De oorlog in Kosovo brengt vrede in Den Haag
Nederland is in oorlog, maar het paarse kabinet vaart er wel bij. De
Kosovo-crisis heeft de heersende conflicten binnen de coalitie geheel
doen ondersneeuwen, vindt Kees van der Malen. Zelfs de oppositie houdt zich
gedeisd. Ruzie heeft alom plaatsgemaakt voor samenwerking.
Noem het een paradox, maar oorlog pacificeert. Nederland voert inmiddels
ruim drie weken oorlog op de Balkan, het kabinet-Kok beleeft intussen in
eigen land vredige tijden. Conflicten in de coalitie worden
vooruitgeschoven of bezworen. Waar tot voor kort fors ruzie werd
gemaakt, wordt dezer dagen in de coalitie vooral samenwerking gezocht en
houdt de oppositie zich gedeisd. Want in tijden van oorlog maak je geen
amok. Zo is de betrokkenheid bij oorlog voor het kabinet-Kok een
blessing in disguise.Neem het lidmaatschap van kroonprins Willem-
Alexander van het Internationaal Olympisch Comité. De steun
ervoor in het parlement is beperkt, de kritiek op het opereren van het
kabinet - en van premier Kok in het bijzonder - is navenant groot, maar
geen enkele partij durft de kwestie op te spelen.
Of neem de bezuinigingen voor het lopende en het volgende jaar. Voor het
eerst kent Paars echte tegenvallers, maar partijen gaan er opeens heel
voorzichtig mee om. Gedeeltelijk worden ze zonder echte ruzie ingevuld
en vor een deel worden ze vooruitgeschoven naar de zomer. Even heeft
niemand behoefte om zijn positie te markeren.
Hoe anders was het nog geen maand geleden. Het tweede kabinet-Kok dat al
zo'n moeizame start kende, leek langzamerhand een wees. Wie voelde nog
affiniteit met deze coalitie? Zelfs D66 - de architect van Paars - zei
bij monde van Thom de Graaf dat Paars niet langer heilig was en
speculeerde openlijk over samenwerking met andere partijen. GroenLinks
bijvoorbeeld was voor de toekomst een interessante partij en ook het
CDA - dé dominante regeringspartij van vroeger waarop Paars een
reactie was - sloot hij niet uit. Kortom, het aftellen in de coalitie
was al begonnen.
Wie spande zich er nog voor in? De fractieleiders in ieder geval
niet. Niet mét maar naast elkaar oefenden Melkert, Dijkstal en De
Graaf hun nieuwe functie uit. Evenmin deden ze veel moeite om een
vertrouwensrelatie op te bouwen: ze hadden vooral hun eigen partijbelang
op het oog.
Zo rekenden VVD en D66 het PvdA-fractieleider
Melkert aan dat hij zich als fractieleider van de grootste
regeringspartij wel erg op het eigen voordeel richtte en weinig
investeerde in het voortbestaan van de coalitie. Thom de Graaf, zeiden
VVD en PvdA op hun beurt, was wel erg bezig met zijn eigen profilering.
Overal had D66 wel iets over te zeuren, zo vonden ze. En waar was
Dijkstal, vroegen PvdA en D66 zich af. Was na Bolkestein bij de
liberalen wel een nieuwe leider aangetreden? En waar stond die dan
eigenlijk voor? Kortom, ze loerden in de coalitie nauwlettend naar elkaar.
Begin maart kwam daar nog eens de uitslag bij van de Provinciale
Statenverkiezingen. D66, dat vorig jaar al niet nodig was voor de
vorming van Kok- II , leed een gevoelig verlies. De PvdA ontdekte tot
haar schrik dat haar kiezers in groten getale thuisbleven. Opeens keken
veel PvdA'ers jaloers naar GroenLinks en rees de vrees dat de partij en
echte concurrent was. Beide ontwikkelingen droegen niet bij aan een
grotere stabiliteit van de coalitie.
