijn spindoctor Allister Campbell naar Brussel, het team wordt uitgebreid met twintig voorlichters. Die hebben goede contacten binnen hun eigen militaire establishment. Campbell arriveert een dag later met de Eurostar in Brussel. In de trein heeft hij al al een schema gemaakt voor een nieuwe mediastrategie. Met de komst van Campbell wordt de grens tussen informatievoorziening en propaganda overschreden, denken Britse journalisten die hem kennen. `Volslagen crap', zegt Campbell nu. `Maar het kan me niet schelen of je het propaganda noemt of niet. Vergeet niet dat er ook een media-oorlog was.'

De NAVO geeft zijn missers daarna in de regel snel toe. Bij de aanval op de Chinese ambassade op 7 mei werkt de voorlichting soepel. Wesley Clark heeft die avond gekozen als `Big Bang'. Er zijn liefst 35 doelen in het hart van Belgrado gekozen, waaronder hotel Yugoslavia, het hoofdkwartier van Arkan. ,,Milosevic zou die avond echt zien dat het ons ernst was, dat zijn mensen nergens veilig waren'', zegt een NAVO-functionaris.

Het wordt een catastrofe. Rond middennacht treffen drie raketten van een Amerikaanse B-2 de inlichtingensectie van de Chinese ambassade in de wijk Novi Beograd. Er vallen drie doden: een journalist, twee spionnen. Een triomfantelijk persbericht van Clark wordt de volgende ochtend tijdig onderschept. Daarin wordt het succes van de vorige nacht breed uitgemeten en staan in de laatste alinea wat regels over de ambassade.

Binnen een dag hebben de voorlichters een uitleg: de piloot dacht een directoraat bewapening van het Joegoslavische leger te treffen. De schuld ligt bij de CIA, die voor het eerst een eigen doel had aangedragen.

Complottheorieën zijn er sindsdien te over. Ook binnen de NAVO betwijfelen diplomaten dat het werkelijk een ongeluk was. Een NAVO-functionaris: `Het is logisch dat niemand geloofd dat zoiets doms als het gebruik van een oude kaart dit verklaart. De doelenselectie is zo'n complex proces, met controle en dubbele controle op basis van een allerlei informatie. Met ingewikkelde berekeningen over de kans op burgerslachtoffers. En dan zoiets stoms? Maar hoe gecompliceerder een patroon, hoe meer fouten erin kunnen sluipen. Dat is chaos-theorie voor beginners.'

The Observer schrijft in oktober dat de ambassade is geraakt omdat de Chinezen radiosignalen doorgaven voor het Joegoslavische leger en Belgrado het zenuwcentrum is van Chinese spionage-activiteiten in Europa. Maar wat bij deze oplossing van de misdaad nog steeds ontbreekt, is een motief. Waarom voor zo'n beperkte doel zulke enorme politieke schade riskeren?

Tijdens Allied Force onverdrijft de NAVO de eigen accuratesse. De Amerikaanse generaal Wald beweert bijvoorbeeld dat 99,6 procent van de bommen doel treffen. Hij komt op die uitkomst door de twaalf geruchtmakende missers af te trekken van het totale aantal afgeworpen bommen en raketten. Maar veel andere bommen hebben dan wel geen burgers gedood, of ze hun doel raakten is ook niet bekend. Dit soort verrekeningen lijkt bewust.

Het publiek krijgt zo het idee dat een schone oorlog mogelijk is. Dat elk gedode burger een ongeval en geen onvermijdelijk effect van de oorlog. Dat men ook in de toekomst 78 dagen kan bombarderen zonder één piloot te verliezen. Dat, zo waarschuwt de analist Anthony Cordesman, kan de NAVO de toekomst nog opbreken.

Grondoorlog

Op 24 maart, de eerste dag van `Allied Force', zegt president Clinton: ,,Het is niet mijn bedoeling onze troepen naar Kosovo te sturen om een oorlog te vechten''. Die uitspraak komt hem op een gestage stroom kritiek te staan. De Duitse generaal Klaus Naumann, het hoofd van het militair comité van de NAVO, gaat begin april met pensioen. `Als een kapitein die in een storm per helikopter van zijn fregat wordt gehaald', zegt hij zelf. Naumann uit scherpe kritiek op de tot dusver gevoerde strategie. ,,Men moet zijn tegenstander altijd in het ongewisse laten over de risico's die hij loopt.''

In de loop der tijd worden Clintons uitspraken over een grondoorlog ambivalenter. Op 18 mei zegt hij: ,,Alle opties zijn op tafel.'' De planning voor een grondoorlog is dan al begonnen.

Over een grondoorlog is binnen de NAVO al in 1998 nagedacht. In de zomer komen in Brussel 21 scenario's voor luchtoorlogen, landoorlogen en gecombineerde oorlogen op tafel. Daaronder bevinden zich de `grondopties' B en B-min. B behelst een bezetting van heel Joegoslavië, B-min een bezetting van Kosovo. De NAVO-ambassadeurs stellen in juni de in militaire ogen minst interessante vraag als eerste. Hoeveel man kost dat? Voor B en B-min 300.000 en 170.000 man, antwoordt Clark. Onverkoopbaar in eigen land, denken de ambassadeurs. De plannen verdwijnen in een lade en zullen nooit meer in de Noord-Atlantische Raad ter sprake komen.

