Albanië beste springplank invasie
Een grondoorlog in Kosovo zal talrijke problemen opleveren. Bij
voorbeeld: alleen Albanië kan als uitvalsbasis dienen, met zijn
infrastructuur van ezelpaadjes.
Door MENNO STEKETEE
ROTTERDAM, 24 APRIL. Amerikaanse strategen houden van eufemismen. Iedere
oorlog waarbij het Pentagon de tweede helft van deze eeuw betrokken was,
heeft verhullende terminologie opgeleverd. De 'tactiek van de
verschroeide aarde' van de negentiende eeuw, werd tijdens 'Vietnam'
to pacify the countryside. De hevige strijd tussen contra's en
Sandinisten in de jaren tachtig stond te boek als een low-intensity-
conflict. En toen tijdens de Golfoorlog twee lasergeleide bommen
abusievelijk, maar met dodelijke afloop door het dak van een civiele
schuilkelder sloegen, heette dat collateral damage. Het duurde
even, maar ook Allied Force lijkt intussen het vocabulair te hebben
verrijkt. Indien ze de opdracht krijgen tot een invasie van Kosovo,
zullen NAVO-grondtroepen moeten optreden in een non-permissive
environment - alsof hierop slechts artikel 461 van het wetboek van
strafrecht van toepassing is.
Een grondoorlog in Kosovo tegen 40.000 tot de tanden gewapende
Serviërs leent zich niet voor eufemismen. Noch op strategisch of
tactisch, noch op logistiek gebied. Al was het alleen maar dat - de
schattingen lopen niet noemenswaardig uiteen - dat honderd- tot
honderdvijftigduizend manschappen, inclusief tienduizenden wiel- en
rupsvoertuigen, munitie- water- en andere voorraden, nodig zijn om
Kosovo te veroveren. Het bezetten van de hoofdstad Belgrado is praktisch
uitgesloten. De straatgevechten die dat zou opleveren met legereenheden
en een woedende bevolking zouden een hoge tol eisen. Om die reden zagen
de Israelische troepen er in 1982 van af om Beiroet te veroveren en ook
de gevechten tussen het Russische leger en de
Tsjetsjeense rebellen in de straten van Grozny een paar jaar geleden
zijn in dit opzicht weinig bemoedigend. ,,Straatgevechten'', zei een
Amerikaanse generaal van de mariniers na de kort geleden in
Californië gehouden oefening Urban Warrior, ,,is wat mijn
mannen het meeste haten.'' Wie met de klok mee de mogelijke uitvalsbases
voor grondoperaties tegen het Servische leger in en rond Kosovo beziet,
komt tot een sobere conclusie: alleen Albanië komt voor zo'n grote
troepenmacht in aanmerking. Bosnië is te bergachtig en, voor de
Servische helft, te NAVO-vijandig om er de lange aanvoerlijnen doorheen
te laten lopen. Kroatië juicht de NAVO-bombardementen toe, maar wil
niet bij een oorlog betrokken raken. En bovendien ligt Kroatië te
ver weg. Voor Hongarije gelden dezelfde overwegingen: het kersverse
NAVO-lid neemt een afwachtende houding aan en ligt veel te ver weg. Ook
is het land bezorgd om de Hongaarse minderheid in het noorden van
Servië. En daarbij moet ook worden opgeteld dat tussen Hongarije en
de rest van de NAVO uitsluitend neutrale landen liggen: ten westen van
Hongarije ligt Oostenrijk, en tussen Polen en Hongarije bevindt zich
Slowakije. Dat laatste land heeft de NAVO wel
toestemming gegeven voor gebruik van het railnetwerk om militaire
goederen vanuit Polen aan te voeren.
Roemenië en Bulgarije liggen al wat minder ongunstig ten opzichte
van Kosovo, maar beide landen, hoewel ze graag tot de NAVO zouden
toetreden, vrezen inmenging. Het openstellen van hun luchtruim voor
NAVO-gevechtstoestellen, waarvoor eerst Roemenië en later Bulgarije
toestemming gaven, had al de nodige voeten in de aarde. Macedonië
heeft de NAVO laten weten NAVO-troepen voor humanitaire doeleinden op
het grondgebied te tolereren, maar niet als springplank voor een invasie
te willen fungeren. De breekbare etnische opbouw van de bevolking -
Macedoniërs, Albanezen en Serviërs - en de afwezigheid van
havens maken dat ook voor de NAVO-strategen geen aantrekkelijke optie.
Montenegro, de tweede republiek in Joegoslavië, komt ook niet in
aanmerking. De regering van Montenegro staat op gespannen voet met
Servië. Maar het land heeft sterke Joegoslavische legereenheden, de
Montenegrijnen sympathiseren met de Serviërs en het land is zeer
bergachtig.
Blijft over: Albanië. Het goede nieuws is dat dit
land havens heeft en de hele infrastructuur al ter beschikking heeft
gesteld van de NAVO. Het slechte nieuws is dat die infrastructuur
vooral bestaat uit modderige ezelpaadjes en een spaarzame verharde weg
en dat Kosovo slechts over een paar bergpassen valt te bereiken.
In beginsel beschikken de NAVO-landen over troepen die zijn
gespecialiseerd in oorlogvoeren in de bergen. Zo beschikken de
Amerikanen over de 10th Mountain Division, een eenheid die in
Somalië de vuurdoop heeft gehad. Groot-Brittannië en Nederland
hebben een kleine, gecombineerde marinierseenheid die hoofdzakelijk in
het meteorologische uiterst non-permissive Noord-Noorwegen
oefenen. Frankrijk, Duitsland en Italië hebben respectievelijk
Chasseurs Alpins, Gebirgsjger en Brigate Alpini,
tienduizenden manschappen. Maar deze kunnen zich alleen nuttig maken als
koevoet voor de deur waardoor andere NAVO-eenheden Kosovo moeten
binnenstromen.
Er is nog een mogelijkheid: luchtlandingstroepen kunnen bijvoorbeeld het
vliegveld van Pristina veroveren en dit gereed maken voor een luchtbrug
van transportvliegtuigen. Ook voor dit soort gecompliceerde acties bezit
de NAVO de nodige expertise. De Amerikanen alleen al hebben de 101ste en
de 82ste luchtlandingsdivisies. In 1991 werden - in de grootste
luchtlandingsoperatie sinds Geallieerde parachutisten in september 1944
bij Arnhem landden - delen van deze eenheden met een vloot gevechts- en
transporthelikopters honderden kilometers achter de Iraakse linies
'gedropt'.
Maar het overbrengen van een troepenmacht van 100.000 man door de lucht
is, gegeven het aantal voorhanden transportvliegtuigen, een onmogelijke
opgave. Met andere woorden: een troepenopbouw in Albanië blijft dan
noodzakelijk. Want één ding is zeker: parachutisten kunnen
het niet alleen af.