Na de slachting in Racak telt de OVSE de lijken
Door onze redacteur PETRA DE KONING
Westerse waarnemers of niet, Servische
ordetroepen doen in Kosovo gewoon wat ze willen. Dat weet nu ook het
Albanese Racak, waar de politie 45 inwoners afslachtte. De rest van het
dorp werd gisteren weggejaagd.
In de moskee van Racak liggen 41 Albanese lijken in rijen op een laag
plastic. Vrouwen en kinderen lopen naar binnen, raken een lichaam aan,
huilen. In een hoek van de moskee zit een man naast een lijk dat is
bedekt met een doek. De man wenkt twee buitenlandse fotografen en trekt
de doek weg. Foto's maken, gebaart hij, van dit kapotgeschoten gezicht.
In Racak, een dorp op zo'n dertig kilometer ten zuiden van Kosovo's
hoofdstad Pristina, werden vrijdag 45 Albanezen gedood door Servische
politietroepen. De Serviers beschoten Racak vanaf heuvels in de buurt,
trokken het dorp in en namen twintig mannen mee. Hun lijken werden
teruggevonden in een greppel buiten het dorp, andere lichamen lagen
tussen de huizen verspreid. Een dag later komen waarnemers van de OVSE
naar Racak. Zij zien toe op het bestand tussen Servische eenheden en het
Kosovo bevrijdingsleger UĈ
. Inwoners van het dorp schreeuwen: ,,Waarom
komen jullie nu? Waar waren jullie gisteren?''
Het ministerie van Binnenlandse Zaken in Belgrado heeft zijn versie van
de waarheid dan al gereed. De Albanezen zijn omgekomen bij een
arrestatiepoging, zo heet het in een persbericht. ,,Bij het naderen van
het dorp Racak viel de terroristische groep de politie aan vanuit
loopgraven, bunkers en fortificaties, gebruikmakend van automatische
wapens en granaatwerpers. [...] Tijdens de gevechten werden enkele
dozijnen terroristen gedood.''
OVSE-waarnemers, die vrijdag werden tegengehouden door de Serviers,
tellen zaterdag de lijken. Ze zien zwaar verminkte gezichten en lichamen
zonder hoofd, vinden bewijzen van martelingen en executies. En ze
stellen vast dat de doden voor het merendeel burgers zijn: drie vrouwen,
een jongen van twaalf jaar en mannen tussen de achttien en vijfenzestig.
Volgens het UĈ
bevinden zich onder de doden in Racak acht strijders.
,,Ongelooflijk wreed'', noemt het hoofd van de OVSE-missie in Kosovo,
William Walker, in Pristina het bloedbad. Hij twijfelt niet aan de
schuld van de Serviers.
,,Een flagrante schending van het bestand'', oordeelt de Amerikaanse
president, Clinton. ,,Vervuld van afschuw en walging'' is de Franse
premier Jospin. NAVO-secretaris-generaal Solana waarschuwt Belgrado nog
maar eens: de NAVO tolereert geen nieuwe gevechten en geen
onderdrukking.
De inwoners van Racak hebben op dat moment andere zorgen: de Servische
politie is nog steeds in de buurt. Pas zaterdagnacht durven ze de lijken
naar de moskee te brengen, in het donker kunnen ze vier lichamen niet
vinden.
Zondagochtend rijden Servische pantservoertuigen in alle vroegte opnieuw
de bergen rond Racak in. OVSE-waarnemers turen door verrekijkers naar de
voertuigen en maken schattingen van het aantal politiemannen dat
stellingen inneemt. Een paar honderd, zeggen ze. TrUĈ
s met medicijnen,
dekens en eten worden tegengehouden door de OVSE. Het is te gevaarlijk
voor de buitenlandse hulporganisaties.
In Racak filmen camerateams het verdriet van vrouwen, kinderen, oude
mannen. Opeens klinken er schoten. ,,De Servische politie komt het dorp
in, wegwezen iedereen'', roept een OVSE-waarnemer. De waarnemers rijden
snel weg, de journalisten en de vier families in Racak die een auto
hebben, volgen. De meeste andere rennen de heuvel af, het dorp uit.
Urenlang wordt Racak beschoten. Soms wordt er teruggeschoten vanaf een
berg achter het dorp. Daar heerst het UĈ
.