Toch mogen de NAVO-planners half april verder werken aan hun grondopties. Dat is vooral te danken aan de Britse premier Tony Blair. Voor deze `militaire maagd', zoals hoge Britse defensieambtenaren hem noemen, is Kosovo een morele kruistocht. Blair zegt eerst in het succes van de luchtcampagne te geloven, maar als hij midden april naar de Verenigde Staten reist, klinken andere geluiden. In Chicago citeert hij Bismarcks fameuze uitspraak dat `de Balkan niet het leven waard is van één Pommerse grenadier'. `Iedereen die de door tranen bevlekte gezichten van de honderduizenden vluchtelingen heeft gezien, weet dat Bismarck ongelijk heeft', zegt Blair.

Dit komt Clinton niet goed uit. Hij is bang dat de NAVO-top in Washington op 23 april ontaardt in een ruzie met de Duitsers, die niets van een grondoorlog willen weten. Blair en Clinton komen tot een vergelijk: Blair zal zwijgen over de grondoorlog, in ruil geeft Solana toestemming de plannen uit te werken. Begin mei is er nog één boos telefoontje uit Washington nodig om Blair de mond te snoeren.

Men is het dan wel eens dat het in elk geval nuttig is te dreigen met een grondoorlog. Ambivalentie is daarbij de sleutel. Er moet zoveel gesuggereerd worden, dat Milosevic zich zorgen gaat maken. En zo weinig dat de duiven binnen de NAVO het kunnen negeren. Zo worden Apache-gevechtshelikopters naar Albanië gestuurd, vergezeld van 3.000 man gevechtstroepen. Ze komen nooit in actie, maar het oogt dreigend. Op 25 mei wordt de omvang van vredesmacht Kfor in Macedonië uitgebreid tot 48.000 man. Het lijken stappen in de richting van een invasiemacht.

Scenario's

Wesley Clark grijpt de kans met beide handen aan. Hij heeft het steeds onverantwoord gevonden een grondoorlog uit te sluiten. In het NAVO-hoofdkwartier Shape in Mons verrijst een maquette van Kosovo, waarop de scenario's worden uitgebeeld. De planners grijpen terug op plan B-min. `We hadden die 21 scenario's op de plank. Dan pak je het scenario dat het meeste lijkt op de situatie zoals die zich voordoet', zegt een militair op Shape.

De voorkeur gaat uit naar een hoofdaanval uit Macedonië en een kleinere aanval via Albanië. De invasiemacht zal zich eerst een weg moeten banen door smalle, ondermijnde ravijnen. Daarna wordt het eenvoudiger: in de laagvlakte van Kosovo kan de NAVO-troepenmacht uitwaaieren en de luchtmacht elke Servische poging tot weerstand wegbombarderen. Een probleem is dat Macedonië weigert uitvalsbasis te zijn voor een invasie. De planners moeten dus ook rekening houden met een aanval via Albanië. Dat is een logistieke nachtmerrie. Via de grensplaats Kukës loopt de enige, smalle weg waarover de strijdmacht naar Kosovo kan rijden. Die weg wordt in april door Duitse en Italiaanse genie-troepen verstevigd voor zware trucks met humanitaire hulp - en tevens voor pantserwagens en lichte tanks. Op 31 mei krijgt Wesley Clark het groene licht om de weg zo te versterken dat ook zware tanks hem kunnen gebruiken.

Binnen het Pentagon stuiten Clarks plannen op een koele ontvangst. De Amerikaanse minister van Defensie Cohen en de chefs van staven willen geen grondoorlog; Clark maakt nieuwe vijanden door daar bij de videoconferenties op te blijven aandringen.

In de laatste weken moeten de lidstaten het alternatief voor een grondoorlog onder ogen zien. Een winter van bombardementen, met honderdduizenden Albanezen in kampen over de grens. Een besluit kan niet lang meer wachten. De invasie-plannen kunnen dan binnen 48 uur klaarliggen als de NAVO-ambassadeurs hun fiat geven. Daarna moeten de lidstaten troepen aanbieden en volgt het debat in de lidstaten, de mobilisatie en het vervoer van de troepen. Als de NAVO half juni het groene licht geeft, kan de invasie half september beginnen.

Op 27 mei komen de ministers van Defensie van de VS, Engeland, Frankrijk, Duitsland en Italië in het geheim bijeen in Bonn. Het gesprek duurt bijna zeven uur. Men besluit dat de grondoptie binnen twee weken aan de orde moet komen. Engeland stelt 50.000 man ter beschikking, de helft van het Britse leger. Duitsland en Italië blijven afwijzend, Frankrijk betwijfelt of er nog genoeg tijd is. `Het werd me duidelijk dat er geen consensus zou komen', zegt de Amerikaanse minister van Defensie Cohen achteraf.

Op 2 juni ontmoet Clintons veiligheidsadviseur Sandy Berger een groep experts en critici om van gedachten te wisselen over een grondoorlog. Berger zegt nog altijd te geloven in de luchtoorlog, maar ook dat het Witte Huis tot het uiterste zal gaan om zijn doel te bereiken: `De Serviërs eruit, de NAVO erin, de Albanezen terug.' Als de NAVO in een crisis raakt, dan zij dat zo. `Overeenstemming binnen de NAVO is waardevol, maar geen sine qua non.'

