De verbijsterende geur van
oorlog
Door OLEG KLIMOV
PRISTINA/BELGRADO, 30 APRIL. De Serviërs zijn Slavischer en
tegelijkertijd Europeser dan de Russen. Al in Tito's tijd hebben de
Serviërs zich de ijzervreterige Sovjet-leuze "Wil je een Europeaan
zijn, dan moet je beter ruiken' standvastig eigen gemaakt.
Toen maakte niemand zich nog zorgen dat de Franse parfums, zo begeerd
door de bewoners van Belgrado, van de schappen zouden verdwijnen. Toen
dacht niemand dat de Serviërs zo strijdlustig het "recht op eigen
territorium voor de Serviërs' zouden gaan verdedigen. Toen
geloofde niemand dat de reuk van beschaving tegelijkertijd de geur van
de oorlog kon betekenen.
Maar de geur van oorlog, vergeten door Europa en onbekend voor Amerika,
is teruggekeerd naar Joegoslavië: verlaten steden en brandende
dorpen, gekapseisde bussen, vernielde kerken, kraaien en doorgedraaide
honden die zich voeden met dood vee. Iedereen die de kans krijgt om uit
Prizren in Kosovo weg te komen, is overtuigd van de noodlottigheid van
de dood. De voorbijganger probeert daarom elk contact te mijden, omdat
hij niet zeker weet wat voor geweer de ander draagt en aan wiens kant
hij staat. In Kosovo bestaat geen frontlinie, de grens met Albanië
niet meegeteld.
En Rusland? Rusland is economisch afhankelijk van het Westen en kan dus
weinig doen. In het leeggeroofde Rusland willen velen naar Kosovo.
Jarenlang was Rusland de smid van oorlogen en legers overal ter wereld.
Nu is de smid "onnodig'. De oorlog in Joegoslavië heeft er echter
voor gezorgd dat patriottische bewegingen en partijen ineens actief
zijn geworden. Wie zich op de Joegoslavische ambassade in Moskou bereid
meldt als vrijwilliger krijgt binnen enkele uren een visum en wat
mondelinge instructies: in Belgrado moet hij bij dichtstbijzijnde
politieagent zijn. Wie zich in Moskou niet wendt tot de ambassade maar
tot een beweging of partij die zich actief bezighoudt met de militaire
hulp voor Joegoslavië, maakt de missie nog eenvoudiger. Hij krijgt
duidelijkere instructies en een contactnummer in Belgrado. Ervaren
"soldiers of fortune' hebben de voorkeur.
In Joegoslavië zijn we tientallen vrijwilligers uit ex-Sovjet-
republieken tegengekomen, mensen die oprecht hulp willen bieden aan de
"broeders' in Servië, maar ook avonturiers die zich niet kunnen
voorstellen dat ze niet in oorlog zijn. Een van hen is Feliks,
bijgenaamd "Masjak' (kat). Ik ontmoet Feliks in het Grand-Hotel
van Pristina. In de kelder van het hotel is de staf van het leger
gevestigd. De bovenverdiepingen zijn beschikbaar voor journalisten die
hier durven te blijven.
Feliks is 31 jaar oud. Vier jaar heeft hij op de militaire academie
gezeten, specialisatie: tanks. Daarna heeft hij drieëneenhalf jaar
in Karabach (de omstreden enclave van Armeniërs in Azerbajdzjan,
red.) gevochten. Op 20 maart (voor het begin van de NAVO-
bombardementen) is hij naar Belgrado gekomen in overtuiging dat de
Kosovaren een terroristische oorlog tegen de Serviërs hadden
ontketend. ,,De nieuwe "sjiptari' (de van het woord Shqiptar, Albanees,
afgeleide, beledigend bedoelde Servische term voor Albanezen) zijn net
als de "nieuwe Russen' in Rusland", zegt Feliks. ,,Ze handelden in
drugs, totdat iemand besloot daaraan een einde te maken. De situatie
was net als in Tsjetsjenië. Weet je, eenmaal in Kosovo had ik een
droom: NAVO bombardeert Moskou. De volgende dag zag ik een niet-
ontplofte Duitse raket, met bijna hetzelfde symbool als de raketten
waarmee de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog Moskou bombardeerden: een
gothisch kruis. Als soldaat geloof ik meer in mystieke voortekens dat
in welke politiek dan ook."
Feliks heeft zijn bijnaam "Kat'te danken aan zijn kleine gestalte, zijn
verbazingwekkende elasticiteit en waarschijnlijk ook aan zijn wrede
gedachtengang en daden. Hij is militair bij het tankpeloton in Kosovo.
,, Bovenal prefereer ik schieten. Daarom ben ik ook een boordschutter op
de tank, hoewel ik een tank ook kan besturen, net zo gemakkelijk als
mijn eigen lichaam. Ik heb daarvoor doorgeleerd. Ik ben opgeleid om te
doden. Tussen de oorlogen in Karabach en Kosovo was ik twee jaar lang
depressief. Ik had heimwee naar de oorlog, zoals je alleen maar heimwee
kunt hebben naar een vrouw. Ik zou het nooit zo banaal uitdrukken als
ik het niet zelf had meegemaakt. De geur van een ontplofte granaat kun
je slechts ruiken als de omhoogspattende aarde weer terugvalt. Dat is
ongeveer hetzelfde wanneer er een vrouw langsloopt met een
verbijsterende geur. De vrouw is er niet meer, de geur wel. Dat is nou
de geur van de moderne oorlog."
