'Voor grondoorlog 600 soldaten paraat'
Door onze redacteur STEVEN DERIX
ROTTERDAM, 29 MEI. De militaire
planners van SHAPE, het NAVO-hoofdkwartier in Mons, werken zich dezer
dagen een slag in de rondte. Afgelopen dinsdag besloten de NAVO-
ambassadeurs in Brussel dat KFOR in Macedonië, de strijdmacht die
moet gaan toezien op de naleving van een eventueel vredesakkoord in
Kosovo, zal worden verdubbeld tot 50.000 man.
Waar die extra militairen vandaan moeten komen, weten de planners van
SHAPE nog niet. Pas volgende week zal worden begonnen met 'force
generating' - het geharrewar over de vraag welke bijdrage de
verschillende NAVO-partners moeten gaan leveren.
Vorige week vrijdag nam de Nederlandse ministerraad alvast een voorschot
op een eventuele bestelling van de NAVO. Dertien 'vuurmonden' van de 11e
afdeling Rijdende Artillerie worden 'geprepositioneerd', zo schreef de
regering in een brief aan de Kamer. Vijf kanonnen en 120 man van de 11e
afdeling maakten al deel uit van KFOR. De komende weken zal de rest van
het materieel (maar niet de manschappen) van de afdeling naar
Macedonië gaan.
Op de vraag of Nederland nog meer zal bijdragen aan KFOR willen de
woordvoerders van het ministerie van Defensie nog niet vooruit lopen.
Eén ding is echter zeker: Nederland heeft nauwelijks grondtroepen
om in te zetten.
Onderzoeker Rob de Wijk van het Instituut Clingendael komt na lang
nadenken uit op één bataljon van ongeveer zeshonderd man.
"Eventueel zou je nog een tweede bataljon bij elkaar kunnen schrapen.
Maar dan moet je wel mensen inzetten die net terugkomen van een
uitzending. Dat is tegen de regels die zijn afgesproken in de
Prioriteitennota van 1993."
Sinds het einde van de Koude Oorlog in 1989 is er voortdurend bezuinigd
op het budget van Defensie. Het grootste deel van die bezuinigingen is
afgewenteld op de Koninklijke Landmacht.
Slechts kwart van brigades is paraat
De bezuinigingen hebben vooral
gevolgen gehad voor de eenheden die de slagkracht van een leger vormen:
de (gemechaniseerde) infanterie en de cavalerie (tanks). In 1991
beschikte de landmacht over een compleet legerkorps van 30.000
militairen, dat in tijden van oorlog kon worden uitgebreid tot 90. 000
man. Net als in ieder ander leger had tweederde daarvan een
ondersteunende functie. Het echte vechten tegen de Russen zou moeten
worden opgeknapt door drie divisies infanterie en cavalerie, die waren
opgedeeld in 9 brigades van 3. 500 man. Anno 1999 beschikt de landmacht
nog over één divisie van drie gemechaniseerde brigades,
op papier om en nabij de 10.000 man. Daarnaast beschikt Nederland nog
over de luchtmobiele brigade, maar die is licht bewapend. Al met al is
dit niet voldoende om de organisatie-structuur van een heel leger
overeind te houden. In 1995 is de divisie daarom opgegaan in een
Nederlands-Duits legerkorps.
Van de drie brigades van de divisie is slechts een kwart 'paraat' en
daarmee inzetbaar. De rest is 'mobilisabel': het materieel staat klaar
in de remise, maar de manschappen zijn reservisten. Voor een groot deel
zijn dat ex-dienstplichtigen die alleen kunnen worden opgeroepen als het
eigen grondgebied wordt bedreigd.
Op papier bestaat de 13e gemechaniseerde brigade in Oirschot
(één van de drie Nederlandse brigades) uit vier bataljons
van ongeveer 800 man: twee bataljons pantserinfanterie en twee
bataljons tanks. In werkelijkheid beschikt '13 Mechbrig' slechts over
twee parate compagnieën infanterie (een half bataljon) en twee
eskadrons tanks, samen de sterkte van één bataljon. Daar
komt bij dat de landmacht kampt met onderbezetting, door problemen
met het werven van beroepssoldaten. "De praktijk is dat geen van de
drie brigades een compleet inzetbaar bataljon heeft", zegt onderzoeker
Rob de Wijk.
Op dit moment zijn Nederlandse landmachtmilitairen gelegerd in
Macedonië, Albanië, Bosnië en Cyprus. De omvangrijkste
operatie is de Nederlandse bijdrage aan SFOR in Bosnië. Nederland
levert een gemechaniseerd bataljon infanterie en tanks. De Nederlandse
bijdrage is een verplichting op lange termijn: een einde aan de SFOR-
missie is voorlopig niet in zicht. In de Prioriteitennota van 1993 is
vastgelegd dat elke militair slechts één maal per
anderhalf jaar kan worden uitgezonden. Dit betekent dat voor elke
militair die gedurende een periode van zes maanden in het buitenland
gestationeerd is, één militair uitrust en
één militair zich voorbereidt op de volgende uitzending.
Om een Nederlands bataljon in Bosnië te houden zijn dus drie
complete bataljons nodig, een inspanning die de capaciteit van de drie
gemechaniseerde brigades eigenlijk te boven gaat. De aflossing in
Bosnië werd deze maand gerecruteerd uit militairen van de
luchtmobiele brigade. Voordat ze vertrokken moesten die eerst leren hoe
je met een pantserwagen om moet gaan. Op dit moment zijn iets meer dan
1.800 landmachtmilitairen in het buitenland actief. Daarmee zijn de
grenzen voor Nederland eigenlijk bereikt. De marine beschikt nog over
twee parate bataljons mariniers, maar die kunnen evenmin worden
ingezet: één bataljon is door de NAVO aangewezen als
strategische reserve voor Bosnië, het andere bataljon levert al
220 militairen voor Albanië.
Mocht het komen tot een grondoffensief, dan zou Nederland minstens een
gemechaniseerde brigade van 3.500 man moeten leveren, vindt Clingendael-
onderzoeker Rob de Wijk. "Dat zou een geloofwaardige bijdrage zijn."
Minister van Defensie Frank de Grave stelt in de Hoofdlijnennotitie voor
het aantal inzetbare eenheden te vergroten. Volgens de onderzoekers van
Clingendael gaat dat niet ver genoeg. Zij pleiten voor een ingrijpender
reorganisatie van de landmacht waardoor drie verkleinde, maar geheel
inzetbare brigades ontstaan.