Wederopbouw in de Balkan
Roel Janssen
De Amerikanen hebben de oorlog
gevoerd en de Europeanen draaien op voor de vrede.
Wat kostte de oorlog? Honderdtweeënveertig miljoen dollar per dag
volgens Jane's Defense Weekly, het Britse defensietijdschrift.
Wat kost de vrede? In Bosnië is vijf miljard dollar bij elkaar
geschraapt voor een periode van vier jaar. Voor Servië, Montenegro,
Kosovo én de omringende landen zal een veelvoud nodig zijn. De
Europese Unie zal het grootste deel van die kosten voor haar rekening
moeten nemen.
De EU is bezig een Stabiliteitspact voor de Balkan uit te
werken. Economische wederopbouw, hervorming van de maatschappelijke
instituties en integratie in de Euro-Atlantische stucturen moeten
bijdragen tot stabilisering van een regio die deze eeuw al door zoveel
rampspoed is gekenmerkt. Op een bijeenkomst in Keulen hebben maar liefst
28 ministers van Buitenlandse Zaken en 17 internationale organisaties
hiervoor vorige week een blauwdruk opgesteld.
Er wordt gedacht aan de oprichting van een 'Agentschap voor
wederopbouw', naar analogie van de aanpak in West-Duitsland na de Tweede
Wereldoorlog. Maar er is geen geld. De meeste EU-landen, Duitsland
voorop, worstelen met de sanering van hun nationale begrotingen.
Verschuivingen binnen de EU-uitgaven zijn vrijwel niet te
verwezenlijken. Minder subsidie voor Franse graanboeren of minder
structuurfondsen naar Spanje ten gunste van Kosovo? Vergeet het maar.
Vraag twee is hoe de hulp gekanaliseerd wordt. Trekken de wederopbouwers
achter de NAVO-troepen Kosovo binnen? In het vredesakkoord blijft Kosovo
staatsrechtelijk een onderdeel van Joegoslavië. Zolang de
cronies van Milosevic in Belgrado zitten, is hulp aan Servië
net zo bodemloos als steun aan Wit-Rusland. Kosovo heeft het voordeel
dat het straks als autonome provincie feitelijk onder buitenlands
militair bestuur staat. In Servië zal eerst een hervormingsgezinde
regering aan de macht moeten komen. Toch zal ook de infrastructuur in
Servië snel hersteld moeten worden.
In 1919 publiceerde John Maynard Keynes een beroemd geworden boek over
het verdrag van Versailles. Keynes, toen 38 jaar, vertegenwoordigde het
Britse ministerie van Financiën tijdens de vredesbesprekingen in
Parijs na het einde van de Grote Oorlog.
The economic consequences of the Peace is tachtig jaar na
verschijning nog altijd een scherp - en verrassend actueel - boek.
Keynes had vernietigende kritiek op de exorbitante herstelbetalingen die
de geallieerde overwinnaars van de oorlog, met name Frankrijk, eisten
van het verslagen Duitsland. "Door het onmogelijke te eisen, hebben ze
[de onderhandelaars] de substantie vervangen door de schaduw en zullen
ze uiteindelijk alles verliezen. Door overmatige aandacht te richten op
politieke doelstellingen en het bereiken van een illusoire veiligheid,
hebben ze de economische eenheid van Europa uit het oog verloren [...]",
schreef Keynes.
Frankrijk beschuldigde hij van hebzucht, Groot-Brittannië van
domheid door niet in te zien dat de landen van het Europese continent
vòòr 1914 economisch sterk verweven waren en dat een
krachtig Duitsland niet gemist kon worden. "Als het einde van de
Europese burgeroorlog betekent dat Frankrijk en Italië hun
tijdelijke overwinningsmacht uitoefenen om de nu uitgeputte landen
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije te vernietigen, dan roepen ze daarmee
ook hun eigen vernietiging over zich af omdat ze diepgaand en
onlosmakelijk met elkaar zijn verweven door verborgen psychische en
economische banden."
Aan het slot van zijn boek kwam Keynes met vier aanbevelingen.
Herziening van het verdrag van Versailles en verlichting van de Duitse
betalingen, vereffening van de onderlinge geallieerde oorlogsschulden
door (Amerikaanse) kwijtschelding en een sleutelrol voor Duitsland bij
de economische betrekkingen met Rusland (waar de bolsjewieken in 1917 de
macht hadden overgenomen). Tenslotte stelde hij een omvangrijke
internationale (Amerikaanse) lening voor om het economische herstel en
de wederopbouw van Europa te financieren.
Europa zou er deze eeuw heel anders hebben uitgezien als in 1919 het
Keynes-plan zou zijn uitgevoerd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Keynes aan een ontwerp voor een
nieuwe internationale economische orde. Die plannen kregen
institutionele vorm op de conferentie van Bretton Woods in 1944 waar het
Internationale Monetaire Fonds en de Internationale Bank voor
Wederopbouw en Ontwikkeling werden opgericht. De aanvankelijke taak van
deze 'Wereldbank' was de financiering van de na-oorlogse wederopbouw van
Europa.
Het ligt voor de hand dat de Wereldbank een belangrijke rol krijgt in
Kosovo en Joegoslavië. Samen met de Europese Unie heeft de
Wereldbank een website met gedetailleerde informatie over de
economische wederopbouw en ontwikkeling in Zuidoost-Europa opgezet
(www.seerecon.org). Maar er is een complicatie. Joegoslavië
(waartoe Kosovo behoort) is geen lid van de Wereldbank en evenmin van
het IMF en de EBRD, de Oost-Europabank. Het heeft zijn oude schulden aan
deze instellingen nooit afgelost en zolang dat niet is gebeurd, kan het
geen lid worden en geen nieuwe leningen ontvangen. Eerst moeten met de
nodige financiële creativiteit de oude schulden worden weggewerkt.
De Balkan-wederopbouw kan veel leren van de manier waarop de
Marshallhulp in 1948 is aangepakt. De Amerikanen eisten van de West-
Europese regeringen dat ze plannen maakten wat ze met de hulp wilden
doen en dat ze onderling afspraken hoe de beschikbare gelden verdeeld
zou worden. Dat dwong de ruziënde Europeanen tot samenwerking.
Bovendien was de uitvoering van de hulp geen zaak van buitenstaanders
die kwamen vertellen hoe het moest, maar van de ontvangende landen zelf.
Uit deze samenwerking is de OEES (later OESO) voortgekomen. Het was het
begin van West-Europese integratie die is uitgemond in de Europese Unie
van vijftien lidstaten.
Wederopbouw vraagt om visie zoals die van Keynes in 1919 en van Marshall
in 1948. En om een lange adem. Want de economische en maatschappelijke
ontwrichtingen in de Balkan gaan langer terug dan de 79 dagen van de
bombardementen.