Bitter welkom bij de grenspost
Bij duizenden stromen vluchtelingen uit Kosovo Macedonië binnen. Ze
gaan naar kampen die door de NAVO - tot haar ongenoegen - worden
overgedragen aan de hulporganisatie UNHCR en de Macedonische politie.
Door onze redacteur CEES BANNING
SKOPJE, 19 APRIL. Macedonische politieagenten duwen een oude vrouw bij
de grensovergang Blace hardhandig als laatste de bus in. Drie uur stond
ze, met nog vijfhonderd vluchtelingen, in de druilerige regen bij de
grensovergang tussen Kosovo en Macedonië. Wachten op twee stempels
en een handtekening van de douane.
Dertig bouwvakkers volgen het wachten op een afstand van zo'n
tweehonderd meter. Direct bij de grens bouwen ze een kamp voor de
vluchtelingen. ,,We moeten opschieten, anders is er geen vluchteling
meer over en heeft Milosevic ze allemaal de grens overgejaagd'', zegt
een oude man met een rode zakdoek om zijn nek. Een voorzichtig gelach
volgt. De Macedonische mannen plukken uit een homp brood en stoppen af
en toe ook een stuk kaas of lamsgehakt in hun mond. ,,We moeten ze niet
binnenlaten'', zegt een bouwvakker in een blauwe overall en een
pikhouweel. ,,Morgen graven die verdomde Albanezen óns graf.''
Ze werken al een paar dagen aan het door Turkije gefinancierde kamp. In
het riviertje de Lepenec dat aan het kamp grenst, zagen een aantal
bouwvakkers vier lijken drijven. De keel van de mannen was
doorgesneden. De Macedonische grenswacht bevestigt het bericht. ,,De
identiteit van de mannen zal altijd onbekend blijven want ze hadden
geen papieren bij zich.''
Het innemen van het paspoort; het is vaak de laatste actie van de
Serviërs voordat ze hun Albanese landgenoten het land uitjagen.
Wanneer aan het begin van de middag de vijfhonderd mensen per bus
worden vervoerd naar Stenkovec I en Stenkovec II, opvangkampen op
ongeveer tien kilometer afstand van de grens, heeft geen van de
vluchtelingen nog een paspoort.
Zaterdagochtend arriveerden 2.500 mensen bij de grens, eenvijfde mocht
de laatste kilometer afleggen omdat ze nog een paspoort hadden, dat ze
uiteindelijk bij de grenspost toch nog moesten inleveren. De rest moest
terug van de Servische politie. ,,Jullie zijn goed voor de NAVO-
bommen'', beet een Serviër hen toe. Een broer en een zus werden zo
gescheiden van hun ouders; de kinderen, achttien en twintig, hadden nog
een paspoort; de ouders niet meer. Als de bussen in het kamp zijn
gearriveerd verdringen kampbewoners zich aan de ramen, gretige ogen op
jacht naar familie en kennissen. Een jongen loopt met een slof
sigaretten langs de bussen. Een man kijkt beteuterd wanneer hij eerst
een pakje krijgt en het later weer moet inleveren omdat hij geen geld
heeft. Hij dacht dat ze gratis waren. Een struise vrouw pakt de slof en
geeft de verkoper een draai om zijn oren. ,, Idioot, verdien je geld
door je reet aan de Serviërs te verkopen'', bijt ze de jongen toe.
Die druipt af; de sigaretten worden in de bus uitgedeeld.
NAVO draagt kampen met tegenzin over
Franse en Britse militairen hebben de twee kampen
gisteren overgedragen aan de VN-hulporganisatie UNHCR. Terwijl de
Kosovaren worden geregistreerd, probeert een Franse UNHCR-
medewerkster op hoge hakken en gekleed in een Christian Dior mantelpakje
de modder te ontwijken. Ze wordt rondgeleid door de Franse commandant
die verantwoordelijk was voor de opbouw. Het lijkt alsof hij de meest
modderige plaatsen opzoekt. Eigenlijk wil hij zijn kamp niet kwijt en
hij vindt het een slecht idee dat de 'zachte sector' de leiding
overneemt. ,,Het is een politieke beslissing dat wij het kamp moeten
overdragen'', zegt de Franse militair Pascal Say, die zijn commandant
vol bewondering volgt. ,,Wij willen blijven. Wij willen deze mensen
helpen, er is nog zo ontzettend veel te doen.''
Zo komt de beveiliging van het kamp in handen van de Macedonische
politie en dat baart de Fransen zorgen. Bij Tetovo hebben de
Macedoniërs al een vluchtelingenkamp overgenomen. ,,Gisteren
hoorde ik een gerucht dat twee Macedonische politiemannen zich in het
kamp hebben vergrepen aan Albanese vrouwen'', verzucht Say.
