Nog éénmaal vallen de Serviërs
aan
Terwijl de Albanezen feest
vierden in de straten van Prizren, probeerden de Serviërs de stad
zo snel mogelijk te verlaten. Het liep bijna uit de hand.
Door onze redacteur YAËL VINCKX
PRIZREN, 14 JUNI. De Joegoslavische eenheid valt nog één
keer aan. Zij stormt, met de automatische geweren in de aanslag, luid
schreeuwend naar voren. De Albanese bevolking van Prizren is volledig
verrast. Het is zondag, drie uur in de middag, de mensen vieren al uren
feest. Er klinken schoten. Het zijn waarschuwingsschoten van Duitse
NAVO-soldaten die de aanval ook niet hebben zien aankomen.
De Joegoslavische eenheid wordt teruggedrongen. Zij wilde, zo zeggen de
soldaten, de weg vrijmaken voor de Servische bewoners van Prizren. Die
bekijken het feest gelaten, verscholen achter een hoop opgestapelde
auto's. Zij willen naar Servië vluchten, maar moeten daarvoor
dwars door Prizren heen. De Albanezen zijn niet van plan hun Servische
buren zonder slag of stoot te laten gaan. De enkele waaghals die de
tocht onderneemt, keert al snel terug. De Albanezen schoppen, slaan,
spugen en gooien met stenen. De ruiten van de auto's versplinteren.
Kosovo is vrij! De Kosovo-Albanezen in Prizren kunnen hun geluk niet op.
Zaterdagnacht komen de Duitse NAVO-soldaten binnen, na een lange tocht
door Kosovo. Die tocht voert door een verlaten land; de huizen zijn
leeg, de deuren staan open, licht brandt nergens. De overgebleven
bewoners, Serviër of Albanees, wagen zich niet buiten. De
Serviërs zijn beducht voor NAVO-militairen en wraakzuchtige
Albanezen. De Albanezen vrezen Servische militairen en agenten. Er
bevinden zich naar schatting nog zo'n 36.000 man Servische ordetroepen
in Kosovo, zwaarbewapend en gefrustreerd. Sommige huizen zijn
kapotgeschoten, andere huizen zijn verbrand. Uit een raam wapperen
zwarte flarden van wasgoed. Op de weg ligt verkoolde huisraad. Verlaten
tractoren staan naast de kant van de weg; ernaast liggen
kledingstukken, schoenen en delen van dekens. Het duidt op een
overhaast vertrek. Er staan auto's, helemaal gestript. Geen motor, geen
deuren, geen koplampen, geen stoelen meer. Drie auto's zijn in brand
gestoken en liggen, halfgesmolten, op het asfalt. Prizren zelf is
redelijk ongeschonden. De Serviërs hebben weliswaar enkele winkels
geplunderd, maar de huizen staan nog overeind en zijn niet in brand
gestoken. Ook de moskeeën in de stad staan er nog. De stad, met
ongeveer 150. 000 inwoners voor de Kosovo-oorlog, kent nog een grote
gemeenschap Albanese Kosovaren. Met honderden komen zij hun huizen uit
om de NAVO-soldaten te begroeten. "Mijn vader en mijn broer zijn bijna
drie maanden binnen gebleven. Ze waren bang te worden opgepakt. Mijn
moeder en ik kwamen ook nauwelijks buiten. Maar jullie hebben ons
gelukkig gemaakt", zegt Vezire Maqitev. De dorpen in de omgeving van
Prizren lijken op het eerste gezicht meer te hebben geleden onder de
Serviërs. Suva Reka bijvoorbeeld, is een spookstadje. De huizen
zijn geplunderd, verlaten tractoren blokkeren de hoofdstraat. In
Stimlje staat slechts één Albanese familie de NAVO toe te
juichen. Even verderop staan de Serviërs bij hun tanks. Zij steken
uitdagend hun duim, wijsvinger en middelvinger in de lucht - het
Servische overwinningsteken. " Fuck NATO", roepen zij.