'Je land is in oorlog en je volk wordt vermoord, dan ga je niet naar Duitsland'
'Ons kind moet trots kunnen zijn'
Het Kosovo Bevrijdingsleger UÇK ronselt strijders onder de
honderdduizenden Kosovaren die naar Macedonië en Albanië zijn
verdreven. ,,Je moet gaan. Ons kind moet trots kunnen zijn op zijn
vader.''
Door onze redacteur CEES BANNING
SKOPJE, 20 APRIL. De opening van de tent wordt voorzichtig opzij
geschoven. Twee mannen doen hun schoenen uit en gaan op de grijze dekens
zitten. Handen worden geschud en het pakje Boss-sigaretten gaat van hand
tot hand. ,,Je land is in oorlog. Je volk wordt vermoord, dan ga je toch
niet naar Duitsland'', zegt de oudste van de twee mannen.
Halim Popaj en zijn familie schrikken. De 25-jarige Halim is afgelopen
weekeinde met zijn vrouw, zijn vader en zijn moeder de grens bij Blace
in Macedonië overgestoken om het oorlogsgeweld in Kosovo te ontvluchten. De vier bivakkeren in een tent op het vluchtelingenkamp
Stenkovec op ongeveer tien kilometer afstand van de grens. In een hoek
van de tent liggen twee kinderen te slapen; hun 'eigen' tent was vol.
Eerder op de dag had Halim de twee mannen, Reshit en Amon, ontmoet toen
hij in een rij stond om zich op te geven voor een vlucht naar Duitsland.
Zijn drie jaar oudere broer is kelner in München en de familie wil
in Duitsland het einde van de oorlog afwachten. Daarna zouden ze terug
gaan. Halim: ,,Geen twijfel over mogelijk. Kosovo is mijn land.'' Het
gesprek met de twee mannen, ronselaars van het Kosovo Bevrijdingsleger
UÇK, duurde kort. Nadat Halim het nummer van zijn tent had
gegeven, beloofden Reshit en Amon dat ze 's avonds
langs zouden komen.
Halims tweelingbroer is nog steeds in Kosovo, hij meldde zich een half
jaar geleden aan bij het UÇK. Zijn jongere zuster hebben ze
achtergelaten in de Pristina, haar schoonmoeder was te zwak om de
hoofdstad van Kosovo te verlaten.
Bij het licht van kaarsen ontwikkelt zich in een tent die blauw staat
van de rook een emotionele discussie. Halim twijfelt al een half jaar of
hij het voorbeeld van zijn tweelingbroer moet volgen. Zijn ouders
zeggen nee: ,,Eén UÇK-zoon is genoeg.'' Zijn vrouw, Niki,
zegt ja. Haar lievelingsoom Agon is twee maanden geleden op 44-jarige
leeftijd door ,,zwarte Serviërs'' vermoord in Pristina. Niki: ,,Ach, oom Agon. Hij kocht mijn eerst flesje cola.
Samen hebben we Abedin, mijn hondje, begraven. Hij troostte me wanneer
ik verdriet had en pappa en mamma op het land werkten. Samen vouwden we
vliegers.''
Halim: ,,Maar ...''
Niki: ,,Hij maakte altijd grapjes. Hij zei tegen me: ik ben te oud, maar
Halim is een goede man voor je.''
Halim: ,,Maar ...''
Niki: ,,Misschien draag ik je kind, Halim. Ons kind moet trots kunnen
zijn op zijn vader. Zijn vader moet toch ons land verdedigen en niet met
de staart tussen zijn benen vertrekken naar een veilig oord.'' In de grijsgroene legertent lopen de ogen vol met tranen. ,,Je
moet gaan'', zegt de vader van Halim. Zijn moeder snikt instemmend. Het
is tien uur 's avonds en de ronselaars van het UÇK trekken hun
schoenen weer aan. ,,Het is en blijft jouw beslissing'', zegt ronselaar
Amon tegen Halim als hij de tent weer dichtdoet.
Het Kosovo Bevrijdingsleger heeft een uitgekiende strategie om mensen te
werven. Zo bleek gisteren, eerder op de dag, dat in het opvangkamp
Radusa het UÇK een 'onbekend' begrip is. Dit kamp ligt op
ongeveer twintig kilometer ten noordwesten van de Macedonische hoofdstad
Skopje hoog in de bergen. In dit kamp aan de oevers van de Vardar is het UÇK niet langs geweest. Met uitzicht op de
besneeuwde topppen van de Sar Planina zijn in dit kamp met relatief
kleine tenten complete en gezonde families ondergebracht uit Kosovo.
,,Ik mis mijn huis, maar ik heb mijn vrouw en kinderen'', zegt Sahit
Zhuniqi, een 41-jarige gevluchte inwoner uit Janjevo in de buurt van
Pristina. ,,Als het niet regent is het hier prima uit te houden. Hoe
lang gaat de oorlog eigenlijk nog duren? Dan kunnen we weer terug.''
In Stenkovec klinken andere geluiden. Veel mensen uit dit
vluchtelingenkamp zijn op zoek naar ouders, broer, zusters en soms
kinderen. Sommigen hoeven niet te zoeken omdat ze weten dat hun familie
is vermoord. ,,Nooit, nooit, maar dan ook nooit ga ik
weer terug'', verwoordt Fadil Berisha het gevoel van veel van zijn
lotgenoten. ,,De motivatie om zich bij ons aan te sluiten is hier groter
dan elders'', geeft UÇK-ronselaar Amon toe.
Het is half elf en Halim pakt zijn spullen. Zijn ouders verlaten de tent
zodat hij een moment alleen is met zijn vrouw. Een kus, een omhelzing en
Halim verdwijnt in de nacht. Met zijn tas loopt hij naar het noorden van
het kamp; aan de rand van een bos wordt hij opgewacht. In het duister
maakt hij kennis met Vehap en Abedin, 28 en 31 jaar oud. Samen met de
UÇK'ers lopen de vijf mannen langs de afscheiding van het kamp
naar de snelweg die Skopje met Pristina verbindt. Ze stappen in een Ford
Transit busje dat hen naar Tetovo brengt; een plaats op ongeveer
vijftien kilometer afstand van de grens met Albanië.
De radio staat hard en de mannen kijken zwijgzaam uit het raam. Bij een
tankstation even buiten Skopje worden een paar blikjes cola gekocht.
Voorzichtig ontstaat een gesprek. In de auto wordt druk getelefoneerd en
bij aankomst in Tetovo blijkt dat de UÇK-mannen hebben
afgesproken bij het plaatselijke voetbalstadion. Een paar woorden worden
gewisseld en de drie aspirant UÇK'er stappen over in een auto.
Een hand wordt gedrukt, en de drie mannen verdwijnen met hun chauffeur
in de nacht in zuidelijke richting, naar Gostivar.
,,Over een paar uur zijn ze in Albanië'', zegt UÇK-ronselaar
Reshit. ,,Ze krijgen een guerrilla-opleiding en dan zijn ze klaar voor
de strijd.'' Een ongelijke strijd. Immers het ontbreekt het UÇK
niet aan militairen, maar aan wapens.
Reshit: ,,Ons leger groeit, het Servische leger deserteert. Wij hebben
de steun van de NAVO, de Serviërs van niemand. Dan kunnen we
toch niet verliezen?''