Secretaris-generaal Solana maakt zich zorgen. `De grondoptie bezorgde hem slapeloze nachten', zegt een medewerker. `Solana had het gevoel dat het de cohesie van de NAVO te boven zou gaan en tot een crisis zou leiden.' Ook de ervaringen van Wesley Clark stemmen somber. Hij stelt eind mei de grondoptie in de Noord-Atlantische Raad aan de orde. Wil de NAVO een grondoorlog, dan moet er nu snel een besluit vallen, zegt hij. `Er kwam geen enkele reactie', zegt een diplomaat. `Niets. Stilte. Clark kwam er niet meer op terug.'

Italië en Duitsland, de voornaamste opponenten van een grondoorlog, delen de zorgen van Solana. Het linkse kabinet van D'Alema valt als die optie op tafel komt, zo vreest men. Wat Duitsland betreft: `Een debat over de grondoorlog had de Bondsdag gesplitst', zegt Wolfgang Ischinger, de Duitse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. `Ik denk dat het 55 procent vóór en 45 procent tegen was geweest. Rampzalig, want het ging om de eerste inzet van Duitse soldaten sinds de Tweede Wereldoorlog.'

Rusland

De ontknoping volgt opmerkelijk snel. Niet in Kosovo, maar in Helsinki, Moskou, Bonn en Belgrado. Nadat premier Primakov op 23 maart op weg naar Washington zijn vliegtuig laat omkeren, gebruikt Rusland aanvankelijk grof verbaal geschut. De Russische woede is begrijpelijk: bij de uitbreiding van de NAVO is beloofd dat het bondgenootschap louter defensief zal blijven. Russische vrijlligers vertrekken richting Kosovo. Primakov reist op 30 maart naar Milosevic, die toezegt te onderhandelen als de NAVO de bombardementen staakt. Rusland reageert woedend als de NAVO dit `positieve signaal' wegwuift, en dreigt zeven oorlogsbodems te sturen. Het Russische verkenningsschip Liman arriveert enkele dagen later in de Adriatische Zee. Russische militairen zinspelen op een kernoorlog.

Halverwege april kantelt de Russische houding. Kranten vragen zich af of Milosevic het waard is om de relatie met het Westen op het spel te zetten. President Jeltsin, die tijdens de crisis een heldere episode beleeft, weet zeker van niet: zijn relatie met Milosevic is sinds diens steun voor de couppoging tegen de Russische president altijd koel geweest. De Duitsers, die een extra antenne hebben voor de gevoelens van hun oosterbuur, beginnen een diplomatiek offensief om Moskou binnenboord te halen. Met Primakov lukt dat niet. `We hebben de Russen nodig, maar niet deze Russen', zegt bondskanselier Schröder na een gesprek met de hard-liner. Minister van buitenlandse zaken Joschka Fischer reist naar Moskou, oud-kanselier Kohl belt zijn oude vriend Jeltsin. Die grijpt in. Op 14 april benoemt hij de pro-Westerse ex-premier Tsjernomyrdin tot gezant voor de Balkan. Ischinger: ,,Dat betekende dat Jeltsin vanaf dat moment zijn eigen politiek voerde en van het probleem-Kosovo afwilde.''

Op 12 april komt Duitsland met een vredesplan voor Kosovo. Het voorziet in een Servische terugtrekking, waarop de NAVO de luchtaanvallen staakt en vredesmacht Kfor Kosovo binnentrekt, dit alles met de zegen van de VN-Veiligheidsraad. De Amerikanen torpederen het voorstel, volgens de Duitsers uit rancune omdat het niet uit Washington komt, volgens de Amerikanen omdat het plan niet af was. Maar op 7 mei accepteren de G8 - de grootste industrielanden plus Rusland - een variant op het plan. En in juni verloopt alles precies zoals de Duitsers zich dat voorstelden.

Ook Washington gelooft weer voorzichtig in Amerikaans-Russisch diplomatiek initiatief tegen Belgrado. Op 19 april telefoneert Jeltsin met Clinton, voor het eerst sinds het begin van de crisis. Primakov verruimt het veld voor een nieuwe premier, de jonge Sergej Stepasjin.

Neutraal

Op 3 mei luncht Tsjernomyrdin in Washington met zijn oude vriend Al Gore en Madeleine Albright. Tsjernomyrdin wil een tweede diplomaat om zijn vredesmissie te versterken. Een neutrale Europeaan, niet uit een NAVO-land. Albright suggereert de Finse president Martti Ahtisaari. Die heeft ruime ervaring als bemiddelaar. Finland kan bovendien als voorzitter van de Europese Unie extra gewicht in de schaal leggen. Tsjernomyrdin hapt toe. Wellicht kan Ahtisaari helpen het NAVO-standpunt te verzachten.

Twee weken eerder, op 22 april, heeft Ahtisaari zijn oud-collega, secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties, ontmoet tijdens een diner in New York. Annan vertelt de Fin de volgende dag dat hij genoemd wordt als speciaal gezant van de VN in de Kosovo-crisis. Ahtisaari zegt dat hij niet beschikbaar kan zijn omdat hij president is. Annan benoemt de Zweed Carl Bildt en de Slovaak Eduard Kukan. De Amerikanen, die Bildt kennen als een criticus, vrezen dat dit duo de NAVO-positie zal ondergraven. Met het aantreden van het duo Tsjernomyrdin-Ahtisaari belanden de VN-gezanten op een zijspoor.

