Joegoslavië én buren lijden schade
Over de militaire schade die in drie weken is aangericht, is weinig
concreets bekend. Duidelijk is wel dat de toch al miserabele economie
van Joegoslavië schade ondervindt. Maar óók die van
de buurlanden.
Door onze redacteur PETER MICHIELSEN
ROTTERDAM, 17 APRIL. Welke concrete gevolgen de NAVO-luchtacties in
Joegoslavië hebben is deze week onduidelijk gebleven. Een
aanzienlijk deel van de infrastructuur is vernield:
communicatiecentra, zendmasten, wegen, spoorlijnen en bruggen zijn
getroffen, fabrieken verwoest. Maar betrouwbare informatie over wat dit
betekent voor de economie als geheel of de bevoorrading in het bijzonder
ontbreekt. Betrouwbare gegevens over de economie ontbraken trouwens al
vóór de oorlog. Tijdens de Bosnische oorlog, toen
Joegoslavië werd getroffen door sancties, onderging de economie een
diepgaande transformatie: ze werd een op smokkel, schijn en bedrog
gebaseerde economie. Met een bewust op gang gebrachte hyperinflatie
(uiteindelijk duizenden procenten per dag) werd de bevolking haar
gespaarde valuta uit de zak geklopt. Directeuren van de staatsbedrijven
werden minister (en zijn dat nog). De staatskas werd gebruikt om
bedrijfsverliezen aan te vullen en smokkelkoningen maakten economisch de
dienst uit.
Nog altijd is de economie een ondoorzichtig geheel. De 901 grootste
bedrijven maken 1,3 procent van het totale aantal bedrijven uit maar
bieden 52 procent van beroepsbevolking werk en nemen 82 procent van de
totale bedrijfsverliezen voor hun rekening. Hoe meer ze werken, hoe
groter de verliezen. Het zou dus beter zijn ze te
sluiten, maar dan is 52 procent van bevolking werkloos en zijn de
directeuren annex ministers hun lucratieve baantjes kwijt. Gesloten
wordt er dus niets. Het is ook goedkoper werknemers met onbetaald verlof
te sturen dan hun een werkloosheidsuitkering te geven. Eind vorig jaar
waren er 600.000 werklozen, maar 800.000 werknemers met onbetaald verlof
(op een bevolking van tien miljoen). Dit gebeurt allemaal op kosten van
de steeds armere bevolking. Een busrit naar de dokter is onbetaalbaar:
die rit kost meer dan de behandeling zelf. Wt de luchtacties daaraan
veranderd hebben weet niemand, maar duidelijk is dat de toch al
miserabele toestand van de economie nog is verslechterd. Zeker is ook
dat in Kosovo veel producten zijn gerantsoeneerd. Wat wel is veranderd
is het zondebok-effect: de Joegoslavische leiding kan nog beter dan
vóór de luchtacties de boze buitenwereld de schuld geven
van de economische ellende.
Onder de etnische minderheden in Servië groeit inmiddels de angst:
zij vrezen het volgende slachtoffer van etnische zuivering te worden.
Dat geldt vooral de Hongaarse minderheid in het noorden, in de
Vojvodina. Het zijn niet alleen maar Albanezen die Kosovo ontvluchten of
eruit worden gejaagd, ook de Serviërs (tien procent van de
bevolking) gaan er weg. En die Serviërs gaan het liefst naar de
Vojvodina: dat is de rijkste regio van Joegoslavië, daar valt veel te halen. Op de Hongaarse radio zei
eerder deze week een lid van de Hongaarse minderheid in de Vojvodina:
,,De Hongaren zijn bang voor de [Servische] vluchtelingen uit Kosovo. Ze
hebben veel wapens. Ze organiseren zich in de dorpen, ze beginnen de
Hongaarse huizen onder zichzelf te verdelen. De betere huizen. Ze zeggen
ons: waarom ga je niet weg? We verdrijven jullie toch.'' In Boedapest
werd deze week gewaarschuwd dat de Vojvodina een nieuw Kosovo zou kunnen
worden.
In de buurlanden beginnen de consequenties van de oorlog te bijten, de
politieke (in de Servische Republiek in Bosnië radicaliseren de
Serviërs dusdanig dat gematigde leiders hun gezicht niet meer in
het openbaar kunnen laten zien en raakt het vredesakkoord van Dayton
in de gevarenzone) en vooral de economische. De vernieling van twee
Donau-bruggen in Novi Sad, de hoofdstad van de Vojvodina, beroofde
Bulgarije van een belangrijke transportlijn voor zijn invoer uit en
uitvoer naar Europa. Die dalen op slag met vijftien procent. Het
scheepvaartverkeer op de Donau ligt stil, en de economieën van
Roemenië, Bulgarije en Hongarije dragen de schade zonder hoop
daarvoor te worden gecompenseerd. In deze buurlanden en in
Macedonië, Slovenië en Kroatië wordt rekening gehouden
met ernstige economische klappen als gevolg van de oorlog. Exportlijnen
zijn onderbroken, met Joegoslavië wordt geen
handel gedreven, de inkomsten uit het toerisme zullen afnemen (met
dertig procent, verwacht Slovenië) en investeerders raken
afgeschrikt, zij komen niet meer naar een regio waar oorlog heerst: de
oorlog is misschien ver weg, maar oorlog ondermijnt het vertrouwen in
alle buurlanden.
Voor de Macedonische economie zijn de gevolgen (inclusief de komst van
130.000 vluchtelingen op een bevolking van twee miljoen) tragisch en
rampzalig. Joegoslavië is een uiterst belangrijke handelspartner.
In Skopje wordt geschat dat de handel met Joegoslavië dit jaar met
tweederde afneemt en gevreesd dat de totale buitenlandse handel dit jaar
wordt gehalveerd. Negentig procent van de in- en uitvoer werd via
Joegoslavisch grondgebied afgewikkeld. Die lijnen zijn onderbroken en de
transportkosten zullen minimaal verdubbelen. Bovendien zijn in hele
industriesectoren (metaal, chemie, leer) Macedonische bedrijven voor de
aanvoer van grondstoffen voor honderd procent afhankelijk van
Joegoslavische leveranciers. In de leerindustrie staat nu al zeventig
procent van de werknemers op straat wegens het ontbreken van
grondstoffen. Bovendien verbreken Westerse partners contracten met
Macedonische bedrijven wegens het verhoogde risico. Al na
één week van bombardementen schatte men in Skopje de
schade aan de economie op honderd miljoen dollar. En als er hulp komt,
is die nog ver weg. Macedonië ziet zich aldus, net nu de economie
in 1998 eindelijk en voor het eerst sinds 1991 een behoorlijke groei
(van vijf procent) te zien heeft gegeven, teruggeworpen op het niveau
van de hulpbehoevende die het in de eerste jaren na de onafhankelijkheid
was.