Kosovo bepaalt de toekomst van geopolitiek
VS
Jonathan Clarke
Wie Londen dezer dagen bezoekt
doet een opmerkelijke ontdekking over de gebeurtenissen in Kosovo. Waar
veel Amerikaanse waarnemers spreken van Madeleine's war, blijken
de Britse media de oorlog als een vrijwel uitsluitend Britse
aangelegenheid te beschouwen, waarbij de strategie met ferme hand wordt
bepaald in Downing Street. Premier Tony Blair wordt bejubeld om zijn
vlammende oproepen aan 'zijn generatie' om de tirannie te verdrijven. De
werkelijkheid ziet er uiteraard heel anders uit.
Zoals Niall Ferguson aantoont in zijn nieuwe boek Pity of War was
de Eerste Wereldoorlog de laatste Europese oorlog waarin de Europeanen
meer mannen naar het slagveld hebben gestuurd en grotere financiële
inspanningen hebben geleverd dan de Verenigde Staten. In Kosovo doen nog
geen 50 Britse vliegtuigen mee. Zonder de Verenigde Staten zijn de
Britten en in het algemeen de Europeanen militair niet in staat een
vuist te maken.
De onbalans in de wederzijdse militaire bijdragen is een openbaar
schandaal. Wat minder opvalt is dat de feitelijke en potentiële
schade als gevolg van de operatie rond Kosovo in onevenredige mate de
Verenigde Staten treft. Anders dan de Verenigde Staten heeft Europa
namelijk geen mondiale strategische belangen meer. Kijken we
bijvoorbeeld naar China, in de nasleep van het bombardement op de
Chinese ambassade in Belgrado. Nu in Azië nauwelijks meer Europese
strijdkrachten zijn, beperken Europa's betrekkingen met China zich tot
handel. Voor Europa is belangrijk hoeveel overhemden, tractoren of
stroomcentrales het kan verkopen aan wat over een halve eeuw 's werelds
grootste economie zal zijn. Of China politiek pro- of anti-Europa is,
maakt voor dit simpele goederenverkeer niets uit. En zo kon NAVO-
secretaris-generaal Javier Solana zich beperken tot verontschuldigingen
voor de fouten van de NAVO en overgaan tot de orde van de dag.
De Verenigde Staten staan er volslagen anders voor. Natuurlijk hebben de
VS ook een zwaarwegend belang bij handel met China, maar de Amerikaanse
belangen gaan veel verder. Als "Eurazië's stabilisator in laatste
instantie", zoals de vroegere Nationale Veiligheidsadviseur Zbigniew
Brzezinski de VS noemde, hecht dat land veel waarde aan het imago dat
het in China heeft. Zien de Chinese autoriteiten de Verenigde Staten als
strategisch welgezind, dan ligt de weg open naar een vreedzame oplossing
van potentiële conflicten zoals Taiwan en de Zuid-Chinese Zee.
Nemen zij het tegenovergestelde standpunt in, dan worden niet alleen
deze problemen nijpender, maar dan beschikt China over nog tal van
andere manieren om de Verenigde Staten te laten boeten. Intensivering
van de nucleaire samenwerking met Pakistan of Noord-Korea, stoken in
Indonesië, strategische samenwerking met Rusland, een anti-VS-
gezinde toenadering tot India - de Chinezen zijn subtiele strategen met
een lange-termijnvisie. Al deze mogelijkheden doen zich aan hen voor. En
alle zouden ze de Amerikaanse belangen ernstig schaden.
Hetzelfde geldt voor Rusland. Weliswaar is het in Washington
tegenwoordig bon ton om te schimpen op de malaise in Rusland en daarmee
op de vergelding waartoe dat land in staat zou zijn, maar Rusland kan op
tal van punten druk uitoefenen. Olie uit het Kaspische Zeegebied,
defensie-technologische samenwerking met Iran, help aan de Koerden in
Turkije, het aanwakkeren van nationalisme in de oostelijke Oekraïne
en de Baltische republieken - het is geen onbeduidende lijst. En tot
slot, als de Russen massaal tot de conclusie komen dat Amerika zijn
woord niet houdt, kan Europa afstevenen op een nieuwe Koude Oorlog.
Goede vrienden van de Verenigde Staten, zoals de Russiche hervormer
Anatoli B. Tsjoebais, hebben al gewaarschuwd voor een golf van anti-
Amerikanisme in Rusland.
Waarmee we terug zijn bij het uitgangspunt. Voor- en tegenstanders van
de oorlog in Kosovo kunnen het erover eens zijn dat de geostrategische
schade voor de Verenigde Staten elke dag dat de oorlog voortduurt en de
fouten zich opstapelen, exponentieel toeneemt. De aderlating van
Amerika's morele geloofwaardigheid is al voelbaar. De oorlogspartij, die
geen oog heeft voor deze verderreikende schade en alleen Kosovo ziet,
betoogt dat het ondanks alle fouten zaak is om 'tot het eind toe vol te
houden'. Dat is de boodschap die de Britse minster van Buitenlandse
Zaken Robin Cook bij zijn bezoek aan Washington bracht. Maar Amerikaanse
besluitvormers moeten onthouden dat het Europese belang
provinciaal is, maar het hunne mondiaal. Als Blair en de
zijnen de zaak-Kosovo zo zijn toegedaan, laten zij dan het voortouw
nemen.
De Verenigde Staten kan zich in Kosovo geen 'winst' veroorloven die de
kiem vormt van nieuwe geostrategische conflicten op de lange duur,
vooral omdat men weet dat die conflicten uitsluitend door de Verenigde
Staten zullen worden uitgevochten.
Jonathan Clarke is voormalig Brits diplomaat en verbonden aan het
Cato Institute in Washington.