'Hij schoot er twee dood en gaf me een knipoog'
Vluchtelingen uit Kosovo blijven in een schrikwekkend tempo de
buurlanden Montenegro, Albanië en Macedonië binnenstromen. Elk
van hen heeft een eigen verhaal van verdrijving, plundering en moord.
Door onze redacteur CEES BANNING
SKOPJE, 31 MAART. Met roodbetraande ogen, dodelijk vermoeid, stapt Nafia
uit het taxibusje bij het politiebureau Bit-Pazar. In haar armen heeft
zij een baby van zeven maanden in een rood skipak. Haar andere drie
kinderen klampen zich vast aan haar vuile blauwe rok. Vanochtend om
zeven uur is de 27-jarige vrouw met haar vier kinderen de grens tussen
Kosovo en Macedonië overgestoken. De trein waarin ze gisteren zat,
werd teruggestuurd door de Macedonische grenswachten. ,,Na een paar
kilometer werden we door de Serviërs eruit gejaagd. We zijn de
bossen in gevlucht en te voet de grens overgestoken.''
Ze gaat zitten en veegt af en toe haar tranen af aan het roze mutsje van
de baby. Een plastic tas met een flesje water en wat kleren voor de
kinderen is het enige dat ze bij zich heeft.
Bij het politiebureau in Skopje staan een paar honderd gevluchte
Kosovaren in de rij om zich te laten registreren. Soms dagenlang, want
de politie werkt niet erg mee. De vluchtelingen die 20 mark door het hek
duwen, krijgen voorrang. Omstanders laten dit gelaten over zich heen
komen. Nafia heeft twee keer moeten vluchten. Ruim twee weken geleden
werd ze uit haar dorp Kremena verjaagd naar Pristina. ,,Binnen een uur
moesten we ons huis verlaten. Wie na die tijd nog in het dorp werd
gezien, zou worden doodgeschoten'', vertelt Nafia. Op weg naar Pristina
keek ze om en zag zwarte rookwolken boven haar dorp. De Serviërs
hadden gezegd dat Pristina veilig zou zijn. Met twee schoonzusters,
schoonmoeders en negen kinderen werd de boerenfamilie in een oude school
ondergebracht. De drie echtgenoten waren direct na de NAVO-
bombardementen en het daarop volgende Servische machtsvertoon de bergen in gevlucht. ,,In een blauwe auto reden de
Serviërs door het dorp, ze schoten in de lucht. Af en toe werd een
geweer op een man gericht, maar ze haalden de trekker niet over. Ze
wilden ons alleen maar bang maken.'' Begin deze week kreeg Nafia te
horen dat ze op transport zou worden gesteld naar Skopje. ,,In Pristina
mochten we de school niet verlaten, maar bijna de hele dag werd
geschoten. 's Nachts konden we niet slapen wegens de aanvallen van de
vliegtuigen.'' Door een raam zag ze drie Servische politiemannen met
tien Albanese gevangenen door de straat lopen. Voor de school stonden ze
stil. Twee werden voor haar ogen doodgeschoten door een Serviër.
,,Hij lachte en toen hij mij zag kijken gaf hij mij een knipoog.'' Nafia
trekt met een hand haar hoofddoek naar beneden en drukt met de andere de
baby stijf tegen haar aan. Ze denkt niet dat ze haar man ooit nog terug
zal zien. ,,Er vallen zoveel doden. Waarom zou mijn man daar niet bij
zijn.''