Hulpverleners verdringen zich om Kosovaren
Allerlei hulporganisaties storten zich in Macedonië op de gevluchte
Kosovaren. De onderlinge afstemming verloopt niet altijd even soepel. In
Nederland wordt de hulp voorbereid. ,,Voor een goed stuk zeep moet je in
Tsjechië zijn.''
Door ELLEN DE BRUIN
BLACE, 24 APRIL. Op een modderig terreintje bij Blace komt een enorme
vrachtwagen van Artsen zonder Grenzen aanrijden. Formschöne
Wrmekörper staat erop, en wat erin zit weet niemand. Iets wat mooi
en warm is, lacht de Nederlandse fotograaf die voor de diverse
periodieken van MSF (Médicins sans Frontières), zoals de
Artsen hier heten, de hulpverlening komt verslaan. Dinsdagavond
bereikten enkele duizenden vluchtelingen uit Kosovo deze grensovergang
in Macedonië. Ruim negenhonderd bivakkeerden er een dag later nog,
de anderen waren al naar de officiële kampen gebracht.
Bij Blace is nog vrijwel geen opvang geregeld. Er staan wat tenten, maar
de verlaten resten van het oude modderkamp, honderd meter verder, nemen
vooralsnog een grotere oppervlakte in beslag. De Kosovaren lopen
verwezen op het nieuwe terrein rond. Langzame tred, een holle blik in de
ogen. Ze weten niets, ze wachten. Weg mogen ze niet; het omheinde veldje
wordt streng bewaakt door de Macedonische politie. Als hulpverleners en
journalisten onderling iets bespreken, worden ze door een groep
afwachtend zwijgende mensen omsingeld. Is er al nieuws wanneer ze weg
kunnen, en waar naartoe? En is er al eten?
Nieuws en eten zijn er nog niet. Wel houdt een arts van MSF al spreekuur
in een grote tent. Ook MDM (Médicins du Monde), dat zich in de
jaren tachtig van MSF heeft afgesplitst, heeft een kleine medische
praktijk ingericht. De MDM-tolk probeert iets chagrijnigs te zeggen over
MSF - ,,wij wisten helemaal niet dat hier mensen waren, ze hebben ons
niets verteld'' - maar de MDM-arts snoert hem de mond. ,,Hé, dit
is een journalist! Genoeg zo, dit hoeft niet in de krant.'' MDM is in
dit tijdelijke kamp aangewezen om de medische opvang
te regelen. MSF zorgt voor de sanitaire voorzieningen, maar wil ook nog
een oogje op de gezondheidszorg blijven houden. De onderlinge afstemming
tussen de hulporganisaties, waarvoor de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties verantwoordelijk is, laat te wensen
over. Hans Bochove, de Nederlandse waarnemer van de OVSE, de Organisatie
voor veiligheid en samenwerking in Europa, wordt moedeloos van de
competentiestrijd die nu af en toe ontstaat. ,,Er zitten hier te veel
junior medewerkers van UNHCR'', geeft hij als verklaring van de
problemen. ,,De senior medewerkers zitten in Genève.''
In het nabijgelegen Brazda, waar zo'n 27.000 vluchtelingen verblijven,
verlopen de zaken soepeler, maar dat kamp functioneert nu al ruim drie
weken. Vijftien verschillende organisaties hebben er elk hun eigen specifieke taak: distributie van voedsel, een
ziekenhuistent, toiletten verzorgen, zorg voor verstandelijk
gehandicapten, telecommunicatie. Het Amerikaanse International
Catholic Migration Committee - ,,our task is to find answers to all the
pressures people have'' - heeft drie basketballnetjes opgehangen en een
pingpongtafel neergezet. Meer dan honderd mensen verdrijven de verveling
in dit geïmproviseerde sportpark.
,,Het is heel erg een markt, die hulporganisaties'', vertelt verpleegkundige Dirk de Groot, die dinsdagavond aankwam in Skopje, de
hoofdstad van Macedonië, om het team van Artsen zonder Grenzen te
versterken. Hij heeft eerder voor kleinere organisaties gewerkt, zoals
'Calcutta Rescue' en 'Holland Horizon'. ,,Het is een kwestie van vraag
en aanbod, en soms zelfs van het creëren van vraag. In Afrika heb je allemaal van die kleine hulporganisatietjes en
die verliezen hun subsidies en zo, als ze een tijdje zonder werk
zitten.''
