'Milosevic moet weg, maar hoe?'
De stemming in Belgrado is
moedeloos, hopeloos, mat. De woede over het regime van Slobodan
Milosevic en hun eigen uitzichtloosheid ligt vlak onder de oppervlakte,
maar waar ze met hun woede heen moeten weten de Serviërs niet.
Door onze correspondent RENÉE POSTMA
BELGRADO, 15 JULI. "Natuurlijk moet Milosevic naar Den Haag. Sterker
nog, als ik hem in handen krijg knoop ik hem persoonlijk op aan de
Terazija." Een paar straten achter het door de NAVO in puin geschoten
hoofdkwartier van het Joegoslavische leger stond ze aandachtig in de
etalage van een fourniturenwinkel te kijken. Verbaasd was ze, en vooral
op haar hoede toen ze plotseling werd aangesproken door een
buitenlandse journalist. Ja, ze had de lijsten gezien waar je de
petitie tegen Milosevic kon ondertekenen, die middag nog op de
Terazija, in het centrum van Belgrado. Ja ze had getekend. Wat het
uitmaakt?
En toen was haar lip begonnen te trillen en schoten haar ogen vol. "We
kunnen zo niet verder leven. Milosevic moet weg. Geeft niet hoe, maar
hij moet weg. Ik heb twee zoons die allebei werkloos zijn. Mijn man
verdient nog geen honderd gulden in de maand in een groot
pharmaceutisch bedrijf. We hebben allemaal gestudeerd, maar ik moet de
familie nu in leven houden met naaiwerk, thuis."
Ze blijkt 43 jaar oud, geboren in West-Slavonië - nu in
Kroatië - opgegroeid in Bosnië, sinds haar huwelijk woont ze
in Belgrado. Een echte Joegoslavische zegt ze, met een gemengde
Hongaarse, Duitse en Servische achtergrond. Na tien jaar Milosevic
heeft haar gezin geen enkel perspectief. Zonder geld kan ze haar zoons
niet aan een baan helpen. Familie in het buitenland heeft ze niet. Ze
heeft een mooi, krachtig gezicht, maar ziet er minstens tien jaar ouder
uit dan ze in werkelijkheid is. Ze is in de war en gebroken, ze weet
niet hoe het verder moet. "Wij Serviërs zijn geboren om te lijden,
maar dit houden we niet lang meer vol." Bij een bushalte staat een
jongeman doelloos te wachten. Hij blijkt evenmin werk te hebben. De
afgelopen maanden was hij gemobiliseerd. Hij heeft zijn land verdedigd
vanuit de bossen rond Belgrado. Het heeft hem voorlopig vijftig gulden
opgeleverd. De legerleiding is hem nog zeker honderdvijftig gulden
schuldig. Ook bij hem ligt de woede heel dicht onder het oppervlak. "We
willen allemaal Milosevic zo snel mogelijk weg. Maar dat zal niet
gebeuren langs politieke weg. Het wordt vechten, net als in
Roemenië op het laatst tegen Ceausescu. Alleen nog niet nu, want
de mensen zijn te bang. Ik ben niet bang om de wapens op te nemen." Hij
blijkt vierentwintig en een aanhanger van de ultra-nationalistische
Radicale Partij van Vojislav Seselj. "Niet omdat ik vind dat Seselj aan
de macht moet komen, maar omdat ik denk dat hij de enige is die
Milosevic aan kan."
De sfeer in Belgrado is er een van woede, maar het is een woede die
gekoppeld is aan matheid en machteloosheid. Het thema van de angst voor
het regime keert voortdurend terug. Heeft hij of iemand die hij kent
ooit met de lange arm van Milosevic te maken gehad? Waar komt die angst
vandaan? Waarom lopen er geen duizenden mensen te demonstreren door de
straten van Belgrado als iedereen het zo zat is? "Nee, ik heb nooit met
de mannen van Milosevic te maken gehad. Maar die angst is er nu
eenmaal. En de mensen zijn moe."
Van het buitenland verwacht hij weinig. Boos is hij niet op het Westen,
ook niet na de NAVO-bombardementen die een paar straten verderop diepe
gaten hebben geslagen in zijn stad. "Maar wat kan het Westen doen, wij
Serviërs moeten dit zelf oplossen", zegt hij mat.
De relatie tussen wat er in Servië gebeurt en wat er door de
Serviërs in Kosovo is gedaan ontgaat de jongeman. "Tja, als er
oorlog is vallen er doden", zegt hij over de berichten over massagraven
in Kosovo. Hij wil er liever niet over nadenken en in het drukkende
klimaat van Belgrado, waar het regime nog altijd bepaalt wat de
televisiekijker te zien krijgt, hoeft dat ook niet.