Alliantie wil winnen, maar weet niet hoe
Op de NAVO-top van het afgelopen weekeinde klonk ferme taal. Maar kan
de alliantie haar woorden in de barre praktijk van Kosovo waarmaken?
Door onze correspondenten
BIRGIT DONKER en JUURD EIJSVOOGEL
WASHINGTON, 26 APRIL. Over haar grote ambities heeft de NAVO dit
weekeinde in Washington geen twijfel laten bestaan. Maar of de militaire
alliantie haar nieuwe doelstellingen ook kan waarmaken, is nog onzeker.
Zo lang de luchtaanvallen op Joegoslavië niet de gewenste
resultaten hebben opgeleverd, bestaat er een kloof tussen de krachtige
woorden van de alliantie en de effectiviteit van haar daden.
De oorlog over Kosovo is de eerste test voor de nieuwe NAVO, die op haar
vijftigste verjaardag officieel heeft vastgelegd dat ze ook buiten het
eigen grondgebied militair kan ingrijpen om de vrede in de 'Euro-
Atlantische regio' te garanderen. President Clinton draaide er op de
NAVO-top in Washington niet om heen: de NAVO vecht in de Balkan omdat
het bondgenootschap ,,in de 21ste eeuw niets meer zal betekenen, als
het de slachting van onschuldigen op haar drempel toestaat''.
De Britse premier Blair zei eerder in de week ferm: ,,We kunnen en
zullen het beleid van etnische zuivering niet laten slagen. Dat beleid
verslaan en omkeren zou het mooiste monument zijn voor de verjaardag
van de NAVO.'' Maar het verjaardagsfeest in Washington moest het
stellen zonder uitzicht op realisering van die droom. De luchtcampagne
tegen Joegoslavië heeft op zijn best gemengde resultaten. De vraag
wat de NAVO moet doen als Milosevic niet inbindt, zelfs na vele extra
bombardementen, kwam op de top niet aan de orde. Over de inzet van
grondtroepen blijven de lidstaten verdeeld. En de situatie van de
Albanese Kosovaren die nog in Kosovo zitten, is onzekerder dan ooit.
,,Wij winnen. Hij verliest. En hij weet het'', zei generaal Wesley
Clark stoer. Maar voorlopig wijst niets er op dat hij gelijk heeft.
Deze oorlog zou binnen twee dagen voorbij kunnen zijn, zei een
Nederlandse militair vorige week, als de politiek de militaire operatie
geen beperkingen oplegde. Aan de militaire kracht van het
bondgenootschap ontbreekt het niet, maar de voorwaarden dat niet veel
NAVO-soldaten mogen sneuvelen en dat bij de bombardementen de
onbedoelde schade zo klein mogelijk moet zijn, ontkrachten de plannen
van Clark en zijn militairen.
De vraag is, zoals The Washington Post het gisteren formuleerde:
Kan het bondgenootschap de wil opbrengen om te winnen? Kunnen de
negentien lidstaten die samen drievijfde van de wereld-economie
vertegenwoordigen en een nog groter deel van de totale militaire macht
,,de wil opbrengen om een republiek te verslaan ter grootte van
Kentucky, die een Bruto Nationaal Produkt heeft dat minder dan de helft
is van dat van Birma?''
In Washington bleken de NAVO-leiders er van doordrongen dat het
bondgenootschap het zich niet kan veroorloven deze oorlog te verliezen.
Maar tegelijk hielden ze vol dat ze hun doel in Joegoslavië met
luchtaanvallen kunnen bereiken en dat de luchtactie nog niet een derde
fase, met meer doelen, hoeft in te gaan. Secretaris-generaal Solana
kondigde vorige week weliswaar aan dat de NAVO de plannen voor de
eventuele inzet van grondtroepen zal actualiseren, maar de gevoelige
politieke beslissing om tot een grondoffensief over te gaan, is in
Washington niet dichterbij gebracht. Zelfs over sommige luchtaanvallen
bestaat verdeeldheid onder de bondgenoten. De Italiaanse minister van
Buitenlandse Zaken Dini sprak tegenover Italiaanse journalisten
bijvoorbeeld zijn verontwaardiging uit over het bombarderen van een
gebouw van de Joegoslavische televisie, waarbij volgens
Joegoslavië tien burgerslachtoffers vielen.
De Kosovo-crisis laat zien dat de nieuwe missie van de NAVO grote
problemen met zich kan meebrengen. Met de bepaling dat de NAVO de
veiligheid in het Euro-atlantisch gebied moet garanderen, hoeven landen
als Frankrijk niet meer te vrezen dat het bondgenootschap de
'politieagent van de wereld' wordt. Maar wel heeft de NAVO zich nu
opgeworpen als een Europese politieman. En dat brengt verplichtingen
met zich mee. Als zich in de toekomst nog eens een Kosovo-achtige crisis
voordoet en de NAVO grijpt niet, of niet snel in, dan kan de alliantie
er van beschuldigd worden dat ze haar zelf opgelegde plicht verzaakt.
Dat zou een gezichtsverlies betekenen, dat afbreuk doet aan het gezag
van de organisatie.
Vijftig jaar lang heeft de NAVO de verbondenheid gegarandeerd tussen
West-Europa en de Verenigde Staten (en Canada). Met het nieuwe
strategisch concept en de toetreding van drie voormalige leden van de
Warschau-pact Polen, Tsjechië en Hongarije, heeft het
bondgenootschap zich opgemaakt om ook in de volgende eeuw dè
stabiliserende factor in Europa te zijn. Het voornemen, dit weekeinde
vastgelegd, om de Europeanen binnen de NAVO meer eigen
verantwoordelijkheid te geven, kan daarbij helpen.
Een grotere Europese rol bij acties als die in Kosovo zal het
makkelijker maken om de Amerikaanse publieke opinie te overtuigen van
de zin van een blijvende Amerikaanse betrokkenheid bij Europa. Maar
voordat werkelijk sprake kan zijn van een Europese defensie-identiteit,
is nog een lange weg te gaan. De oorlog over Kosovo laat zien hoezeer
Europa de Verenigde Staten ook na het einde van de Koude Oorlog nog
nodig heeft - niet alleen in politiek en diplomatiek, maar ook in
militair opzicht.
Zonder het Amerikaanse militaire materieel zouden noch de huidige
luchtaanvallen, noch een eventueel grondoffensief denkbaar zijn. De
Amerikaanse minister van Defensie Cohen herinnerde er gisteren fijntjes
aan dat de Amerikanen nu 500 van de 690 vliegtuigen in de oorlog tegen
Joegoslavië leveren, en dat het gelijkmatiger verdelen van de
lasten geen overbodige luxe zou zijn.
Frankrijk dringt al jaren aan op een Europees defensiebeleid en wordt
het afgelopen half jaar enthousiast gesteund door Groot-
Brittannië. Maar voordat de Europeanen die grotere militaire
verantwoordelijkheid op zich kunnen nemen, zullen ze hun eigen
militaire capaciteit moeten vergroten. Goede wil alleen is niet
voldoende.