De sleet werd snel groter. Het risico was niet dat de paarse partijen
steeds meer ruzie maakten, maar wel dat ze steeds vaker nalieten
overeenstemming te zoeken. Kabinetten worden niet bedreigd door
meningsverschillen, maar komen wel serieus in gevaar als
regeringspartijen ieder hun eigen agenda volgen.
Zo was de coalitie in guur weer beland. Doemscenario's te over: waar zou
het kabinet over vallen, wie zou het kleedje onder de
coalitie wegtrekken en wat was voor iedere partij het meest
aantrekkelijke onderwerp. Van referendum tot rekeningrijden golfden de
onderwerpen over het Binnenhof. Wie goed luisterde kon ministers al
horen somberen over hun post-ministeriële bestaan. Wanneer zich dat
zou aandienen, was zo ongeveer alleen nog een kwestie van tijd.
Intussen wierp ook de parlementaire enquêtecommissie over de
Bijlmerramp zijn schaduw vooruit. Vrees voor harde oordelen bracht de
coalitiepartijen tot dezelfde conclusie. Ze hielden
elkaar voorlopig vast, maar wel in een wurggreep: als Jorritsma weg
moest, dan ook Borst en als Jorritsma en Borst weg moesten dan ook
Kok. Dus moest in feite het hele kabinet opstappen.
En toen was daar de deelname aan de oorlog in Joegoslavië. Door
niemand gezocht, maar uiteindelijk door geen enkele partij - op de SP na - gemeden. Opeens waren binnenlandse kwesties van minder belang,
verschrompelden ruzies en verdween de drang tot profilering. De oorlog
creërde een nieuwe hiërarchie en domineerde het denken.
Tegelijk creërde de betrokkenheid van Nederland bij de oorlog ook
nieuwe verhoudingen in het parlement. Niet langer stonden
regeringspartijen naast elkaar. Ze vormden letterlijk een coalitie. Een
nationale coalitie bovendien, want de verschillen met de oppositie
vielen meteen weg. De keuze van GroenLinks voor deelname aan de
oorlogshandelingen voorkwam bovendien dat in de PvdA
een pacifistische vleugel een kans zou krijgen. Zo werd de coalitie door
externe omstandigheden tot een eenheid gebracht. De vraag is alleen voor
hoe lang nog.
Volgende week verschijnt het rapport van de parlementaire
enquêtecommissie die onderzoek deed naar de Bijlmerramp. Is het
rapport nog een tijdbom of werkt ook hier de oorlog pacificerend? De
coalitie heeft de rijen al gesloten als het gaat om de parlementaire
behandeling. Het rapport van de enquêtecommissie moet heel snel
worden afgehandeld om de kans op ongelukken zo klein mogelijk te maken,
zo is al afgesproken. Want iedereen in de coalitie beseft dat het risico
voor bewindslieden groter wordt als het weken duurt vordat de conclusies
van de commissie door Kamer en kabinet worden beoordeeld.
De rapportage van de media zal volgende week intens en omvangrijk zijn,
maar niemand in Den Haag weet nog hoe de publieke opinie zal reageren.
Overstijgt de betrokkenheid bij de oorlog de roep om een schoonmaak in
de politiek. Of duwt de nasleep van de vliegramp dicht bij huis de
oorlog op de Balkan verder naar de achtergrond.
Zoveel is zeker: de parlementaire enquêtecommissie zal zich in
zijn eindrapport niets aan de pacificatie gelegen laten liggen. Zij is
tenslotte krachtens haar opdracht alleen op zoek naar de waarheid. Maar
als het rapport onvoldragen of onevenwichtig is, zal het in de gegeven
omstandigheden sneller van zijn angels worden ontdaan. Een land in
oorlog kan zich misschien nog wel een ministerscrisis, maar zeker geen
kabinetscrisis veroorloven. Daarover zijn de coalitiepartijen het
blindelings eens. Dat is een vorm van Realpolitik en - gezien de
belangen die op het spel staan - geen slechte.
Kees van der Malen is redacteur
van NRC Handelsblad.