PRISTINA, 27 JULI. Het mortuarium van het ziekenhuis in Pristina heeft Arta Dobroshi (19) al vroeg in de morgen gevraagd om 22 bodybags te regelen. En even zoveel paar plastic handschoenen. Noodzakelijk voor de herbegrafenis van Albanezen die door Serviėrs zijn vermoord. Geen ongewoon verzoek, de afgelopen week zijn er al 1500 lijkzakken aangevraagd. ,,Niemand voelt zich verantwoordelijk voor het herbegraven van de doden, dat moet de familie zelf maar opknappen. Het ziekenhuis laat alleen even weten hoeveel zakken we nu weer moeten afleveren'', zegt Arta.
Ze is er vandaag nog niet aan toegekomen. Eerst heeft ze huisvesting georganiseerd voor een wat ouder Albanees echtpaar met vier kinderen, wier huis is verwoest. ,,Voorlopig zullen ze in een tent moeten bivakkeren, we hebben niks anders'', zegt de hulpverleenster van CIMIC, het centrum voor civiele en militaire samenwerking in Pristina. Daarna moest een 78-jarige man teruggebracht worden naar het verzorgingshuis waar hij jaren had gewoond. Tijdens de bombardementen was hij samen met andere bewoners door Serviėrs ten onrechte naar een psychiatrisch ziekenhuis gebracht.
En dan is er iedere dag, nu al vier weken lang, het drama van de drie broers. Ze zijn tussen de acht en veertien jaar. Hun ouders zitten in Duitsland. De vader wordt daar binnenkort geopereerd, maar de jongens kunnen niet met de ouders worden herenigd. Noch Arta Dobroshi, noch de hulpverlener van Save the Children, gehuisvest bij CIMIC, kan zeggen waarom. ,,Om de terugkeer van vluchtelingen maakt niemand zich druk.'' De broers mogen iedere week twee keer met de ouders bellen. Overdag verkopen ze op straat blikjes frisdrank, een vroegere buurman bekommert zich een beetje om hen. Begin deze week hebben de drie gehoord dat hun 25-jarige broer is vermoord. Onthoofd, om precies te zijn.
CIMIC (Civil and Military Cooperation) is een militair initiatief dat na de Golf-oorlog vorm kreeg. Volgens de Britse officier David Warner, die in Pristina het centrum leidt, is het doel van CIMIC om de verschillende eenheden van het leger en de niet-overheidsgebonden hulporganisaties (NGO's) met elkaar te laten samenwerken. Zo kan sneller hulp geboden worden. CIMIC is bedoeld voor burgers die een klacht hebben, over gebrek aan huisvesting of voedsel. Een misdrijf rapporteren kan ook, dan neemt CIMIC contact op met de militaire politie, waar men overigens ook rechtstreeks naar toe kan gaan.
Met enige trots vertelt Warner dat het sjofele kantoor, waar de kunststofplaten half vergaan uit het plafond hangen en de tolken achter wankele tafeltjes hun werk doen, reeds zes uur na de intocht van KFOR in Pristina met het werk is begonnen. ,,De eerste dagen kregen we hier honderden Serviėrs, die wilden zo snel mogelijk weg. Onder escorte van het leger'', zegt Warner. Toen werd daar nog aan meegewerkt, maar dat leidde al snel tot discussie. ,,We willen er niet van worden beschuldigd dat we meewerken aan een etnische schoonmaak'', aldus Warner. De Servische vrouw die zich gisteren in paniek bij CIMIC meldde omdat haar Albanese schoonfamilie zich tegen haar had gekeerd, haar echtgenoot incluis, is met een legervoertuig toch maar naar haar Servische familie aan de andere kant van de grens gebracht.
Uit die eerste dagen herinnert Warner zich tal van verschrikkingen: mensen die terugkeerden in hun flat en de resten van grootvader verspreid in de diverse kamers aantroffen. Een andere melding betrof een dode koe die in een slaapkamer was gelegd: ,,De Serviėrs hadden er een boobytrap in aangebracht. Als er aan het beest was getrokken, zou er een geweldige explosie zijn gevolgd.''
Warner maakt zich zorgen over de recente ontwikkelingen in Pristina. ,,De laatste weken zien we veel Albanezen uit Tirana in de stad. Een flink aantal van hen behoort duidelijk tot de Albanese mafia, je ziet het aan hun uitrusting en aan de peperdure auto's met getinte ramen. Ze proberen de zaken over te nemen, steeds meer mensen worden daar bang van'', zegt hij. De OVSE en de VN zullen zich volgens hem moeten haasten omdat anders deze types in de huidige periode van anarchie en chaos het roer in handen nemen.
Ondanks de militaire patrouilles door de straten van de hoofdstad loopt het regelmatig behoorlijk uit de hand. ,,Gemiddeld worden er elke nacht twee, drie mensen vermoord, meestal Serviėrs'', zegt Warner. Families vestigen zich in appartementen die niet van hen zijn. ,,Gelukkig hebben we onlangs de complete administratie van het kadaster gevonden. Ook de vroegere directeur, ontslagen toen Kosovo tien jaar geleden de autonomie werd ontnomen, hebben we opgespoord. Nu kunnen we de beschuldigingen toetsen aan de feiten'', zegt de Britse officier.
Het CIMIC-kantoor heeft geen deur, die sneuvelde bij een explosie en het gat werd daarna dichtgetimmerd. Een open raam doet nu dienst als ingang. Tien minuten na de opening staan er voor de acht tafeltjes ruim honderd mensen, niemand dringt voor. Zes Albanese en twee Servische tolken noteren de problemen en gaan op zoek naar een oplossing. Warner merkt wel eens wat onderhuidse spanning, maar in de praktijk wordt er tussen de tolken goed samengewerkt. Per dag komen er ruim 300 burgers, voor het merendeel Albanezen. ,,We zien nu nog slechts een, twee Serviėrs per dag'', aldus Warner.
Luljeta Sefaja (44) en haar man Mehmet (51) uit Kosovska Mitrovica zijn na de lunchpauze aan de beurt. Daar worden de Albanese en de Servische gemeenschap door een inmiddels beruchte brug van elkaar gescheiden. Serviėrs hebben hen gisteren voor de zoveelste keer bedreigd en bevolen de stad binnen 24 uur te verlaten. Luljeta maakt zich geen illusie wat er zal gebeuren als ze blijven: ,,Dan vermoorden ze ons, een maand geleden hebben ze me al zwaar mishandeld.'' Ze noemt het een wraakactie omdat zij voor KFOR in het ziekenhuis heeft gewerkt als tolk.
Na de bedreiging is Luljeta direct naar de Franse eenheid in Mitrovica gestapt. ,,De Fransen zijn erg vriendelijk, maar ze doen niks'', zegt ze. Haar man knikt. ,,Ga maar naar CIMIC, zeiden ze, daarom zijn we hier, we willen bescherming.'' De kinderen zijn al ondergebracht bij een zuster elders. Luljeta en haar man peinzen er niet over om Mitrovica te verlaten. ,,De Fransen zeggen dat de brug het Servische en het Albanese deel keurig gescheiden houdt, maar er is helemaal geen Servisch of Albanees deel, dat roepen de Serviėrs maar en de Franse troepen gaan daar op in'', zegt Luljeta Sefaja boos.
Op een tafeltje ligt een beduimeld naslagwerk, 104 pagina's met de namen van vluchtelingen en de plaats waar ze verblijven. `Familyfinder' staat er op de gele omslag, maar vandaag heeft nog niemand er in gekeken. Ongevraagd begint Arta Dobrosha kritiek te leveren op de internationale hulporganisaties, de mededeling dat het Rode Kruis in Pec is begonnen met het verstrekken van zesduizend warme maaltijden per dag, kan haar boosheid niet verzachten. ,,Het grootste probleem ligt bij de UNHCR [de VN-hulporganisatie, red.]. Zij stemmen de zaken niet af op de plaatselijke organisaties. Hier komen de mensen die onmiddellijk hulp nodig hebben, onderdak, voedsel en het is zo frustrerend om niks te kunnen doen, niet eens een tent te kunnen verschaffen'', zegt Arta. Ze maakt zich grote zorgen: ,,Over een maand of drie begint de winter. Het zal voor veel mensen een drama worden''.