Albanese intocht kruist Servische exodus
Van zuid naar noord en van noord
naar zuid. Bij de grenspost Blace passeren 'oude' en 'nieuwe'
vluchtelingen elkaar. 'Eens komt de dag dat de Albanezen wraak nemen; op
die dag wil ik weg zijn.'
Door onze redacteur CEES BANNING
BLACE, 16 JUNI. Het is nu al één van de beroemdste
grensposten van de twintigste eeuw: Blace op de grens van Kosovo en
Macedonië. Duizenden etnische Albanezen passeerden afgelopen
maanden deze grens op de vlucht voor het oorlogsgeweld in Kosovo. Na de
ondertekening van het vredesakkoord is het ook één van de
meest bizarre grensposten geworden: 'oude' en 'nieuwe' vluchtelingen
komen elkaar hier tegen. Van zuid naar noord trekken Albanezen vanuit de
kampen weer terug naar hun huizen in Kosovo; van noord naar zuid
vluchten Serviërs naar Macedonië een vangrail houdt ze
gescheiden.
"Het oorlogsgeweld van de NAVO verdreef de Albanezen; de zogenoemde
vredeshandtekening van de NAVO verdrijft ons", zegt Victor Petriski. Hij
heeft zijn blauwe BMW voor de douanepost geparkeerd. Terwijl zijn vrouw
op de achterbank met de twee kinderen speelt, vervult Petriski de
formaliteiten. Hij was leraar in Pristina en vreest de wraak van de
Albanezen. "Ik bemoei mij niet met de politiek en aan mijn handen kleeft
geen bloed. Maar ik ben een Serviër, en eens komt de dag dat de
etnisch Albanezen wraak zullen nemen." Hij heeft zijn huisraad
opgeslagen bij een vriend. "Dat haal ik over een paar weken wel op." Het
gezin Petriski wil zich gaan vestigen in de Macedonische hoofdstad
Skopje. "Mijn vrouw heeft daar een zus wonen. In Macedonië beginnen
we een nieuw leven", zegt hij gedecideerd.
Volgens Goran Rosan (coördinator bij de UNHCR, de
vluchtelingenorganisatie van de VN) is het gezin Petriski
één van de weinige Serviërs die Kosovo in zuidelijke
richting ontvluchten. "De meeste vluchten naar het noorden naar
Servië. Hier bij Blace hebben we vandaag bijvoorbeeld maar 21
geregistreerd. En dit aantal steekt ook mager af bij de Albanezen die
weer terug gaan", zegt de Zweed zichtbaar vermoeid. Zijn vingers
bladeren door een stapel papier. "Hier", zegt hij terwijl hij het
laatste formulier te pakken heeft. "2947 gevluchte ethnisch Albanezen
zijn vandaag de grens gepasseerd op weg naar hun huis."
Vijf van de 2947 zijn de leden het gezin Reshit. In een druilerige regen
passeren ze lopend de grens op weg naar hun woonplaats de Kosovaarse
hoofdstad Pristina. "We kunnen gewoon niet meer wachten", legt vader
Fadil uit. "We werden gek in Stenkovec (een vluchtelingenkamp boven
Skopje, red.) Wij volgen de hoofdwegen naar huis; die zijn veilig."
In de kampen wordt een dringend beroep gedaan op de vluchtelingen om de
terugreis nog even uit te stellen. Volgens de NAVO is Kosovo bezaaid met
landmijnen en boobytraps en hebben de Servische soldaten en
paramilitaire eenheden voordat ze zich terugtrokken waterbronnen
vergiftigd. "Pas wanneer de NAVO het groene licht geeft, kunnen de
mensen veilig terug", zegt Rosan. "Maar als ze willens en wetens toch
terug willen dan kunnen wij ze hier bij de grens niet tegenhouden."
Omdat de meeste Albanezen geen reisdocumenten meer hebben, de
Serviërs namen die af, worden ze geregistreerd en maken UNHCR-
medewerkers polaroid-foto's. "Zo houden we een beetje de vinger aan de
pols", legt Rosan uit.
Volgens de UNHCR-coördinator is er binnen een paar dagen tijd een
intensieve handel ontstaat tussen Macedonië en Kosovo. Rosan:
"Volgeladen auto's bevoorraden het leeggeplunderde Kosovo." Terwijl hij
zijn mobiele telefoon beantwoordt, passeren drie mannen met bruin
verbrande gezichten. In hun handen hebben ze witte plastic tassen gevuld
met suiker, olie, zeep, en sloffen Bond en Boss. De broers Muhamet en
Kemajl Demiri en hun vriend Gani Misini komen uit plaatsje Gatnje even
over de grens. Ze zijn vandaag naar Skopje geweest om inkopen te doen.
"Dit kunnen we bij ons in de buurt niet meer krijgen", zegt Misini
terwijl hij zes witte plastic zakken omhoog tilt. "Op een afgelegen
boerderij buiten ons dorp hebben we gewacht op het einde van de oorlog.
Eén keer zijn we lastig gevallen door een Servische patrouille,
maar die bleek verdwaald." De broers Demiri kunnen een minachtend lachje
niet onderdrukken. "Wij hebben ze de weg naar Kacanik gewezen en ze
lieten ons met rust", zegt Muhamet. "Sinds die dag waren we bang dat ze
weer terug zouden komen. Die angst is nu voorbij; ons gebied is
Serviër-vrij."