Als veteraan van mislukte vredesmissies op de Balkan - het Vance-Stoltenberg plan, het Vance-Owen plan - is Ahtisaari pessimistisch gestemd. `Toen (de invloedrijke Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken) Strobe Talbott me belde, grapte ik dat hij zeker een offerlam zocht', zegt Ahtisaari. `Als ik geld moet inzetten op deze missie, gok ik op een mislukking, zei ik. `Ik ook', antwoordde Talbott.' De volgende dag belt Tsjernomyrdin Ahtisaari om hem te feliciteren omdat hij ja heeft gezegd. `Your quiet days are over', belooft de Rus. Ahtisaari: `Toen Annan me later vroeg waarom ik deze baan wel heb aangenomen, antwoordde ik: `ik verwachtte één mislukt bezoek aan Belgrado. Dat klopte, al slaagde dat.'

Tsjernomyrdin wil meteen met Ahtisaari naar Belgrado. De Rus zal dan praten over de zaken waar men het eens is, de Fin moet het hardere standpunten van de NAVO overbrengen. `Come on, dan worden we tegen elkaar uitgespeeld', antwoordt Ahtisaari. Hij wil pas naar Belgrado als er een gezamenlijk Amerikaans-Russisch standpunt is. Dat beschouwt Ahtisaari achteraf als zijn grootste bijdrage aan de vrede.

Ahtisaari stelt voor dat het trio Talbott-Tsjernomyrdin-Ahtisaari direct onderhandelt. `Wil je iets bereiken, dan moet je elke indruk vermijden dat twee partijen intrigeren tegen de derde.' Het trio komt tweemaal in Helsinki en éénmaal in Moskou bijeen. Ahtisaari en zijn staf zoeken in Helsinki naar de punten van overeenstemming tussen de VS en Rusland. Wanneer de Finnen die op papier hebben gezet, werken de Russen drie uur aan het document. De neutrale titel van Ahtisaari blijkt dan vervangen door de titel `Principes om een eind te maken aan de NAVO-bombardementen'. `Dat is een van de weinige momenten dat ik uit mijn slof schoot', zegt Ahtisaari. `Ik zei: `Als u een andere titel wilt, heb ik ook een voorstel. ``Principes om een eind te maken aan de gruwelijke etnische zuiveringen door Servische strijdmachten in Kosovo, die resulteerden in NAVO-bombardementen.'' Daarna konden we zaken doen.'

Doorbraak

Rusland staat op het punt toe te geven. Op 25 mei praat het trio in Stalins vroegere datsja bij Moskou, in een kamertje met drie stoelen. Tsjernomyrdin schuift een vierde stoel aan. Die is voor Milosevic, zegt hij. Na dit gesprek beseft Tsjernomyrdin dat de Amerikanen op twee punten niets toegeven. Ten eerste: alle Servische troepen moeten Kosovo verlaten bij de intocht van Kfor. Pas later kan een beperkt aantal troepen terugkeren. Ten tweede: de NAVO levert een substantiële bijdrage aan Kfor.

Tsjernomyrdin herhaalt die avond het Russische standpunt. Enkele duizenden Servische troepen moeten achterblijven om orthodoxe monumenten en heiligdommen in Kosovo te bewaken. Rusland eist een eigen Russische zone in het noorden van Kosovo, waar de meeste Serviërs wonen. Tsjernomyrdin stelt voor om Kfor samen te stellen uit troepen van NAVO-landen die geen rol spelen in de luchtoorlog, zoals Griekenland en Portugal, aangevuld met neutrale landen als Zweden en Finland.

Talbott is tegen, Ahtisaari ook. Hij dringt met praktische argumenten aan op een sterke NAVO-bijdrage in Kfor. Zonder Amerikanen, Britten en Fransen keren de vluchtelingen niet terug naar Kosovo en laat het UÇK zich niet ontwapenen, zegt hij. `Ik vertelde de Russen dat je geen geloofwaardige vredesmacht kan optuigen met je favorieten.', zegt Ahtisaari. `U moet begrijpen dat ik, net als secretaris-generaal Kofi Annan, gevormd ben door de VN-missie in Bosnië. Ik wilde niet opnieuw een zwakke of verdeelde vredesmacht.'

Het gesprek levert niets op, maar Ahtisaari raakt er na een telefoongesprek met Jeltsin wel van overtuigd dat de Russen een doorbraak wensen. Tsjernomyrdin reist de volgende dag naar Belgrado en keert optimistisch terug. Milosevic stemt in met het vredesplan van de G8, zegt hij. Maar een dag later volgt een wild opiniestuk in The Washington Post. Tsjernomyrdin vergelijkt Allied Force daarin met de Russische tanks die de Praagse lente vermorzelden. De wereld staat op de drempel van een nucleaire oorlog.

Diezelfde dag dagvaart hoofdaanklager Louise Arbour president Milosevic en vier hoge Servische politici wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in Kosovo. `Ik heb zelden haast, maar met deze dagvaarding wel', zegt Arbour. Ze is bang dat de onderhandelaars aan een constructie werken om Milosevic politiek asiel te verlenen. Rusland en China reageren woedend, de Westerse hoofdsteden tonen zich bezorgd. Misschien stelt Milosevic zich nu, als een kat in het nauw, nog compromislozer op.

