In Kosovo worden de naambordjes nog een keer
gewisseld
In het Kosovaarse stadje Pec
worden de Servische naambordjes vervangen door Albanese. 'Kosovo wordt
gezuiverd van Serviërs, met hulp van de NAVO.'
Door onze redacteur PETRA DE KONING
PEc, 24 JUNI. Kwart voor twaalf 's avonds gaat de bel. Drie UÇK-
soldaten staan voor de deur van de flat, in het centrum van de
Kosovaarse stad Pec. Ze zoeken de Servische eigenaar. Die is er niet, de
man vluchtte vorige week naar de Joegoslavische deelrepubliek Montenegro
en verhuurde zijn flat aan journalisten. De UÇK-soldaten,
bewapend met een pistool en een mes, willen de identiteitskaart zien van
een Albanese tolk - hij zou een Servische spion kunnen zijn. De tolk
weigert, het UÇK is de politie niet. De soldaten worden kwaad, ze
dreigen en schelden. Een van de UÇK-soldaten rukt het Servische
naamplaatje van de deur en zegt: "Waarom hangt dit er nog, als er geen
Serviërs meer in dit huis wonen?" Ze gooien de voordeur met een
klap dicht.
Om drie uur die nacht belt een Servische buurvrouw op. Ze woont in een
ander appartementenblok. UÇK-soldaten, zegt ze, zijn het
flatgebouw binnengedrongen. De deur van het gebouw was op slot, maar de
soldaten moeten een sleutel hebben gehad. Ze hebben, zegt de vrouw, een
Servisch echtpaar meegenomen. "En nu hoor ik ze bij onze voordeur." Ze
hangt snel op.
Volgens metropoliet Amfilohije, de leider van de orthodoxe kerk in
Montenegro die nu in Pec verblijft om de Serviërs van Kosovo te
steunen, werden de afgelopen dagen zo'n veertig Servische burgers
ontvoerd. Elf lijken van Serviërs werden gevonden. Een paar honderd
Servische burgers vluchtten de afgelopen week naar het klooster, net
buiten de stad, dat wordt bewaakt door Italiaanse soldaten van
vredesmacht KFOR.
De drie UÇK-soldaten gaan ook 's ochtends nog langs de flats in
het centrum van de stad. Een oude Albanese man laat hen zien waar nog
Servische families wonen, en welke Servische appartementen leeg staan.
In onze flat wonen de volgende ochtend nieuwe buren: teruggekeerde
Albanese vluchtelingen. Ze hebben hun naam over de Servische naambordjes
heen geplakt. De huizen staan toch leeg, zeggen ze, en hun eigen huis
werd twee maanden geleden platgebrand door Servische paramilitairen. Ook
in andere wijken van de stad worden lege huizen van Serviërs
ingenomen door Albanezen. Ze plakken briefjes op de voordeur met hun
naam erop.
In de tuin van de orthodoxe kerk van de stad Djakovica, bijna veertig
kilometer ten zuiden van Pec, zitten acht oudere, Servische vrouwen. Ze
werden, vertellen ze, de afgelopen vier dagen lastig gevallen en
bedreigd door Albanese burgers en UÇK-soldaten. Om kwart over
één maandagnacht beukten twee gewapende UÇK-
soldaten de deur in van het huis van Nada Isajovic (68). De ene droeg
het zwarte uniform van de UÇK-politie, de ander had een groen
uniform. Nada Isajovic: "Ze gooiden mijn meubels en mijn wasmachine op
straat, ze lieten mijn duiven wegvliegen. Ze zwaaiden met een mes voor
mijn buik en dreigden dat ze me zouden opensnijden als ik niet snel
wegging." Sinds die nacht slaapt Nada Isajovic in de kerk.
Jela Miovic (70) zegt dat er dinsdagochtend twee Albanese mannen bij
haar kwamen. "Een van hen stak twee vingers in mijn ogen en zei: 'Jij
hebt misdaden gepleegd'." 's Middags kwamen een Albanese man en een
vrouw bij haar langs. "Ze zeiden dat ze een huis nodig hadden, omdat hun
eigen huis in puin lag." Naast Jela Miovic zit Kata Jovanovic (62). Ze
huilt en wrijft in haar handen. Drie dagen geleden, zegt ze, werd haar
man Mile (70) meegenomen door twee Albanezen in zwarte leren jassen. Ze
kwamen om vijf uur 's middags. "Een van de mannen zei dat hij politieman
was, hij vroeg om onze wapens. Mijn man zei: die hebben wij niet. De
politieman wilde water drinken. Ik gaf het hem, hij dronk zijn glas leeg
en zei: 'Kom even vijf minuten naar buiten, oude man, om te praten'."
Daarna heeft Kata Jovanovic haar man niet meer gezien.
Gisterochtend brachten Italiaanse KFOR-militairen vijfentwintig
Serviërs in een legertruck van Djakovica naar Pec. De
Serviërs, bijna allemaal oudere vrouwen en een paar mannen, werden
de afgelopen dagen uit hun huizen gezet. Ze willen van Pec doorreizen
naar familie of vrienden in Montenegro.
Een van de vrouwen die door de Italianen werden weggebracht, is Radka
Dasic (56). In haar huis woont nu een Albanese vrouw, Fatmire Axhanela,
met haar drie kinderen. Fatmire Axhanela zegt dat het UÇK haar
het huis van Radka Dasic toewees. Haar eigen huis was platgebrand,
Axhanela zat twee maanden in een vluchtelingenkamp in Albanië en
kwam begin deze week terug.
Op het UÇK-hoofdkwartier in Djakovica zegt plaatsvervangend
commandant Mehmet Ali Perolli dat er een groot probleem is: de
binnenstad van Djakovica is zwaar verwoest door de Serviërs, en de
Albanese vluchtelingen die terugkeren moeten onderdak hebben. "Maar ik
verzeker u: niemand van hen slaapt 's nachts buiten." Of het waar is dat
het UÇK de vluchtelingen in Servische huizen laat wonen? De
commandant staat op en loopt weg, hij wil niet verder praten. Zijn
vertaler, Nexhat Musa (33), neemt het van de commandant over. "Nee, dat
is niet waar", zegt hij. "Die vrouw, Fatmire, liegt, ze zoekt een excuus
omdat ze zich schaamt dat ze in een Servisch huis woont."
Musa vindt het absurd om aandacht te besteden aan problemen van
Serviërs. "Het gaat er nu om wat de Albanezen is aangedaan." Musa
zelf had een restaurant in Djakovica, een motel en twee huizen. "Nu
slaap ik in het huis van mijn moeder." En de Servische vrouwen die nu
door Albanezen worden bedreigd, zijn die schuldig aan de verwoesting?
Musa: "Die vrouwen hebben zelf misschien niks gedaan. Maar ze hadden hun
zonen moeten tegenhouden."
Vanochtend verlieten honderden Serviërs het klooster van Pec
richting Montenegro. In konvooi, geëscorteerd door KFOR-troepen.
Metropoliet Amfilohije staat bij de poort van het klooster. "Dit is de
etnische zuivering van Kosovo, met hulp van de NAVO", zegt hij. "De
Serviërs worden gezuiverd, zoals eerder in de Krajina en
Bosnië."