Is de NAVO in oorlog?
Voor de term 'oorlog' is geen plaats meer in het volkenrecht, dus
spelen oorlogvoerende partijen verstoppertje met de taal en met het
recht.
Door onze redacteur F. KUITENBROUWER
AMSTERDAM, 26 MAART. Zijn Servië en de NAVO nu met elkaar in
oorlog? Deze vraag ligt de laatste dagen op ieders lippen. Toch getuigt
hij van een zekere volkenrechtelijke naïviteit, een droombeeld van
oorlogsverklaringen en witte vlaggen en als het even kan spoedig een
vredesverdrag. In de Middeleeuwen gold een oorlog zonder verklaring als
perfide. Ook Hugo de Groot beschouwde een formele oorlogsverklaring als
een belangrijke voorwaarde in zijn beroemde leer van de
gerechtvaardigde oorlog (iustum bellum). Deze gedachte is in
onbruik geraakt, noteert de moderne volkenrechtelijke encyclopedie
droogjes. Er kunnen oorlogen worden verklaard zonder dat directe
vijandelijkheden volgen (de zogeheten drôle de guerre
tussen Frankrijk en Duitsland in 1939) en oorlogen kunnen eindigen
zonder formeel vredesverdrag (de Tweede Wereldoorlog). Sommige
theoretici hebben het beslissende kenmerk gezocht in de bedoeling
(animus) van de aanvaller. Een bijna honderd jaar oud Brits
vonnis noemt juist beslissend of de aanval door de tegenpartij wordt
opgevat als een vredebreuk. Oorlog? Vraag het liever aan Milosevic. In
de moderne geschiedenis zijn er verschillende voorbeelden van
internationale gewapende conflicten die door één van de
partijen werden bestempeld tot oorlog: de Frans-Britse actie in Suez,
de strijd tussen India en Pakistan in 1965 en 1971 en de oorlog tussen
Iran en Irak (1980-1988). Alweer is de volkenrechtelijke encyclopedie
niet onder de indruk: dit waren verklaringen voor intern gebruik en
geen geldige oorlogsverklaringen. Zelfs binnen één land
kan verschillend worden gedacht over de staat van oorlog. De strijd in
Korea werd door een Amerikaanse rechter aangemerkt als een oorlog toen
het ging om opvang van de veteranen, maar een andere Amerikaanse
rechter wees de term af in een verzekeringszaak (oorlogsschade is als
'molest' veelal uitgezonderd). Er wordt van oudsher verstoppertje
gespeeld met de term oorlog. Illustratief is de Slag bij Navarino
(1827) waarin de Turkse vloot door een gecombineerde Brits-Frans-
Russische zeemacht werd vernietigd toen zij de blokkade van Griekse
havens probeerde te doorbreken die deze landen hadden gelegd om de
vrijheidsstrijders te steunen. Na de slag verzekerden alle partijen
elkaar van hun wens dat ,,de vrede'' zou voortduren.
Het probleem is natuurlijk dat oorlog zoveel verschijningsvormen kent,
van sanctie tot blokkade tot regelrechte aanval. ,,Er is geen midden
tussen oorlog en vrede'', zei Hugo de Groot in navolging van Cicero.
Was het maar zo eenvoudig. De internationale politieke geschiedenis
wemelt dan ook van het verhullende taalgebruik: 'quasi-oorlog',
'eenvoudige vijandelijkheden' of 'incident' (zoals Japan in de jaren
dertig de operaties in Mantsjoerije en China noemde).
Behalve in de preambule komt de term 'oorlog' niet meer voor in het hele
Handvest van de Verenigde Naties. Dit Handvest bevat wel een categorisch
verbod van geweld in de internationale betrekkingen - tenzij de
Veiligheidsraad zelf op grond van zijn bijzondere bevoegdheden krachtens
Hoofdstuk 7 oproept tot een gerechtvaardigde strijd. Dit geweldsverbod
heeft inmiddels ,,net zoveel gelijkenis met de werkelijke wereld als
een kaart van Magelhaen'', bromde een Amerikaanse volkenrechtsjurist
meer dan tien jaar geleden.
De grote volkenrechtsgeleerde Lauterpacht heeft uit het Handvest
geconcludeerd dat er voor oorlog geen plaats meer is in het
internationale recht. Maar dat gaat niet op, getuige de herlevende
aandacht voor het humanitaire oorlogsrecht. Dit veronderstelt het
uitbreken van oorlogen. Het geweldsverbod van het Handvest is ook niet
absoluut, getuige het lastige leerstuk van de vergeldingsmaatregelen.
Militaire represailles zijn volgens het standaardwerk van de Leidse
volkenrechtsgeleerde Kalshoven uit 1971 inderdaad een lastig kluifje
voor het recht. Het zijn maatregelen die op zichzelf niet zijn
toegestaan maar waarvan de onrechtmatigheid wordt weggenomen doordat zij
zijn gericht tegen een eerder gepleegde onrechtmatige daad van de
ander. In het geval van Milosevic moet de onrechtmatigheid vooral
komen van resoluties van de Veiligheidsraad. Deze eiste op 23 september
vorig jaar - met een beroep op het zware Hoofdstuk 7 van het Handvest -
een eind aan de onderdrukking van de burgerbevolking in Kosovo en
,,effectieve en voortdurende monitoring'' door de Europese Unie en
buitenlandse diplomaten. Over stationering van NAVO-troepen rept de
resolutie niet.