Tsjernomyrdins' opiniestuk blijkt een achterhoedegevecht. `Misschien een laatste poging het proces te beïnvloeden. Maar soms lopen emoties gewoon hoog op', zegt Ahtisaari droog. `Tijdens het gesprek in Moskou, waarin iedereen urenlang standpunten herhaalde, zei ik: `heren, er moet een betere manier zijn om ons brood te verdienen'.' De dagvaarding van het tribunaal speelt verder geen rol.

De Duitse Bondskanselier Schröder nodigt Ahtisaari uit om de onderhandelingen af te ronden in Bonn. Ahtisaari is tegen. De standpunten liggen nog te ver uiteen, denkt hij, de Duitsers riskeren gezichtsverlies. Het is beter door te praten in Moskou en Helsinki. Schröder dringt aan. Bij het begin van de onderhandelingen in het Duitse gastenverblijf Petersburg bij Bonn, zegt Tsjernomyrdin dat hij voor `97 procent' zeker is dat de volgende dag met Ahtisaari naar Belgrado kan reizen.

In Petersburg lijkt het daar op 1 juni nog niet op. De militairen in Tsjernomyrdins team liggen dwars. Er onstaat een worsteling van dertien uur om elk woord, elke komma. Iedereen belt voortdurend naar de achterban. Ahtisaari gaat om vier uur 's nachts uitgeput slapen; er is nog weinig bereikt.

De volgende morgen geeft Tsjernomyrdin toe: alle Servische troepen moeten Kosovo verlaten bij de intocht van Kfor. Later mag Servisch personeel terugkeren om mijnenvelden te markeren en monumenten en grensovergangen te bewaken, maar het gaat, zo staat in een voetnoot, om honderden, niet duizenden manschappen. Zijn militairen laten weten het daar absoluut niet mee eens te zijn. `Ik heb Tsjernomyrdin leren kennen als een onafhankelijke geest', zegt Ahtisaari.

De kwestie van het commando over Kfor en de rol van de Russen in Kosovo houdt men bewust vaag: daarover kan later worden onderhandeld. Als Milosevic ernaar vraagt - en dat zal hij doen - geeft men hem beleefd te verstaan dat het niet zijn zaak is.

's Middags staan alle komma's op de juiste plaats. Het vredesplan voorziet in een aftocht van alle Servische troepen, de terugkeer van alle vluchtelingen, ontwapening van het UÇK, een provisorisch VN-bestuur en op termijn zelfbestuur voor Kosovo binnen Joegoslavië. Tsjernomyrdin en Ahtisaari haasten zich naar een gereedstaand Fins vliegtuig. De `Tien Geboden' heet het vredesplan (van twaalf punten) inmiddels. Joegoslavië heeft het te accepteren, als het woord van God.

In Belgrado gaat het duo direct van het vliegveld naar de conferentiezaal. Het is niet de zaal met de lage tafeltjes, de rococo-meubels en de Rembrandt waar de meer zinloze ontmoetingen zich doorgaans afspelen. Aan een tafel met een rood laken en flesjes mineraalwater wacht Milosevic' `inner circle' de onderhandelaars op. Ahtisaari leest Milosevic de Tien Geboden voor, Tsjernomyrdin zwijgt.

Milosevic vraagt Ahtisaari of de tekst valt te `verbeteren'. Nee, antwoordt Ahtisaari. Hij heeft geen mandaat om te onderhandelen, hij kan slechts verduidelijken. Milosevic en zijn minister van Buitenlandse Zaken Jovanovic stellen de vragen. `Er was irritatie, met name bij de Servische president Milutinovic', zegt Ahtisaari. `Er stond dat Kosovo onderdeel bleef van Joegoslavië, maar het was duidelijk dat het een protectoraat werd. Milosevic bleef extreem zakelijk. Hij verhief nooit zijn stem.'

Milosevic nodigt de onderhandelaars na de bijeenkomst uit voor een diner, Ahtisaari slaat dat af. Het lijkt hem nuttiger als de Joegoslavische leider de tijd gebruikt om de politieke partijen over te halen het vredesplan te aanvaarden. Later op de avond ontvangt Milosevic de belangrijkste politici, de volgende dag aanvaardt het parlement de Tien Geboden. Ahtisaari is verbaasd over de snelheid waarmee de zaken zich ontwikkelen. `Ik had toch een soort eindspel verwacht. Dat Milosevic een onderhoud met hoger functionaris hadden geëist.'

Minister van Buitenlandse Zaken Jovanovic heeft op de terugweg naar het vliegveld een speciaal verzoek: kan Ahtisaari regelen dat de voetbalwedstrijd Joegoslavië-Ierland voor het Europese kampioenschap 2000 doorgaat? Dat kan. Die avond wordt Ahtisaari met applaus onthaald door de Europese leiders die bijeen zijn in Keulen. Strobe Talbot wacht Ahtisaari op het vliegveld op en belegt een snelle vergadering op de achterbank van zijn auto. Tot irritatie van de Duitsers, die vinden dat Ahtisaari eerst verslag moet uitbrengen aan de EU.

Alleen op de wereld

Waarom bond Milosevic zo snel in? De verklaring ligt in een combinatie van factoren. Had hij het Amerikaans-Russische vredesplan afgewezen, dan was Joegoslavië alleen op de wereld geweest. Daarnaast vermoedt Milosevic dat de NAVO op het punt staat een grondoorlog te beginnen en rekent hij niet meer op barsten in de alliantie.

