Missie KFOR staat onder druk
De Nederlandse militairen van
KFOR doen hun best om een multi-etnisch Kosovo te helpen verzekeren,
maar eerst moet het gevaar van het blauwe asbest in hun kampement worden
bestreden.
Door onze diplomatiek redacteur J.M. BIK
ORAHOVAC, PRIZREN, 18 AUG. Holland in Kosovo. Tankwagens rijden
permanent met watersproeiers over de halfverharde wegen van het
kampement van het Nederlandse KFOR-geniehulp-bataljon bij de Kosovaarse
stad Prizren. Op een paar kilometer afstand van de grens met
Albanië houden zij de boel nat en binden daarmee het zogenoemde
blauwe asbest vast. Af en aan rijden grote vrachtwagens, vaak ook
vrachtwagens van aanpalende Duitse KFOR-eenheden, met steenslag en grind
die de toplaag van de basis en het daarin aanwezige blauwe asbest moeten
bedekken. Het Haagse ministerie van Defensie en de Tweede Kamer hebben
hier zoiets als een trauma, dat een paar jaar geleden is ontstaan in de
door asbest vervuilde Limburgse Cannerberg en dat tot een Nederlandse
asbestnorm leidde die liefst honderd maal strenger is dan de Europese
norm. Dat andere KFOR-staten de schouders ophalen over deze wel zeer
strenge Nederlandse regels en dat volgens wetenschappers het roken van
een paar sigaretten in feite schadelijker is dan een verblijf van een
jaar in het kampement bij Prizren, doet niet af aan deze Nederlandse
politiek-psychologische erfenis. Over de snikhete basis dragen groepen
militairen, staccato zingend als in een Amerikaanse oorlogsfilm, grote
boogvormige tenten naar de uitgang. In totaal moeten 400 tenten en 220
vrachtwagens van het vijf weken geleden in Prizren angekomen bataljon
worden schoongemaakt. Het karwei moet in tweeënhalve week klaar
zijn, de helft van het bataljon gaat zolang naar Macedonië.
Pas daarna kan het geniebataljon van kolonel K. Gijsbers, zoon van een
vroegere legerkorpscommandant, echt beginnen aan zijn (humanitaire)
taken. Dus aan het opknappen van de voor negentig procent door
Serviërs vernielde Kosovaarse huizen in bergdorpen in de omgeving,
waar de teruggekeerde vluchtelingen nu volgens Gijsbers in
"weerzinwekkende omstandigheden, slapend in kartonnen dozen" leven. En
aan het herstel van wegen daarheen, onmisbaar voor voedsel- en
medicijnentransporten, en van de bruggen die door NAVO-bombardementen de
afgelopen maanden onbruikbaar zijn geraakt. Om niet te spreken van
moedwillig vervuilde waterputten, die in de bergdorpen onmisbaar zijn.
Negentig procent van de Kosovaarse vluchtelingen is al terug. De tijd
dringt want over goed anderhalve maand begint de strenge winter.
Minister De Grave en staatssecretaris Van Hoof (Defensie) zijn op bezoek
en Gijsbers is het van harte eens met hun uitgangspunt, en dat van de
Tweede Kamer en de ook op dit punt actieve militaire
belangenverenigingen, dat er "zeker geen risico's mogen worden genomen
met de gezondheid van onze mensen" (Van Hoof). Maar, ondanks alle
respect voor dat uitgangspunt, niemand ontkent dat er een paradoxale
spanning ligt tussen de zo hoog genormeerde Nederlandse asbestregels en
de vertraging die het humanitaire werk van de 850 Nederlandse militairen
in Prizren daardoor nu oploopt. Gijsbers heeft nóg een pijnlijke
kanttekening bij het straks onder controle gebrachte asbest-minidrama.
"Vergelijkenderwijs zijn wij laat in Kosovo aangekomen, de beste
locaties waren toen al door andere KFOR-landen bezet. En nu komt dit er
nog eens bij."
Maandag waren de bewindslieden De Grave en Van Hoof hun tweedaagse
bezoek aan de Nederlandse KFOR-eenheden begonnen in Orahovac, waar een
bataljon Gele Rijders (ruim zeshonderd artilleriemensen) een basis heeft
bij een van de vele wijnfabrieken in zuidelijk Kosovo. De eenheid
heeft de situatie aardig onder controle, zo blijkt tijdens een briefing
voor Nederlandse journalisten. Het inleveren van wapens door de
Kosovaarse strijdmacht UÇK, die op 21 september voltooid moet
zijn, verloopt volgens plan. En tot grootschalige gewapende
vijandigheden van Kosovaren tegen Servische en Roma-minderheden is het
in de Duits/Nederlandse KFOR-sector niet gekomen.
Maar niet te ontkennen valt dat er wel veel kleinere, ook gewapende
acties voorkomen, dezer dagen nog tegen een Servisch-orthodoxe kerk
waarin Roma-vluchtelingen huisden, die ertoe leiden dat steeds meer
geïntimideerde Serviërs en Roma de wijk nemen en er feitelijk
toch zoiets gebeurt als een etnische schoonmaak. Waar KFOR nu juist wil
meewerken aan het voortbestaan van een multi-etnisch Kosovo, moet dus
toch worden gevreesd voor wat een Nederlandse officier "een sluipende
mislukking van onze taak" noemt.
Hoe groot de vijandigheid tussen de etnische groepen is, blijkt dinsdag
ook bij een bezoek van De Grave aan het enige ziekenhuis in Orahovac.
Daar wordt hem uitgelegd dat in de stad, anders dan in Prizren, nog geen
enkele vorm van openbaar bestuur bestaat en dat de Nederlandse KFOR-
eenheid er zelfs in dat ziekenhuis op moet toezien, tot in de
operatiezaal toe, dat Servische patiënten behoorlijk worden
behandeld en niet worden mishandeld. Op vragen hoelang (Nederlandse)
KFOR-eenheden nog in Kosovo aanwezig moeten zijn, houdt minister De
Grave zich naar vermogen op de vlakte. Na het net begonnen aanvangsjaar
kan het daarmee nog niet gedaan zijn, denkt hij. Maar gaandeweg moeten
de NAVO-militairen van KFOR in aantal worden verminderd en moeten
civiele organisaties, eigen Kosovaarse en VN-groepen, hun taken gaan
overnemen, zegt hij erbij. Hij zal daarbij vast ook aan zijn eigen
budget en de bezuinigingen van de eind dit jaar komende Defensienota
hebben gedacht. Die genieherstel-eenheid in Prizren is onorthodox
bijeengesprokkeld uit landmacht, luchtmacht en marine. In totaal levert
Nederland nu omstreeks tweeduizend man. De vraag is hoelang De Grave
straks bij de afgesproken bezuinigingen op Defensie nog in staat zal
zijn om volwaardig in KFOR-verband mee te blijven doen.