Het Westen maakt zijn beloften aan Kosovo niet
waar
Het Westen heeft Kosovo in de
hitte van de strijd politieke en militaire beloften gedaan die nu
stilletjes in de ijskast worden gezet bij gebrek aan mankracht en geld,
meent Jonathan Eyal. Westerse democratieën zijn nu eenmaal
beter in het reageren op de directe noden van een oorlog dan in het
afhandelen van de oninteressante details die nodig zijn voor het
consolideren van de vrede.
Deze week is op de Balkan een reeks diplomatieke conferenties op hoog
niveau gestart met de bedoeling de veiligheid in Kosovo zeker te stellen
en regionale samenwerking te bevorderen. Ondanks alle inspanning
verliezen de westerse landen echter in hoog tempo het vertrouwen van de
regionale regeringen. En zoals blijkt uit de moord van het afgelopen
weekeinde op veertien etnische Serviërs in Kosovo, is zelfs
militaire stabiliteit op de Balkan geen onwrikbaar gegeven.
Toen het luchtoffensief op 11 juni jongstleden eindigde, leek de
overwinning van de NAVO totaal. De VN-resolutie die de actie fiatteerde,
gaf het bondgenootschap carte blanche: niet alleen mag de NAVO geweld
gebruiken, maar ook is er geen termijn gesteld voor verkiezingen en
wordt niet vermeld welke burgerlijke instellingen er moeten worden
gevestigd. Die vaagheid is opzettelijk. De Europese leden van het
bondgenootschap hebben Washington overreed niet dezelfde fout te maken
als destijds in Bosnië, waar haastig gehouden verkiezingen extreem-
nationalistische politici aan de macht hielpen, en waar een zeer
voorspelbare verdeling van verantwoordelijkheden tussen diverse
instanties verlammend heeft gewerkt.
In veel opzichten is de militaire operatie nog steeds geslaagd te
noemen. Medio deze maand waren zo'n 685.000 Kosovaarse vluchtelingen
naar huis teruggekeerd, meer dan tweederde van het totale aantal. En nog
steeds stromen dagelijks tussen de 2.000 en 3.000 vluchtelingen Kosovo
binnen. Kosovo vormt het enige geval in de moderne geschiedenis waarin
systematische verwijdering van een etnische groep ongedaan is gemaakt.
Nadere beschouwing leert echter dat de NAVO toch een niet geheel
vlekkeloze conduitestaat heeft. Zo heeft het bondgenootschap de etnische
Serviërs geen bescherming geboden: van hen zijn er inmiddels ten
minste 85.000 gevlucht. En dit cijfer maskeert waarschijnlijk een nog
ingrijpender demografische verandering: de meeste gevluchte
Serviërs kwamen uit landelijk gebied dat nu zuiver Albanees zal
worden. Voor de Roma (of zigeuners) die tijdens de oorlog de kans van de
Serviërs kozen, is de tragedie nog groter. De cijfers van de VN,
die het aantal gevluchte Roma medio juli op rond 46.000 schatten, tonen
slechts het topje van de ijsberg, al was het maar omdat veel zigeuners
bij de jongste Joegoslavische volkstelling niet zijn geregistreerd. Er
wordt lippendienst bewezen aan de gedachte dat deze vluchtelingen zullen
terugkeren. In werkelijkheid zouden de Serviërs, die veel van de
bestuurlijke functies in Kosovo bekleedden, bij terugkeer werkloos
blijken en zeer binnenkort zijn zij ook van hun bezit beroofd. De NAVO
zegt ook dat er vooruitgang is geboekt bij de ontwapening van het Kosovo
Bevrijdingsleger UÇK . Maar hoe groot het UÇK-arsenaal is
geweest, weet niemand. In het gunstigste geval blijft het
ontwapeningsproces een kat-en-muisspelletje tussen de NAVO en de
guerrillaorganisatie. De moeilijkheden in Kosovo stapelen zich op.
Het eerste probleem betreft de omvang van het militaire NAVO-contingent.