Het Joegoslavische leger vertoont in mei roest. De gevolgde tactiek is een tweesnijdend zwaard. Doordat de troepen zich in zeer kleine eenheden over Kosovo verspreiden, hun luchtafweer sparen, zich ingraven en camoufleren of juist steeds in beweging blijven, vinden de NAVO-piloten maar moeilijk hun doelen. Maar 78 dagen lang naar de hemel kijken zonder weerstand te bieden, bevordert het moreel niet.

De 34-jarige Zoran, een veteraan van Kroatië en Bosnië, wordt in het begin van de oorlog bij de stad Gniljane gelegerd. De sergeant-majoor leidt een luchtverdedigingseenheid met van de schouder afgevuurde raketten. Zijn eenheid krijgt bevel niet op vliegtuigen te schieten. Drie dagen na zijn komst schiet een soldaat uit woede toch een raket af. Hij mist, het NAVO-toestel keert om en mist ook. Dat is Zorans laatste gevechtsactie.

De eerste weken heerst er onder de soldaten een stemming van opgefokt nationalisme. `We hoorden dat de NAVO in Albanië werd aangevallen, dat honderdduizenden Albanese terroristen werden afgemaakt. Maar het drong langzaam tot ons door dat die verhalen niet konden kloppen', zegt Zoran. Een kolonel, Ozren Majic, houdt de moed erin met politieke bijeenkomsten in de avondschemering. Majic vertelt dan hoeveel vliegtuigen die dag zijn neergehaald. Sommige mannen brullen dat alle Albanezen moeten sterven. Daarna is er rakija en muziek.

Op 12 mei raakt een raket een voedseltransport van Zorans eenheid. Zes soldaten sneuvelen, drie van hen zijn jonge reservisten uit Montenegro. Zoran escorteert hun lichamen naar Podgorica. Als de vader van de 18-jarige Dragan Boskovic de doodskist opent, blijkt alleen het hoofd van zijn zoon intact.

De soldaten merken dat hun officieren bang zijn voor de leiders van de paramilitairen. `Ze zweten als ze overleg met hen voerden', zegt Zoran. `Milosevic vertrouwde de paramilitairen meer dan ons. Ze werden betaald met het bloed van reservisten.' Zijn eenheid praat veel over Kroatië en Bosnië, waar Milosevic de Serviërs uiteindelijk in de steek liet. Kosovo laat hij leegplunderen en daarna geeft hij het weg, denken ze.

De demoralisering van het Joegoslavische leger is niet langer een geheim als eind mei duizend reservisten bussen kapen en Kosovo verlaten. Ze willen best tegen de NAVO vechten, maar zich niet `als vogeltjes laten afmaken'. Een betoging van hun ouders in de stad Kru´sevac is even tevoren door de politie uiteen geslagen. Het regime durft niet in te grijpen uit angst dat de muiterij zich verspreidt. Generaal Pavkovic, de commandant van de zuidelijke troepen, reist naar Kru´sevac om te onderhandelen. De soldaten hoeven niet terug naar Kosovo, als ze beloven niet te demonstreren. Pavkovic is bang dat de muiterij zich anders verspreidt.

Ook de slagkracht van de paramilitaire bendes neemt in mei af. Wanneer de geruchten toenemen dat Milosevic Kosovo opgeeft, richten ze zich nog uitsluitend op het plunderen. Acties tegen het UÇK rond Pec - de hele oorlog een brandhaard van gevechten - verlopen chaotisch. Begin mei bezet een UÇK-eenheid tien dagen lang het Servische dorp Gorazdevac. Het dorp wordt omsingeld, de sigaretten raken op. In het dorp Zahaq bevindt zich een sigarettenloods. Een Servische zakenman die nauw aan een van de paramilitaire bendes in gelieerd, verkoopt het UÇK honderd kisten sigaretten van tien kilo elk. Een andere bende gaat er met het geld vandoor. In het oorlogje dat daarna tussen de bendes ontstaat, valt één dode.

Legereenheden assisteren tegen betaling bij het vervoer van de buit. Bij Prizren legt het leger een pontonbrug over de rivier Beli Drin, speciaal voor Arkans vrachtwagens. Bij de intocht in Kosovo zien journalisten en Kfor-militairen legertrucks vol huisraad naar het noorden rijden.

UÇK

Het verslagen gewaande UÇK veert in de laatste weken van mei op. Om de Albanezen te bestrijden, moeten de Serviërs hun verspreid opgestelde pantserwagens, tanks en artillerie concentreren. Maar dat gaat niet zolang de luchtvloot boven Kosovo cirkelt. Gevolg is dat de actieradius van de politie en de paramilitairen beperkter wordt. Vanaf half mei, zegt sergeant-majoor Zoran, wordt het platteland van Kosovo niet meer zo systematisch schoongeveegd. `Dorpen werden overgeslagen, zelfs als we wisten dat het UÇK er zat.'

Ramush Haradinaj, de UÇK-commandant van west-Kosovo, zegt dat hij in maart vijfhonderd man heeft. Dat aantal slinkt. Er vallen doden en gewonden, versterkingen worden niet aangevoerd. `We volgden de strategie van de schaar. Doel was de verbinding tussen eenheden tijdelijk te verbreken.' Een echte bedreiging vormt dat niet: de grote wegen blijven in Servische handen. Maar aanvallen op ge›soleerde posten nemen toe. Een UÇK-commandant: `Eerst durfden mijn mannen niet aan te vallen. Ze waren bang. Later ging het beter. De laatste drie weken hebben we onophoudelijk gevochten.'