Feliks en de Serviërs kunnen elkaar, zegt hij, maar voor 60 tot 70
procent verstaan. Maar de energie waarmee hij spreekt, maakt duidelijk
meer indruk op de Serviërs dan het informatieve gehalte van zijn
teksten. Zoals ook de daden van Feliks zelfs de Servische soldaten doen
sidderen.
,,Ik kan niet vertellen waar onze tanks zijn", vertelt hij, ,,maar het
is voor niemand geheim dat ze daar zijn waar nog Albanezen te vinden
zijn. In de ochtend is er inspectie van de wapens. Meer naar de avond
toe houden we ons bezig met het zuiveren van het territorium. Ons
peloton bestaat uit zes man: betrouwbare jongens en uitstekende
bewapend. Dan gaan we naar de Albanese dorpen. De Albanese terroristen
zetten ons eerst hun vrouwen voor. Ze dwingen hen naar buiten te gaan
om ons te vertellen dat er binnen geen mannen zijn en zeker geen
gewapende mannen. Wij geloven hen natuurlijk niet. Soms beginnen we die
vrouwen te slaan, niet te erg maar alleen om een conflict uit te lokken.
En dan beginnen de bangelijke sjiptari op ons en hun vrouwen te
schieten." Feliks haalt een foto uit zijn zak, waarop Albanese soldaten
te zien zijn tijdens militaire voorbereidingen in Kosovo. ,,Zij hebben
zich natuurlijk ook voorbereid op de oorlog, maar wel slecht en erg
onprofessioneel. Ik heb deze foto gevonden in een Albanees huis. De man
hier links op de foto heb ik zelf gedood. Pal ervoor had hij zelf zijn
vrouw vermoord die mij probeerde te overtuigen dat er geen man thuis
was." Feliks toont een andere foto. ,,En dit is een foto van haar en de
kinderen. Uit hun familie-album. De man rende zijn huis uit en begon in
de wilde weg te schieten. Hij schoot zijn hele magazijn leeg. Toen het
schieten ophield, bleef hij staan met ogen vol van waanzin. Ik schoot
slechts één keer. Hij viel dood neer."
Op de vraag hoeveel Feliks er al gedood heeft, antwoordt hij
onverstoorbaar: ,, Negen. Tien heb ik er standrechtelijk
geëxecuteerd." Na een onderbreking gaat hij verder. ,,Soms ga ik
naar een Servische Kerk of bezuip ik me." Sergej komt uit
Basjkirië. Voor de oorlog handelde hij in medisch gereedschap en
noemde zichzelf "bussinesman'. ,,Ik ben moslim van geboorte. Ik ben
geboren in een islamitische republiek. Mijn gezin woont er nog steeds.
Ik vecht hier niet tegen de Albanezen. Het is hun eigen conflict. Ik
vecht hier tegen Amerika. Op de vierde dag van de bombardementen heb ik
mijn handel stilgelegd en me tot het leger gewend. Vier dagen lang werd
ik van de ene naar de andere plaats geslingerd, totdat ik echte
militairen tegenkwam in plaats van ambtenaren. De militairen hadden
meteen door dat ik ervaring had met luchtafweergeschut. Ik kon meteen
door Kosovo."
In tegenstelling tot Feliks is Sergej een man van weinig woorden. Hij
heeft zelfs geen kalasjnikov. ,,Ik ben zeer teleurgesteld dat Rusland
geen militaire hulp wil geven. Ik schaam me voor mijn land. Rusland is
verplicht Joegoslavië hulp te bieden, alleen al omdat Amerika als
eerste de pin uit de granaat trok. Kosovo is een plaats waar menselijke
woede geconcentreerd is. Voor het eerst was ik hier in 1966. Ik was
vijf jaar. Ik ben toen hier zelfs met mijn oma naar de synagoge
geweest. Kosovo is mijn tweede vaderland. Ik begrijp de mensen hier
beter dan in mijn eigen Basjkirië. Hier voel ik me meer thuis dan
daar waar ik geboren ben. Hier ben ik nodig, dat begrijp ik en dat voel
ik." De bar Boemi in het centrum van Belgrado is 's nachts het
verzamelpunt van mafiosi uit Montenegro. Zij ontkennen het niet. Elk
van hen heeft een loop onder zijn oksels. Hier zijn het luchtalarm en
de bomexplosies niet te horen, omdat alleen het kabaal van de muziek te
horen is.
Montenegrijnen staan niet alleen bekend om hun liefde voor geweren maar
ook om hun liefde voor de Russen. En soms is die oprecht. De woorden
van het Russische lied "Katjoesja' hebben ze bijvoorbeeld op hun eigen
manier vertaald.
De meisjesnaam Katjoesja werd in de Tweede Wereldoorlog ook gegeven aan
de eerste Sovjet-raketinstallatie die bij de soldaten huivering wekte
en voor vele belangrijke vernielingen zorgde. Tegenwoordig heeft
Rusland een niet minder populair wapen: de S-300, die vanaf 1000
kilometer vliegtuigen op kan blazen nog tijdens het opstijgen van de
vliegbasis. Naar dit wapen zal ieder Serviër elke passerende Rus
vragen: ,,Jullie zijn toch Slaven, wanneer geven jullie ons de S-
300?"Slechts één keer zegt een Montenegrijn tegen een Rus:
,,als jullie er niet waren - Russische Aziaten en joodse communisten -
dan hadden wij hier nooit oorlog gehad.. Waarop de Rus antwoordt:
,,Wees een Europeaan, zorg ervoor dat je beter ruikt!"
Vertaling
Alexandra