Bom op tv-zender is onrecht
Elsbeth Etty
Het klopt dat de bommen op de Servische staatstelevisie 'niet
misplaatst' zijn, zoals stond boven het artikel van Coen van Zwol over
de luchtaanval op de propagandazender van Milosevic (NRC Handelsblad, 26
april). Ze waren namelijk raak. Een andere vraag is of ze
gerechtvaardigd zijn. Tegen het betoog waarin Van Zwol die
rechtvaardiging beargumenteert, heb ik een bezwaar.
Uiteraard slaat dat bezwaar niet op zijn beschrijving van het karakter
van de staatstelevisie in Belgrado, die werd en wordt misbruikt voor het
verspreiden van leugens en verdraaiingen. Evenmin twijfel ik over de
wijze waarop Van Zwol de daar werkzame televisiemedewerkers
kwalificeert: ,,propagandisten en lieden die - soms met tegenzin - His
Masters Voice spelen omdat ze nu eenmaal hun gezin moeten onderhouden''.
In de redenering waarmee hij het bombardement verdedigt, schuilt echter
een verborgen premisse. Deze luidt: media die voor propagandadoeleinden
worden misbruikt, vormen een legitiem militair doelwit. Dit is een
uiterst rekbare interpretatie van het begrip militaire
doelen.
Ongetwijfeld draagt de televisiepropaganda bij tot de misleiding van de
Servische bevolking door Milosevic. Media in handen van machthebbers
kunnen een instrument zijn om etnische haat te zaaien, de bevolking
te indoctrineren en de schending van mensenrechten te laten voortduren.
Er zijn nog meer instellingen die instrumenteel kunnen worden ingezet -
en in Servië gebeurt dat ook - voor indoctrinatie. De Servische
orthodox-katholieke kerk bijvoorbeeld maakt zich eveneens schuldig aan
nationalistische indoctrinatie en draagt de overtuiging uit dat in
Kosovo een heilig Servisch erfgoed wordt verdedigd. Deze constatering
biedt echter geen enkele rechtvaardiging voor luchtaanvallen op kerken
en kloosters. Ook het onderwijs is een niet te onderschatten factor van
beïnvloeding. Bombardementen op scholen kunnen daarmee onmogelijk
worden gelegitimeerd.
Het beginsel van de proportionaliteit verzet zich tegen de gedachte dat
alles wat Milosevic eventueel ten dienste kan staan, om die reden mag of
zelfs moet worden vernietigd: brandweer, medische voorzieningen, et
cetera. Hoe men ook oordeelt over humanitaire interventie als
volkenrechtelijke rechtsgrond voor de luchtcampagne van de NAVO , het
staat toch wel vast dat een humanitaire interventie uitsluitend gericht
mag zijn op het stopzetten van de moorden en deportaties.
Het is bekend dat de media in het voormalige Joegoslavië bij het
ontstaan van de bloedige conflicten op de Balkan en de etnische
zuiveringen een verderfelijke rol hebben gespeeld. De in Nederlandse
ballingschap levende Kroatische schrijfster Dubravka
Ugresic is van mening dat de media tien jaar geleden de oorlog op de
Balkan zijn begonnen en dat alle mensen die bereid waren als
doorgeefluik te fungeren voor ideeën die uiteindelijk geleid hebben
tot deze oorlog medeverantwoordelijk zijn. Daar zit veel waars in. Alles
wat de nationalistische verdwazing en etnische haat aanwakkert moet dan
ook compromisloos worden bestreden. Maar woorden bestrijde men met
woorden, misleiding met informatie, leugens met waarheid. Niet met
militaire middelen. Dat is hooguit verdedigbaar als er sprake is van een
direct verband, van rechtstreekse ophitsing tot massamoord en
genocide (zoals Radio des Milles Collines voorafgaand aan de
volkerenmoord in Rwanda).
Bij het met geweld tot zwijgen brengen van media - hoe
verwerpelijk deze ook mogen zijn - dringt de vraag zich op of het tot de
competentie van regeerders en militaire leiders van de NAVO -landen
behoort om uit te maken waar de grens tussen journalistiek en propaganda
moet worden getrokken. De Servische propaganda wordt bijvoorbeeld ook
verspreid via Internet. Verschaft dit de NAVO de bevoegdheid tegen
Internetproviders op te treden?
Veruit de meeste NAVO- landen zijn democratische samenlevingen waar, in
tegenstelling tot Servië, het oordeel over de inhoud van media
expliciteit aan de overheid is ontzegd. Het eind is zoek als aan
welomschreven internationale misdrijven, zoals genocide, marteling,
oorlogsmisdaden, ook het maken van propaganda zou worden toegevoegd. Er
valt dan heel wat te bombarderen. Als alles wat volgens de NAVO
Milosevic steunt mag worden getroffen, dan is - ook
buiten Servië - geen enkel medium meer veilig.
Daarom is de bezorgdheid van de NVJ en de hoofdredactie van het NOS -Journaal terecht. Het is niet waar dat de journalistiek zich
hypocriet zou gedragen door zich drukker te maken over de aanval op een
televisiezender dan over andere bombardementen waarbij
burgerslachtoffers vallen. De kwestie is niet of de medewerkers van de
Servische staatstelevisie journalisten zijn, maar of de NAVO mag uitmaken wie journalist is en wie niet.
Er is in Servië geen persvrijheid en de medewerkers van de
staatstelevisie zijn betaalde propagandisten, zoals Van Zwol overtuigend
en met gepaste verontwaardiging uiteenzet, maar ook hij zal niet van
mening zijn dat op het maken van propaganda, zelfs misdadige propaganda,
de doodstraf behoort te staan.
Elsbeth Etty is redacteur van NRC Handelsblad.