Aanvankelijk zouden er zo'n 50.000 militairen worden gestationeerd. Het
actuele aantal ligt nog zo'n 16.000 daaronder, en de toestroom van
nieuwe militairen neemt af. De Britten willen hun aanvankelijke
toezegging liefst terugschroeven: ten hoogste 3.000 Britse troepen
worden medio oktober teruggetrokken; hun plaats zal worden ingenomen
door Canadezen, Finnen en Noren. Het hoofdkwartier van de Rapid Reaction
Corps, een afzonderlijke NAVO-afdeling onder Britse leiding, vertrekt in
januari. Het blijkt dus dat de potentiële leveranciers van troepen
niet staan te springen, maar zich integendeel terughoudend opstellen, in
het volle besef dat het eigenlijke probleem zeer binnenkort niet het
zenden van de toegezegde aantallen militairen is, maar de aflossing van
bestaande contingenten. Intussen brokkelt de openbare orde af. De
terugtrekking van het Joegoslavische civiele bestuur heeft een
voorspelbare leegte achtergelaten, en het zal maanden kosten die te
vullen. Terugkerende etnisch-Albanese vluchtelingen hebben het meeste
van wat de Joegoslavische bestuurders en etnische Serviërs hebben
achtergelaten ingepikt. Dorpen worden nu bestuurd door zelfbenoemde
comité's. Van cruciaal belang voor het herstel van de openbare
orde is de vorming van een politiemacht, en dat kost tijd. De VN heeft
tot taak een internationale politiemacht te vormen totdat plaatselijke
functionarissen zijn gerecruteerd en opgeleid. Maar dat proces verloopt
pijnlijk traag: medio juli waren door de diverse regeringen op papier
nog slechts 210 politiemensen toegezegd, nauwelijks eenvijfde van het in
de VN afgesproken aantal, waarbij Washington nog het meest terughoudend
is. Het aanvankelijke plan UÇK-strijders op te nemen in een nieuw
te vormen lokale politiemacht lijkt in de ijskast te zijn gezet. Dus
terwijl de internationale politiemacht er nog moet komen, stapelen de
problemen bij de vorming van die lokale politiemacht zich op. Het gevolg
is dat de landelijke gebieden van Kosovo praktisch aan hun lot worden
overgelaten, met voorspelbare gevolgen.
Toch is dit nog niets in vergelijking met de vertraging die de vorming
van een burgerbestuur in de provincie oploopt. Volgens het traditionele,
schandalige recept, en ondanks beloften gedaan tijdens de oorlog zelf,
hebben de Europese regeringen, Kosovo's voornaamste hulpverstrekkers, de
eerste drie weken na de vijandelijkheden verspild met zinloos gekissebis
over de nationaliteit van de hoogste burgerlijke bestuurder in de
provincie. Uiteindelijk is de Fransman Bernard Kouchner zojuist in
Pristina neergestreken, met een krap budget en zonder een duidelijke
prioriteitenlijst. Zijn enige wapenfeit tot dusver is het houden van een
discussieronde met de diverse etnisch-Albanese politieke leiders, die
werd geboycot door Ibrahim Rugova, de zelfbenoemde 'president' van de
provincie en precies de gematigde leider naar wie de voorkeur van het
Westen oorspronkelijk uitging. Het ontbreken van een tijdschema voor het
politieke proces in Kosovo gold aanvankelijk als een groot succes, maar
blijkt hoe langer hoe meer een belemmering. Verkiezingen voor een
provinciale volksvertegenwoordiging zijn onder voorbehoud vastgesteld in
het komend voorjaar - opnieuw wellicht een onvermijdelijk besluit, maar
één dat zijn eigen gevaren met zich meebrengt. De
gematigde elementen in Kosovo worden niet sterker, zoals het Westen had
gehoopt. Bovendien kan er niet met Belgrado over de definitieve status
van Kosovo worden onderhandeld zolang de vertegenwoordigers van de
provincie geen democratisch mandaat van hun eigen bevolking hebben.
Het tableau wordt gecompleteerd door de onwil financiële
toezeggingen te doen. De EU aanvaardt dat zij het grootste deel van de
wederopbouw zal moeten bekostigen. Maar de Unie zelf kampt dit jaar met
een begrotingstekort van vijf miljard euro. Bijgevolg zal de regionale
wederopbouw worden bekostigd uit bestaande budgetten, aangevuld uit
allerlei EU-fondsen voor hulp aan Derde-Wereldlanden en met specifieke
bijdragen van andere donorlanden. Tot dusver heeft het Hoge
Commissariaat voor de Vluchtelingen van de VN nog slechts 260 miljoen
dollar ontvangen op een totaal van de 400 miljoen die zijn begroot voor
de terugkeer van de Kosovaarse bevolking. Als de betalingen hiervoor al
niet worden verricht, valt moeilijk in te zien hoe het geld voor
projecten op de langere termijn er ooit zal komen. En zoals altijd zal
alles weer aan een ellenlang bureaucratisch debat worden onderworpen.
Wellicht zal de jongste serie diplomatieke conferenties de bestuurders
van Kosovo weer van de ernst van de situatie doordringen. Maar het ziet
ernaar uit dat de regelingen voor de provincie steeds meer op die voor
Bosnië zullen gaan lijken. Net als in dat geval zijn ook nu in de
hitte van de strijd reusachtige toezeggingen gedaan die vervolgens
stilletjes in de ijskast zijn gezet. En ook in Kosovo zijn alle
internationale instellingen weer hals over kop toegeschoten, niet
zozeer omdat ze wisten wat ze tot stand wilden brengen, als wel omdat
ze vonden dat ze acte de présence moesten geven. Maar goed, de
westerse democratieën zijn altijd al beter geweest in het reageren
op de directe noden van een oorlog dan in het afhandelen van de grote
hoeveelheden oninteressante details die nodig zijn voor het
consolideren van de vrede.
Jonathan Eyal is verbonden aan het Royal
United Services Institute for Defence Studies in Londen.