Rechter schiet eerst en confisqueert dan de lijken
Door onze redacteur PETRA DE KONING
Een Servische onderzoekrechter ,,creeerde
de voorwaarden'' voor een onderzoek naar de massamoord in Racak door
beschietingen op het dorp. Even later waren alle lijken weg.
Alleen de doden zijn achtergebleven in Racak, het dorp in Kosovo waar
Servische politietroepen vorige week vrijdag een bloedbad aanrichtten
onder Albanezen. Maandagochtend liggen er nog veertig lijken in de
moskee. Een minder dan een dag daarvoor. Het lichaam van de jongen van
twaalf jaar is weg. Maar niemand kan vertellen waar zijn lichaam nu is.
De inwoners van Racak, en van twee andere dorpen in de buurt, zijn de
bergen in gevlucht, na hevige beschietingen gisteren.
Op de heuvels rond het dorp staan Servische pantservoertuigen.
Vanochtend werden ook tanks het gebied in gereden. De OVSE-waarnemers,
die een bestand tussen de Servische politie en het Albanese
Kosovo-bevrijdingsleger UĈ
moeten controleren dat nauwelijks nog een
bestand te noemen is, zagen door hun verrekijkers dat zware wapens
werden aangevoerd.
Racak en dorpen in de omgeving liggen nog zwaarder onder vuur dan de dag
ervoor. Aan de OVSE melden de Servische autoriteiten dat die
beschietingen nodig zijn om ,,voorwaarden te creeren'' voor het bezoek
van onderzoeksrechter Danica Marinkovic aan Rakac. De rechter wil, zegt
ze, onderzoeken wat er is gebeurd in het dorp. Volgens de autoriteiten
zijn de Albanezen gedood tijdens gevechten en waren ze allen lid van het
UĈ
. Dat onderzoeksrechter Marinkovic, wier onderzoeken tot dusver grote
tevredenheid wekten bij de regering in Belgrado, een andere versie van
de gebeurtenissen naar buiten zal brengen, is nauwelijks voorstelbaar.
Om twee uur 's middags is kennelijk aan de voorwaarden van de
onderzoeksrechter voldaan. Door de Servische beschietingen is er niemand
meer in Rakac en in dorpen eromheen, de Serviers controleren het gebied
volledig. Ze schieten nog wel. Om het UĈ
op afstand te houden en
vluchtelingen ervan te overtuigen dat het nog wat vroeg is om naar huis
te gaan. Die zouden bijvoorbeeld op het idee kunnen komen om dekens uit
hun huizen te halen voor de overnachting, buiten in het bos.
Op het pad dat naar het dorp leidt, drukken de onderzoeksrechter en haar
politie-escorte een gepantserde jeep van de BBC van de weg af. De wagen
raakt vast in de berm en kan niet meer voor- of achteruit. Kennelijk is
het minder gewenst dat de pers ziet hoe een Servisch forensisch
onderzoek verloopt.
Bijna twee uur blijft de rechter in het dorp, de OVSE-waarnemers moeten
van grote afstand toekijken. Om half vijf maandagmiddag is ze weg. De
moskee is dan leeg. Op de vloer liggen nog plassen bloed, een paar
stukken van botten, een schoen, wat dekens. Bij de ingang van de moskee
staan twee legerbrancards. De Servische rechter, bevestigt de OVSE
later, heeft de lichamen meegenomen ,,voor onderzoek''. Ze zijn naar het
ziekenhuis van Pristina gebracht, dat nu zwaar wordt bewaakt. De OVSE
kon alleen maar toekijken. De woordvoerder in Pristina zegt later: ,,We
zijn ongewapend, we zijn waarnemers. En we rapporteren wat we zien.''
Bij het gerechtelijk onderzoek hoorde kennelijk ook de plundering van de
winkel van het dorp. 's Ochtends was de winkel nog afgesloten, na het
bezoek van de rechter en haar gewapende politiebegeleiders is de zaak
opengebroken, de schappen zijn leeg. Op de grond liggen een paar
worsten, op de stoep een stapel plastic zakjes. Een oude man schuifelt
door het dorp. Hij is teruggekeerd uit de bergen om naar zijn huis te
kijken. De Servische onderzoeksrechter heeft hij niet gezien. Bij de
winkel stopt hij en raapt wat worsten op, die hij meeneemt naar zijn
schuilplaats.
Vanaf de heuvels, waar de Servische stellingen zijn, wordt geschoten op
de paar journalisten die aan het eind van de middag nog in Racak
rondlopen bij de leeggehaalde moskee. Een wagen van nieuwszender ITN
wordt onder vuur genomen, kogels ketsen af op de bepantsering.
In de bergen ten zuiden van Racak, waar het Kosovo Bevrijdingsleger UĈ
heerst, zitten vluchtelingen in groepjes bij elkaar. Ze brengen de nacht
door in het bos. Volgens een lokale UĈ
-leider zijn er zo'n 2.500
vluchtelingen in dit gebied, van wie een aantal gewond is. Hulpkonvooien
van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR en andere organisaties worden
niet toegelaten. Ze hebben geen onderdak en nauwelijks eten en drinken.
Acht kilometer vanaf Racak zitten zo'n veertig mannen, vrouwen en
kinderen - inwoners van Racak - op een berghelling, rond een vuurtje.
Naast hen staan plastic zakken en wasmanden met kleren. Ze kijken strak
voor zich uit. Maandagmiddag hebben ze er nog geen idee van dat de
lichamen uit de moskee - van hun familie, vrienden, buren - door de
Servische onderzoeksrechter worden weggehaald. Ze hadden de lichamen
willen begraven, maar een dag na de massaslachting durfde nog niemand
een gat te graven, de Servische stellingen waren vanuit het dorp
zichtbaar. En twee dagen later werden ze gedwongen te vluchten. Een oude
man uit Racak vertelt dat acht van zijn familieleden vrijdagmiddag
werden doodgeschoten door de Servische politie, ook zijn zoon. Hij huilt
hard. Andere vluchtelingen zeggen dat ze er zeker van zijn dat veel meer
dan 45 Albanezen werden gedood. Maar tijd om te zoeken naar de vermisten
was er het afgelopen weekend niet meer.
Als de schermering valt, flakkeren op de hellingen hier en daar
vuurtjes. In het OVSE-hoofdkwartier in Pristina worden de rapporten van
de waarnemers verwerkt. William Walker, het hoofd van de OVSE-missie,
hoort dat de Joegoslavische regering hem het land wil uitzetten. Hij had
niet mogen zeggen dat Servische ordetroepen schuldig zijn aan Racak,
schrijft het ministerie van Buitenlandse Zaken. Want ,,alleen de
Joegoslavische autoriteiten zijn competent de feiten vast te stellen en
de waarheid bekend te maken.''