Aan 'vraag' is in Brazda geen gebrek. De 'huisartsenpraktijk' van Artsen
zonder Grenzen kampt vooral met een gebrek aan tolken, vertelt de Britse
arts Christa Hook. Daarvoor worden vrijwilligers gezocht onder de
vluchtelingen zelf. Juist de mensen die moeite willen doen om iets aan
hun situatie te veranderen, melden zich aan, vertelt Hook. ,,En die
vinden het zo vreselijk hier; die proberen zo snel mogelijk een
vliegtuig naar Europa te krijgen.'' Ook aan artsen en verpleegkundigen is een tekort. Mensen draaien diensten van acht tot tien
uur.
De grote hulporganisaties laten nooit vrijwilligers uit het buitenland
komen; ze werken alleen met ervaren mensen. Artsen zonder Grenzen
organiseert zelf driemaal per jaar een opleiding voor
zijn 'expats'. Na een uitgebreide selectieprocedure volgt een training
van twee weken in een jeugdherberg bij Apeldoorn. Vorige week
bewonderden studenten er bijvoorbeeld allerlei handige
gadgets: een programmeerbare thermometer ter grootte van een
fotorolletje, dat op vooraf bepaalde tijdstippen de temperatuur van de
medicijnen opslaat; een buisje rode verf dat breekt als het vriest,
zodat je aan de verfvlekken kunt zien dat niet-vorstbestendige
medicamenten moeten worden weggegooid. Geen eerste prioriteit in het
veld, wel leuk, vinden de studenten.
Het verloop bij Artsen zonder Grenzen is hoog. Van de 550 mensen die de
stichting jaarlijks uitzendt, is zo'n zestig procent korter dan een jaar
'Arts'. Slechts twaalf procent heeft drie jaar of langer ervaring in het
veld. Maar het werk is dan ook niet iets wat mensen hun hele leven volhouden. ,,En het is onze policy om een hoog percentage
'eerste-missiegangers te hebben'', zegt docent Barend Leeuwenburg. ,,Dat
vergroot het draagvlak in de maatschappij, wat we heel belangrijk
vinden. Vandaar ook onze maandelijkse informatieavonden.'' De meest
recente informatieavond van Artsen zonder Grenzen werd, vanwege de
Kosovocrisis, door een recordaantal van zo'n negentig mensen bezocht.
Normaal gesproken komen er zo'n vijftig bezoekers, van wie uiteindelijk
een of twee de training volgen.
Behalve mensen moeten ook hulpgoederen zoals eten, medicijnen en dekens
naar het hulpgebied worden gebracht. Ook hier wordt weer in
internationaal verband gewerkt. ,,We stemmen met collegalanden af wie
wat voor z'n rekening neemt'', vertelt Jan de Graaf, hoofd
internationale hulpverlening bij het Rode Kruis. ,,Dat we niet met z'n
allen op het item kleding duiken.'' Lokale zusterorganisaties van het
Rode Kruis stellen de behoeften eerst ter plekke vast. De logistieke
deskundigen weten precies welk product je in welk land moet aanschaffen.
Hygiënepakketten komen uit Tsjechië en Bulgarije, waar men
volgens Coonen een ,,heel goed'' stuk zeep weet te maken. ,,Maar ook
niet overdone, we kopen liever twee stuks voor dezelfde prijs dan
één.'' Spijsolie komt uit Turkije - ,,in dat soort landen
groeien veel zonnebloemen''. En voor ,,heel goed en goedkoop meel'' moet
je volgens Coonen in Italië zijn. Voor zowel goederen als vervoer
worden minstens drie offertes aangevraagd. Voor het laatste hebben
Duitse en Oostenrijkse bedrijven een streepje voor, met name als ze veel
met buitenlandse chauffeurs werken en veel op Albanië rijden.
,,Want die mensen spreken de taal al.''
Volgens het Rode Kruis Nederland is gebleken dat de mensen in
Albanië met name meel, bonen, olie en pasta nodig hebben. In het
tentenkamp Brazda, in Macedonië, zijn de behoeften van de vluchtelingen blijkbaar anders. Een brood, een pak sap, melk, fruit, en wat
blikjes groenten en vis dat is het familierantsoen voor een dag.
,,Iedereen krijgt hetzelfde'', vertelt Juliette (18) uit Pristina.
,,Elke dag staan mijn ouders of ikzelf hier in de rij.'' En die is vele
honderden meters lang.