Bombardementen maken NAVO ongeloofwaardig
De kersverse Oost-Europese NAVO- leden maken zich zorgen over de
gedaanteverwisseling die het bondgenootschap door de acties tegen
Joegoslavië heeft ondergaan. Aleksander Smolar meent dat de
offensieve strategie de geloofwaardigheid van de NAVO aantast.
Het bombarderen van Servië en de Servische strijdkrachten in Kosovo
is nu niet direct wat de nieuwe NAVO -leden verwachtten toen ze zich
aansloten bij de voornaamste Westerse veiligheidsalliantie. Polen, maar
ook Hongarije en de Tsjechische Republiek, meenden dat ze lid werden van
de oude NAVO , een bondgenootschap dat Europa moest beschermen tegen
dreigingen uit het oosten. Dat was het doel waarvoor zij hun middelen en
hun publieke opinie hebben gemobiliseerd. Nu blijken ze te zijn beland
in een organisatie die onderhevig is aan een radicale
gedaanteverwisseling.
Over de aanval van de NAVO op Servië wordt wel gezegd dat het de
eerste oorlog van de 21ste eeuw is. De strijd in Kosovo is het eerste
conflict van enige omvang waarin overwegingen van strategie, grenzen,
bevolking, natuurlijke hulpbronnen en zelfs ideologie geen rol spelen.
Het Westen voert oorlog om principes. Het vecht, zoals president Clinton
zei, ,,om een eind te maken aan een morele tragedie''. Het gaat erom een
epidemie uit te roeien waarvan de dragers in de 20ste eeuw waren:
nazisme, communisme, fascisme en nu dan nationalisme.
De NAVO mengt zich voor het eerst in de binnenlandse aangelegenheden
van een ander land. Dit betekent een beduidende beleidswijziging, een
degradatie van de soevereiniteit van staten en een verhoging van de
status van ethische normen in de internationale betrekkingen.
Grote waarde lijkt te worden gehecht aan een consensus over morele
normen en over de vraag wie gelijk heeft en wie ongelijk. Hoewel slechts
weinigen de immoraliteit van het Servische optreden thans in twijfel
trekken, zullen toekomstige morele kruistochten wellicht meer omstreden
zijn.
Naast ethische overwegingen heeft ook zorg over de toekomst van de
Europees-Amerikaanse betrekkingen en die van de NAVO na de Koude
Oorlog een rol gespeeld bij het besluit te interveniëren. De val
van de Sovjet-Unie ontnam de NAVO haar primaire bestaansrecht.
Wie wordt er thans nog door Rusland bedreigd? Juist Ruslands zwakte is
een dreiging die doet vrezen voor een chaos, onvoorzien gebruik van
kernwapens of een tweede Tsjernobyl. De NAVO is doende een nieuwe
doctrine op te stellen die later deze maand in Washington, bij de
viering van het vijftigjarig bestaan van de NAVO , zal worden
aangenomen. Het blijft een defensief bondgenootschap, dat echter klaar zal staan om aan te vallen ter bescherming van vrede
en stabiliteit of ter bestrijding van terrorisme en de verspreiding van
kernwapens.
De nieuwe NAVO stelt de kwestie van de publieke instemming aan de
orde. Waarom, vraagt het publiek zich af, zouden landen de hoge prijs
van een oorlog betalen, en wellicht het leven van hun militairen
opofferen, wanneer noch de nationale veiligheid noch vitale nationale
belangen worden bedreigd? In een tijd waarin informatie onmiddellijk
beschikbaar komt en televisiebeelden ons dagelijks schokken kunnen
oorlogen niet meer zonder de steun van het publiek worden gevoerd.
Oppervlakkig beschouwd worden moreel gemotiveerde oorlogen hierdoor
vergemakkelijkt: taferelen vol ellende op de televisie wekken primaire
emotionele reacties en gevoelens van solidariteit op. Maar de publieke opinie kan veranderen wanneer een conflict los staat
van de eigen veiligheid of vitale belangen, vooral wanneer de
geallieerde slachtoffers zoons en broers zijn, of wanneer de tegenpartij
reageert met terroristische aanslagen.
Vrees voor de wisselvalligheid van de publieke opinie leidt ertoe dat
men zijn toevlucht zoekt bij technologie en de 'nul slachtoffers'-
doctrine, de mythe van de risicoloze oorlog die het geallieerde optreden in deze tijd beheerst. Iedereen beseft dat er
grondtroepen nodig zijn om de verdrijving van etnische Albanezen te
stoppen en de Serviërs Kosovo uit te jagen. Toch klampen de
presidenten Clinton en Chirac en de premiers Blair en Schröder zich
vast aan het denkbeeld dat grondtroepen pas het slagveld op zullen
worden gestuurd in wat Clinton eufemistisch noemt een ,,gedogend
klimaat''.
Bombarderen is dus een compromis tussen optreden en nietsdoen, tussen de
noodzaak van een interventie en de onwil om het risico te dragen. De
verklaring vooraf, in strijd met de elementaire regels van de
oorlogvoering, dat de NAVO geen grondtroepen zou inzetten, gaf Milosevic het voordeel van het
initiatief en een veilig gevoel. Terwijl de NAVO voortging met haar
luchtaanvallen, voerden paramilitaire Servische benden, min of meer
onder leiding van Belgrado, hun eigen oorlog tegen de
burgerbevolking. En hoe pathetisch klonk de reactie hierop van NAVO-
secretaris-generaal Javier Solana: ,,We bezitten wel niet de middelen
om er een eind aan te maken, maar we hebben in elk geval laten zien dat
we het willen proberen.''
Ziehier een dramatische tegenspraak tussen een universalistisch streven
en de onwil om de prijs te betalen die dat streven vergt, met als gevolg
een assortiment lapmiddelen. Dat is de wezenlijke zwakte van de NAVO
en het roept serieuze vragen omtrent haar toekomst op. De dreiging van
de Sovjet-Unie maakte dat men bereid was zich te verdedigen en daarvoor
een hoge prijs te betalen. Kunnen we op die bereidheid rekenen wanneer
de dreiging weliswaar reëel maar vager is, abstracter, potentieel
en dikwijls geografisch ver weg? De bestendigheid van het
bondgenootschap hangt af van het antwoord op deze vraag.
Het Westen heeft de slag om Kosovo verloren, maar de oorlog nog
geenszins. De inzet is hoog.
Door de ogen van de bondgenoten gezien,
gaat het om meer dan het dramatische feit van de verdreven Kosovaren of
de stabiliteit van de Balkan.
Wat op het spel staat is de NAVO en de toekomst van de Europees-Amerikaanse betrekkingen. De recente
acties van de NAVO ondermijnen de geloofwaardigheid die ze nu juist
hadden moeten bevestigen in het nieuwe klimaat van na de Koude Oorlog.
Onder de eersten die een oplossing voor deze paradox vol spanning
afwachten, bevinden zich de nieuwe leden van het Atlantisch
Bondgenootschap.
Alekander Smolar is voorzitter van
de Stefan Batory Foundation in Warschau en voormalig adviseur van de
Poolse premier Tadeusz Mazowiecki. Tevens is hij als onderzoeker
verbonden aan het Centre National de la Recherche Scientifique in
Parijs.