De ontvolking van Kosovo levert het UÇK volgens schattingen van het Pentagon tienduizend nieuwe recruten op, een verdubbeling van de omvang. Ze worden in kampen in Noord-Albanië getraind. Kosovo-Albanezen uit de diaspora sturen geld of komen zelf vechten. Bij de berg Pastrik, even ten westen van de stad Prizren, loopt een levenslijn naar Albanië die de hele oorlog openblijft.

Vanaf eind april verbetert ook de samenwerking tussen de NAVO en het UÇK. Bij Kukës assisteren Britse en Amerikaanse speciale troepen de Albanezen met training, materieel en proviand. UÇK-commandant Fatmir Lima: `Tussen de Amerikanen en ons groeide een stille overeenkomst. Wij waren hun vooruitgeschoven post.'

UÇK-commandanten in Kosovo geven informatie over Servische troepenbewegingen door aan hun hoofdkwartier ter velde. Die bellen dat per satelliet-telefoon door, eerst naar hun leiders in Tirana, later direct naar Brussel. Het UÇK fungeert zo als `forward air controller' van de NAVO; de NAVO als luchtmacht van het UÇK.

Eind mei probeert het UÇK de corridor bij berg Pastrik vast in handen te krijgen. De Servische generaal Lazarevic zegt op 26 mei dat deze Albanese invasie `het begin van de grondoorlog is'. Een Servische overmacht omsingelt de UÇK'ers. Wesley Clark wil de berg niet in Servische handen laten vallen. Mocht het tot een grondoorlog komen, dan kan de NAVO de corridor nog goed gebruiken. Op 7 juni vallen B52-bommenwerpers de Servische stellingen aan. `Het was een slachting', zegt Lima. `Meer dan 200 Servische soldaten kwamen om.'

Het bombardement heeft plaats op de dag dat de onderhandelingen tussen de NAVO en het Joegoslavische leger over de terugtrekking vast zitten. Daarna komen die weer snel op gang. In Brussel wil spin doctor Allistair Campbell groots uitpakken met deze overwinning. Jamie Shea blokkeert dat: hij betwijfelt of de schade werkelijk zo groot is. Achteraf worden nauwelijks wrakken van Servische tanks, pantserwagens of artillerie gevonden.

Wel treft de NAVO in mei de Servische troepen in Kosovo steeds harder. Zo zouden op 22 mei nog slechts 40 stuks artillerie, 30 pantserwagens en 40 tanks zijn vernietigd. Op 10 juni meldt men dat dat er respectievelijk 454, 222 en 122 zijn. Hoewel de Navo die schattingen later sterk naar beneden bijstelt, blijft de trend onmiskenbaar. De NAVO lijkt bezig slagveld Kosovo gereed te maken voor de invasie; de Serviërs vermoeden dat de landoorlog wel eens even stapsgewijs zou kunnen beginnen als de luchtoorlog.

Russische bezetting

De onderhandelingen over de intocht van Kfor in Kosovo stuiten op 7 juni op problemen; het Joegoslavische leger stelt voorwaarden. De bombardementen worden hervat. Op 10 juni tekent het Joegoslavische leger een terugtrekkingsplan. Alle troepen verlaten binnen elf dagen Kosovo, op de hielen gezeten door Kfor-troepen. Kosovo wordt opgedeeld in vier zone's: een Franse in het noorden, een Italiaanse in het westen, een Duitse in het zuiden, een Amerikaanse in het oosten. De bombardementen stopppen. Diezefde dag bekrachtigt de Veiligheidsraad het vredesplan voor Kosovo in Resolutie 1244.

Een dag later krijgt de Kosovo-oorlog een vreemd staartje. Op vrijdag, één dag voordat Kfor Kosovo binnen zal trekken, verlaten tweehonderd Russische SFOR-troepen hun bases in Oost-Bosnië en rijden via de Servische autobaan naar Kosovo. Ze krijgen een escorte van de Servische politie en worden met gejuich binnengehaald door de Servische inwoners van Pri´stina. Daarna bezetten de Russen het vliegveld.

Een week eerder in Bonn, als Tsjernomyrdin de concessies doet die de vredesmissie naar Belgrado mogelijk maken, hebben de militairen in zijn gevolg al duidelijk gemaakt het daar geheel mee oneens te zijn. Onder generaal Ivasjov onderhandelen de militairen in Helsinki op het scherpst van de snede verder met de Amerikanen. Ze willen met tienduizend manschappen aan Kfor deelnemen, buiten de bevelsstructuur van de NAVO om. De Russen claimen een eigen zone in Noord-Kosovo. Daar woont de meerderheid van de Serviërs, daar liggen ook de economisch interessante Trep´ca-mijnen. De Amerikanen vrezen dat zoiets neerkomt op een opdeling van Kosovo. En dat is een optie geweest voor Belgrado. Een ongeduldige generaal Ivasjov zegt er op 11 juni: als Rusland zijn sector niet krijgt, verovert die er zelf een. De Amerikanen rekken tijd, `verdrinken ons in woorden'.