Het kamp dat hij heeft gebouwd, Stenkovec II, is verspreid over een
aantal heuvels. Het biedt plaats aan maximaal 15.000 vluchtelingen en
vanaf de heuveltoppen is Skopje te zien. In het dal ligt het grotere
Stenkovec I (maximaal 27.000) gebouwd door de Britten.
Terwijl de kinderen spelen, is in de tenten een eensluidend verhaal te
horen over de manier waarop de Kosovaren zijn verdreven. Een agressieve
Servische aankondiging; maximaal een uur om een tas te pakken;
intimidaties en geweld; en vervolgens worden de huizen leeggeroofd en
vaak in brand gestoken. Zelden zeggen de Serviërs waar de mensen
naar toe moeten.
Onderweg duiken de 'zwarte patrouilles' op, op jacht naar geld, sieraden
en paspoorten. De mensen verbergen zich in huizen en
bossen en wanneer ze een grote groep vluchtelingen zien sluiten ze zich
daarbij aan.
Veel mensen die niet in hun tent zitten, hangen rond bij de tenten van
het Rode Kruis, de Franse militairen, de UNHCR, Artsen zonder Grenzen en
nog een handvol hulpinstanties. Voor een felgeel tentje van UNICEF staat
een bord met namen van kinderen die op zoek zijn naar hun ouders. Het
bord van Stenkovec II bevatte gisteren 59 namen. Bij de twee
satellietfoto's staan driehonderd mensen te wachten om een teken van
leven te geven aan familie en bekenden buiten het kamp.
Af en toe komt er een mededeling dat een land bereid is om vluchtelingen
op te nemen. Wie toevallig naast de megafoon staat,
maakt een grote kans om mee te kunnen. Daarnaast hebben de vluchtelingen
op hun formulier ook moeten aangeven naar welke landen ze willen en
waarom. Al deze gegevens staan in een database op basis waarvan de
uiteindelijke lijst wordt samengesteld. Dat is meestal een kwestie van
een halve dag, maar zou je het ,,optimaal eerlijk en evenwichtig'' doen
dan ben je ten minste drie dagen bezig, zegt Ghedini. ,,Die tijd hebben
we niet. Lege tenten worden direct gevuld met nieuwe vluchtelingen.''
Het verschil met de opvang van de eerste stroom vluchtelingen, eind
maart, is groot. Toen stonden 'broeders en zusters' van de Kosovaren aan
de grens met auto's en bussen om hen onder te brengen bij familie. Nu
gaan de vluchtelingen direct naar de kampen. ,,De menselijkheid heeft het afgelegd tegen de rekenmachine'', constateert
bij de ingang een inwoner van Skopje die al twee dagen probeert in het
kamp zijn zus te bezoeken.
De 'willekeur' ten aanzien van mensen die weg mogen, leidt tot veel
onbegrip. ,,Wie marken heeft, is eerder weg'', zegt een zigeunervrouw
die met haar familie aan het eind van het kamp bivakkeert. De mannen
zitten rondom het vuur waarboven een kan koffie pruttelt. De vrouwen
wassen kleren in een opengezaagd olievat. Hun afwachtende houding
verdwijnt wanneer ze de satelliettelefoon zien. Een gesprekje met
Duitsland staat gelijk aan twee opengeknipte colablikjes met koffie.
,,Wij willen naar Duitsland, want we hebben daar familie wonen. Wij zijn
gezond, desnoods gaan we met eigen vervoer.''
Een complete familie en een goede gezondheid lijken een belemmering om
het kamp snel te verlaten. ,,Gebroken gezinnen en de zieken, zwakken en
misselijken gaan voor'', zegt de Nederlandse UNHCR'er Ab Buisman. De
oude vrouw die bij Blace als laatste de bus werd ingeduwd heeft een
goede kans dat ze het kamp snel kan verlaten. Haar man werkt in
Italië, haar kinderen zijn nog in Kosovo, en ze heeft problemen met
haar hart. Met haar buren sjokt ze naar tent 117. Een jongen draagt haar
tas, een andere haar deken. In de tent veegt ze haar nieuwe slaapplaats
schoon, vouwt haar deken uit en gaat op de grond liggen. Uit haar tas
haalt ze twee fotolijstjes. Op de foto uit 1977 staat een jonge gezin -
een statieportret van een vader, moeder, twee zonen, drie dochters. Met
een punt van haar rok poetst ze het lijstje. Op de andere foto Tito, de
man die Joegoslavië leidde tot zijn dood in 1980. ,,Toen leefden
we'', verzucht ze.