De OVSE-waarnemers trekken zich terug op Stimlje, een wat groter dorp
twee kilometer verderop. De Britse generaal John Driewienkiewiecz,
plaatsvervangend hoofd van de OVSE-missie in Kosovo, vertelt woedend wat
er deze ochtend gebeurde. Een Servische onderzoeksrechter, Danica
Marinkovic, uit Pristina zou Racak bezoeken, begeleid door politie, om
na te gaan wat er was gebeurd. Een slecht idee, vond de OVSE. Er moest
niet opnieuw politie in het dorp komen, dat kon tot een uitbarsting
leiden. ,,Ze overwoog om toe te staan dat wij haar zouden begeleiden, en
niet haar gewapende politie'', zegt de generaal. ,,We praatten anderhalf
uur. Maar opeens zei ze: ik ga nu, met de politie. Achter haar klonken
al de mortieren en machinegeweren. Ik had nauwelijks tijd onze mensen
terug te trekken.'' Hij noemt het een ,,zeer provocerende daad.''
Onderzoeksrechter Marinkovic, die de autoriteiten in de regel altijd op
hun wenken bedient, durft uiteindelijk toch het dorp niet in. De UĈ
zou
haar kunnen aanvallen, denkt ze. Ze kondigt een strafrechtelijk
onderzoek aan tegen iedereen die haar bezoek aan Racak heeft
tegengehouden. Het bewijs voor wat er werkelijk is gebeurd, meldt ze
later in een persbericht, kan nu vernietigd worden door de mensen die
willen verhinderen dat zij de zaak onderzoekt. Het ministerie van
Binnenlandse Zaken in Belgrado had er een dag eerder al voor
gewaarschuwd, in het persbericht over de `gevechten' in Racak. Als de
OVSE niet zou toestaan dat de autoriteiten een eigen onderzoek deden,
zou de zaak in de media worden verdraaid en gemanipuleerd.
De beschietingen op Racak gaan de hele middag door. Even lijkt het erop
dat de Servische eenheden worden teruggedrongen door de UĈ
. Drie
politiemannen trekken zich schietend terug op het dorp Stimlje, waar de
OVSE-waarnemers en journalisten proberen te volgen wat een paar
kilometer verderop gebeurt. Een kogel mist net het hoofd van een
verslaggever van de Britse tv-zender ITN.
Tussen Racak en Stimlje, vandaag de frontlinie, is een inrichting voor
zwakzinnigen. Mannen en vrouwen met kaalgeschoren hoofden staan achter
een roestig hek in de tuin van de inrichting, een moerassig stuk land.
De patienten Albanezen en Serviers - kijken nieuwsgierig naar
journalisten, OVSE-waarnemers en dorpelingen die vluchten voor de
kogels. Een vrouw met een bruine muts en smerige, kapotte kleren zingt
een Albanees lied. Ze tikt de maat op een plastic fles. Achter haar
knallen kalasjnikovs, mortieren, anti-tankwapens. Een man klampt zich
vast aan het hek, hij vraagt om sigarettten. ,,Nee, wij zijn niet
bang'', zegt hij. ,,Waarvoor?''
Om vier uur 's middags gaan drie jeeps van Artsen zonder Grenzen en het
International Medical Corps met dekens en medicijnen op zoek naar
vluchtelingen uit Racak en twee dorpen in de buurt, die ook onder vuur
liggen. Via allerlei omwegen bereikt het konvooi het gehucht Dramjak.
Daar komen de hulporganisaties een paar vluchtelingen tegen: een man met
een klein kind in zijn armen en een jongen van een jaar of zes, een oude
vrouw met een tas kleren. Ze zeggen dat zo'n vijfhonderd vluchtelingen
zich al drie dagen schuilhouden in een bos. Er zijn ook gewonden bij,
maar ze durven het bos niet uit omdat ze niet weten waar de Servische
politie zich bevindt. De jeeps van de hulporganisaties raken vast in de
modder, de schemering valt in. ,,We gaan terug'', zegt teamleider Tim
Boucher van Artsen zonder Grenzen.
's Avonds meldt de OVSE dat de beschietingen rond Racak doorgaan. ,,De
internationale gemeenschap zit er bovenop, we zijn erbij'', zegt een
waarnemer die de nacht zal doorbrengen in de buurt van het dorp. ,,Maar
de politie trekt zich daar niets van aan. De Serviers doen wat ze
willen.''