Die dag voegt het Russische leger de daad bij het woord. De bezetting van vliegveld Slatina is de eerste stap. Persbureau Itar-Tass meldt dat zes Iljoesjin 76-vrachtvliegtuigen klaarstaan op de vliegvelden van Rjazan, Ivanov en Pskov. Zij moeten verkenningstroepen naar Kosovo vliegen. De tv-zender NTV meldt om vier uur 's middags dat duizend Russische militairen klaarstaan voor vertrek. s' Avonds meldt de zender dat de mannschappen het vliegtuig in- en uitstappen. `Ze zijn in een krijgslustige stemming'.

De NAVO is in paniek. Wesley Clark beveelt Britse luchtlandingstroepen die avond het vliegveld van Pri´stina te bezetten en de Russische opmars te stuiten. Sir Michael Jackson, de Britse opperbevelhebber van Kfor, weigert. `Voor jou begin ik geen Derde Wereldoorlog', zou Jackson tegen Clark gezegd hebben. Jackson heeft de steun van zijn regering, Clark niet, zo blijkt.

Niet alleen de NAVO is verrast door de Russische charge. Ook de Russische minister van Buitenlandse Zaken Ivanov lijkt van niets te weten. De volgende dag meldt het Russische ministerie van Defensie dat de actie `op het hoogste niveau' is gecoördineerd. Veel waarnemers vermoeden dat het leger het Kremlin op het laatste moment voor een fait accompli heeft gesteld.

Alles hangt in het weekeind af van de houding van Bulgarije en Roemenië. Als zij hun luchtruim openstellen voor de Russen, kan een serieuze confrontatie met de NAVO volgen. De voormalige Warschaupact-landen weigeren de Russen doorgang zolang er geen overeenstemming is over hun rol binnen Kfor. `Helemaal gratis', zegt een woordvoerder van Solana. In november bedankt Clinton Bulgarije met een tweedaags bezoek.

In de dagen die volgen, zien Russische journalisten bij Rjazan hun vredesmacht de Iljoesins instappen. Zondag stijgen de vliegtuigen op en keren weer terug. De soldaten dragen blauwe baretten. Bij vliegveld Pskov slaan de troepen een tentenkamp op. Ze kijken ongeduldig naar het nieuws.

Dankzij de weigering van Bulgarije en Roemenië om hun luchtruim open te stellen, komt de Russische hoofdmacht pas aan als de NAVO dat wil. Zij wordt verspreid over drie sectoren. De bezetting van vliegveld Slatina lijkt zo een kolossale grap, goed voor het gebutste Russische moreel. Jeltsin moet er in het openbaar hard om lachen. De tweehonderd Russische vredeshandhavers op vliegveld Slatina bedelen bij de Britten om water en proviand. Op het NAVO-hoofdkwartier Shape komt een tip binnen dat de Russen op het vliegveld lijken opruimen die Servische troepen daar hebben achtergelaten. Daarvoor vinden onderzoekers later geen bewijs.

De oude havik Zbigniew Brzezinski getuigt in oktober voor de Amerikaanse Senaat dat uit deze episode de les valt te trekken dat Rusland volstrekt onbetrouwbaar is. Hij suggereert dat Tsjernomyrdin een dubbele agenda volgde: achter de rug van Ahtisaari sprak hij met Milosevic al over de opdeling van Kosovo. Russische bronnen trekken dat in twijfel. De these van Brzezinski veronderstelt meer eenheid en coördinatie dan binnen het Russische staatsapparaat bestond, zeggen zij.

Opluchting

De doelen zijn bereikt: de Serviërs eruit, de NAVO erin. De vluchtelingen laten ook niet lang op zich wachten. `In Albanië hielden de hulpverleners elke dag zorgelijke vergaderingen over de repatriëring. Ze gingen ervan uit dat de Albanezen de hele winter in kampen bleven', zegt Daan Everts, het huidige hoofd van de OVSE in Kosovo. `Maar toen Kfor Kosovo binnentrok, ging de exodus weer even hard de andere richting op. De hulpverlener wikt, de Kosovaar beschikt.'

De NAVO struikelde Allied Force binnen, improviseerde en won via een briljante diplomatieke eindsprint, oordelen de analisten. Er is achteraf geen stemming van triomf, hooguit van opluchting. De publieke opinie keerde zich tegen Allied Force, de grondoorlog dreigde de NAVO te verdelen. `Het had niet langer moeten duren', zegt een medewerker van Solana. Maar de eenheid is bewaard, de schade bleef beperkt. `Beter een zwak plan briljant uitgevoerd, dan een briljant plan zwak uitgevoerd', parafraseert een senator later Napoleon. Als Bosnië heeft geleerd dat geweld en dreigen met geweld werkt, zal de NAVO daarmee na Kosovo voorzichtiger zijn. `We hebben onze les geleerd', zegt de Duitse staatssecretaris Ischinger. `Het is vreselijk moeilijk gebleken 19 lidstaten bijeen te houden. Dit doen we niet snel opnieuw.'

Kosovo is nu een Westers protectoraat, met een bevolking die tien jaar lang is getraind in het negeren van gezag van buiten. En met een wrokkige noorderbuur. `Servië kan niet zonder Kosovo bestaan', zegt de Joegoslavische minister van Buitenlandse Zaken Jovanovic. `Kosovo was al eerder tijdelijk geen deel van Servië. Maar Kosovo is altijd naar Servië teruggekeerd.'

NRC Webpagina's
18 DECEMBER 1999

Kaart Kosovo
Kaart van Kosovo


   Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad