Aanklacht bemoeilijkt vredesoverleg Kosovo
De precieze gevolgen van een
aanklacht tegen Milosevic zijn nog niet in te schatten, maar de
diplomatieke onderhandelingen over Kosovo zullen er niet gemakkelijker
op worden.
Door onze redacteuren PETER MICHIELSEN
en ROBERT VAN DE ROER
ROTTERDAM, 27 MEI. Een aanklacht wegens oorlogsmisdaden tegen de
Joegoslavische president Milosevic bevredigt misschien het rechtsgevoel
van de Westerse publieke opinie, maar een stimulans voor de
onderhandelingen met de potentaat van Belgrado is het niet. Een grondige
inschatting van de consequenties voor het 'vredesproces' viel vanochtend
nog niet te maken omdat niet duidelijk is hoe Milosevic zelf reageert op
de aanklacht van het Haagse oorlogstribunaal. Later vandaag zal vanzelf
meer bekend worden als de Russische gezant Tsjernomyrdin hem bezoekt.
Onduidelijk is evenzeer hoe Rusland reageert op de dagvaarding, en of
deze reactie van invloed zal zijn op de bemiddelingsrol van Moskou. De
Russische ambassadeur bij de Verenigde Naties, Lavrov, zei gisteren over
de aanklacht: "Wij hebben herhaaldelijk gezegd dat dit de politieke
inspanningen ernstig zal ondermijnen."
Veel Westerse waarnemers vrezen nu dat Milosevic zal doorvechten tot het
bittere einde, omdat het begrip 'opgeven' hem vreemd is en omdat hij
niets meer te verliezen heeft. En inderdaad: Milosevic was na twee
maanden van NAVO-bombardementen al geenszins toegeeflijk tegenover de
eisen van de NAVO, en die halsstarrigheid zal na een aanklacht minder
worden, zo is de verwachting.
De internationale gemeenschap beschouwt Milosevic al sinds 1991 als de
aanjager van al het geweld in ex-Joegoslavië, maar bleef met hem
onderhandelen. Hij onderging een gedaanteverandering van kandidaat-
hoofdverdachte van oorlogsmisdaden tot staatsman en vredesduif toen hij
in november 1995 het vredesakkoord van Dayton voor Bosnië
overeenkwam en een belangrijke rol ging vervullen bij de uitvoering
daarvan. Een maand later schudde hij zelfs bij de ondertekening in
Parijs de hand van president Clinton, die tijdens zijn eigen
verkiezingscampagne van 1992 nog had gezegd dat er een onderzoek moest
komen tegen Milosevic wegens oorlogsmisdaden.
De Joegoslavische leider is de enige onderhandelingspartner van de
internationale gemeenschap in de Kosovo-crisis. Nu hij verdachte van
oorlogsmisdaden is, zal dat op het eerste gezicht zijn
onderhandelingspositie bemoeilijken en verzwakken. Het ligt voor de hand
te concluderen dat hij in een isolement zal belanden, maar de taaiheid
van Milosevic is in het Westen al vaker onderschat. In alle
onderhandelingen heeft Milosevic tot nu toe aangedrongen op zijn
juridische immuniteit. Nu die uitweg is afgesloten, lijkt het
aannemelijk dat zijn al geringe bereidheid om compromissen te sluiten
met bemiddelaars nog verder zal afnemen.
In welke mate wil hij nog onderhandelen met gezanten die eisen van de
internationale gemeenschap komen overhandigen? Kunnen die internationale
gemeenschap, de NAVO en de VN op hun beurt nog zaken doen met deze
leider? Of hebben zij simpelweg geen alternatief omdat hij de gekozen
leider van Joegoslavië is? Dit zijn de hamvragen, waar de komende
dagen antwoorden op zullen komen.
Tijdens het vredesproces van Bosnië heeft het team van de
Amerikaanse gezant Richard Holbrooke eenmalig dertien uur onderhandeld
met de Bosnisch-Servische verdachten van oorlogsmisdaden, Mladic en
Karadzic, over een bestand bij Sarajevo. Dat was een uitzondering, omdat
Milosevic namens de Bosnische Serviërs die onderhandelingen leidde.
Dit keer is de onderhandelaar zelf de verdachte.
Mogelijk hoopt de wereldgemeenschap dat een aanklacht tegen Milosevic
andere regeringsfunctionarissen naar voren doet treden om te
onderhandelen. Maar voor de binnenlandse positie van Milosevic heeft een
dagvaarding geen zichtbare consequenties. Voor de oppositie is hij nu
door de aanklacht in nog sterkere mate dan voorheen een schurk, maar van
die oppositie heeft hij nog altijd niets te vrezen, alle meldingen over
groeiend verzet tegen de Kosovo-oorlog bij de moeders van recruten en de
vrouwen van reservisten ten spijt. De Servische oppositie bestaat
simpelweg niet meer in Servië. In het parlement - dat sowieso niets
voorstelt - is ze niet vertegenwoordigd, de media zijn gelijkgeschakeld,
het federale leger is stevig in zijn hand, de Servische politie is zijn
eigen pretoriaanse garde en wat er nog aan opposanten resteert heeft
zijn toevlucht gezocht in het buitenland of in de deelrepubliek
Montenegro. En zelfs daar moet ze bang zijn te worden opgepakt door een
federaal leger dat de zusterrepubliek in een wurggreep heeft, die elke
dag een beetje verder wordt aangehaald. Sommige Montenegrijnse leiders
wagen zich in eigen land niet meer op straat zonder een heel contingent
Montenegrijnse politiemannen als lijfwacht.
De aanklacht maakt vooralsnog op geen enkele manier de weg vrij voor
nieuwe leiders, want afgezien van de stromannen van Milosevic zijn er
geen nieuwe leiders die beschikken over enig maatschappelijk draagvlak.
De populariteit van Milosevic als de man die Kosovo niet prijsgaf en
zich heroïsch verzet tegen de almachtige NAVO is in brede kring
waarschijnlijk eerder toe- dan afgenomen. "Het is een eer voor ons de
aanvallen van zo'n machtig bondgenootschap te weerstaan", zei de
Joegoslavische president in april in een vraaggesprek met het Slowaakse
blad Praca, en het lijkt er sterk op dat veel Serviërs het
daarmee eens zijn.
In eigen land is Milosevic net zo veilig als de door het Haagse
tribunaal gezochte oorlogsmisdadigers uit de Bosnische en Kroatische
oorlogen, of het nu gaat om Mladic, de vroegere bevelhebber van het
leger van de Bosnische Serviërs, of om Joegoslavische staatsburgers
die in staat van beschuldiging zijn gesteld wegens massamoord in
Vukovar, maar die Belgrado nooit heeft willen uitleveren, alle druk ten
spijt. Ook na vandaag zal het respect van Joegoslavië voor het
tribunaal niet groeien.