De zoete lucht van Velika Krusa
In het Kosovaarse dorp Velika
Krusa troffen Nederlandse militairen maandag een huis met twintig
lijken aan.
Door onze redacteur YAËL VINCKX
VELIKA KRUSA, 16 JUNI. "Dat is mijn vader", zegt Fadil Zeqiri. Tegen de
muur ligt een lijk, half verkoold, half vergaan. In het huis in het
Kosovaarse dorp Velika Krusa hangt een zachte, zoete lucht. In de lucht
zwermen vliegen. Abdul Zeqiri is ruim twee maanden geleden vermoord door
Servische militairen, zegt Fadil. Die militairen hielden zich tot
eergisteren op in een huis aan een doorgaande weg. De 77-jarige Abdul
Zeqiri was hun buurman.
Op een dag zijn de Serviërs zijn erf opgekomen, hm mee naar buiten
genomen en met een halsband vastgebonden aan één van zijn
twee appelbomen. Kijk maar, wijst Fadil. Aan een tak van de boom hangt
nog altijd een hondenketting. Abdul Zeqiri is, zo zegt zijn zoon, aan
die boom doodgeschoten. Daarna hebben de Serviërs hem losgemaakt
en hem zijn huis in gesleept. Het huis is in brand gestoken, met de
dode man erin. Zo heeft zijn zoon hem vanochtend gevonden.
De 140 Nederlandse militairen van de elfde afdeling van de rijdende
artillerie, bijgenaamd de 'Gele Rijders', kwamen maandagochtend aan in
het wijnstadje Orahovac in Kosovo. Er wonen nog zo'n drieduizend
Serviërs en zesduizend Albanezen. Na gesprekken maandagavond met
bataljonscommandant Van Loon verlieten de Servische paramilitairen en
het Joegoslavische leger dinsdagochtend vroeg het stadje. Vanochtend
zouden de Gele Rijders beginnen met patrouilles te voet.
De Nederlanders, die onder Duits commando deel uitmaken van de NAVO-
macht K-FOR, hadden maandag ook contact met de lokale ondercommandant
van het Kosovaarse bevrijdingsleger UÇK. Die beloofde dat zijn
manschappen de vertrekkende Serviërs met rust zouden laten. Op
aanwijzing van het UÇK troffen de Nederlanders 's avonds een
massagraf aan in het nabijgelegen Velika Krusa. In en rond het huis
liggen circa twintig halfverbrande lijken. Circa twintig, want
de lijken zijn verminkt en de ledematen zijn verspreid. Een nauwkeurige
telling is niet mogelijk. Duitse militairen zetten maandagnacht het
gebied rond het massagraf af. 's Ochtends zijn enkele Nederlandse
militairen gaan kijken. Nu wachten ze op het speciale onderzoeksteam
van het Joegoslavië-tribunaal uit Den Haag.
Velika Krusa is een welvarend Albanees dorp. De moskee is mooi, de
huizen zijn groot, de restaurants zijn goed en de meeste mensen rijden
in een auto. Maar dat is verleden tijd. De zeven huidige Albanese
inwoners - ze waren gevlucht en zijn vanochtend uit de heuvels naar
beneden gekomen - hebben een ruïne teruggevonden. Auto's zijn
verbrand, bestolen, of simpelweg vernield. Er staan houten aanhangers
in de straten, de bijbehorende tractoren hebben de Serviërs
meegenomen. Op straat zwerven honden, katten en hanen. Ergens ligt het
kadaver van een koe.
Een bom heeft een buitenmuur van een moskee getroffen. De brokstukken
liggen binnen, de ruiten zijn stuk. De houten trap die de hodjia altijd
beklom is kapot. Zo'n 150 Albanese Kosovaren hadden zich hier vrijdag
26 maart, twee dagen na het begin van de NAVO-bombardementen,
verschanst, vertelt Shyqeri Dina. Maar de moskee bood de Kosovaren geen
bescherming tegen de Serviërs. Zaterdagochtend kwamen ze binnen en
namen de mannen mee naar buiten. Een aantal van hen is niet meer
teruggezien. In de loop van zaterdag en zondag zijn de vrouwen uit de
moskee gehaald en op transport naar Albanië gezet. Rokken,
blouses, onderbroeken, bh's en oorbellen liggen verspreid door de
moskee. Drie houten wiegen zijn stukgeslagen. De Serviërs hebben
bijna alle huizen in Velika Krusa beschoten; de daken zijn verdwenen of
vertonen grote gaten. Daarna zijn de woningen geplunderd en is de
overgebleven huisraad vernield. Ook zijn veel huizen in brand gestoken.
Op de muren van hun huiskamer hebben Serviërs hun eigen hakenkruis
en een varken getekend. Veel Albanezen zijn moslim; ze eten geen
varkensvlees.
De Serviërs hebben de inwoners duidelijk verrast. In veel keukens
staat het eten nog op het fornuis, een pot zout en een aantal -
inmiddels verrotte - tomaten er naast. Er hangt een lucht van bedorven
voedsel en het stikt van de vliegen. Shyqeri Dina heeft in maart zich
samen met zes andere mannen verstopt in een bunker in de heuvels. "In
de nacht, als de Serviërs uit het dorp waren vertrokken, zijn we
de huizen binnengegaan en hebben we eten uit de keuken gehaald. Ook
namen we water mee."
Uit een huis klinkt plots luid gesnuif. In een kleine kamer blijkt een
koe te zijn opgesloten; zijn kop, besmeurd met schuim, steekt door de
gebroken ruit. Een man maakt de deur open en de koe stuift naar buiten,
dwars door de glasscherven die overal liggen. De graven. Bovenop de
heuvel, achter de moskee, is een veldje. Daar staat een aantal houten,
puntige paaltjes. Ze zijn genummerd met rode verf, 1 t/m 6. Er liggen
ook zes hopen zand - pas gedolven graven. De eerste brandnetels komen al
op. Aan de rand van het veld staat een boerenkar met kleding.
Daartussen ligt het identiteitsbewijs van Ejup Hoti, nummer 057632. Een
vergeelde foto van een man met een flinke haardos en bakkebaarden ligt
er naast. Hij draagt een overhemd, een trui met blokken en een jasje.
Misschien is het Ejup Hoti.
Aan het einde van de weg, bij het afgezette huis met de twintig lijken,
trekt een Albanese Kosovaar de Nederlandse ritmeester Mike Bos aan zijn
mouw. "Je moet meekomen", zegt hij, "ik kan een plaats aanwijzen waar
de Serviërs twintig mensen hebben vermoord". Maar de ritmeester
mag zijn post niet verlaten.
Gisteravond werd het huis met de lijken nog door enkele NAVO-militairen
bewaakt. Het onderzoeksteam van het Joegoslavië-tribunaal werd
vandaag verwacht. "Ik denk niet dat dit het enige massagraf is", zegt
ritmeester Bos. Hij krijgt gelijk. In het dorp Suvareka worden korte
tijd later 39 verse graven gevonden.