'Waarom zit ik vast? Ik heb niemand
gedood'
In het Hongaarse Györ
zitten illegalen vast die zijn opgepakt bij een poging naar Oostenrijk
te gaan. Onder hen zijn vluchtelingen uit Kosovo en dienstweigeraars
uit Joegoslavië. "De NAVO gooit bommen, maar visa geven, ho maar."
Door onze correspondent RENÉE POSTMA
GYÖR, 12 MEI. Zodra de Hongaarse grenswacht zijn sleutels uit zijn
zak haalt wordt het onrustig aan de andere kant van de traliedeur.
"Város, város", roepen een paar stemmen. Het is
waarschijnlijk het enige Hongaars dat ze kennen en betekent dat ze naar
de stad willen. Om op straat nieuwe valse paspoorten te kopen of
contacten te leggen met mensensmokkelaars die hen tegen betaling van
een paar duizend mark over de groene grens naar Oostenrijk loodsen.
Maar voorlopig zitten ze achter slot en grendel in wat het Hongaarse
equivalent is van het 'grenshospitium'. Ze zijn gesnapt toen ze illegaal
het land probeerden te verlaten, richting Oostenrijk.
Naimi kijkt somber. Weken geleden kwam hij in de eerste grote
vluchtelingenstroom uit Kosovo Macedonië binnen. Samen met zijn
vrouw en hun twee kleine kinderen kwam hij in het Macedonische
vluchtelingenkamp Stenkovec terecht.
Zo gauw hij kon nam hij de benen. Naimi's vader en zijn broers wonen in
Zweden. Hij wilde de formaliteiten niet afwachten en dacht zijn weg naar
Zweden te kunnen kopen. "Geld is voor ons Kosovaren geen probleem", zegt
hij, nog altijd een beetje opschepperig met een baby op de arm.
Vanuit Macedonië nam een vrachtwagen hen mee naar Bulgarije,
Roemenië en Hongarije. In Boedapest kocht hij valse paspoorten voor
het hele gezin. De eigen documenten waren in Kosovo afgenomen door de
Serviërs. Vele duizenden marken investeerde Naimi in zijn vlucht,
maar het bleek allemaal tevergeefs toen de Oostenrijkse grenswacht de
valse documenten tegen het licht hield en het hele gezin aanhield.
Sindsdien zit Naimi samen met nog 120 anderen opgesloten in Györ,
in het westen van Hongarije bij de grens met Oostenrijk. De meesten van
hen zijn Kosovaren. Een broer en een zuster kwamen gewoon met de bus via
Belgrado naar Boedapest. Een ouder echtpaar wil niet vertellen hoe ze
gekomen zijn. Ze zijn zonder papieren over de groene grens tussen
Joegoslavië en Hongarije geslopen.
Achter de tralies in Györ weet niemand hoe het verder moet. Ze
zitten in de val. Allemaal hebben ze familie in Oostenrijk, Duitsland,
Nederland of Zweden. Maar er zit geen enkele beweging in de
bureaucratie. "Jullie zitten daar lekker koffie te drinken terwijl de
NAVO bommen gooit, maar visa geven ho maar!" roept een van de Kosovaren
boos. En ze mogen niet eens de deur uit om zelf iets te regelen.
Een jonge Montenegrijn heeft veel woorden nodig om te betogen dat het
een schande is dat hij hier wordt vast gehouden. Hij blijkt deserteur
uit het Joegoslavische leger. "Ik heb niemand gedood en niets gestolen",
roept hij met een scherpe stem. "Waarom moet ik hier dan in een
gevangenis zitten? Als ik hier nog een paar dagen moet zitten maak ik me
van kant.
Kijk maar." En hij toont zijn linkerarm waar hij bij wijze van
dreigement alvast een scheermes in heeft gezet. Een stuk of acht diepe
sneden overdwars zijn dichtgesmeerd met jodium.
Minstens vijftienduizend mark heeft hij uitgegeven, zegt hij, om weg te
kunnen komen uit Kosovo waar hij met zijn eenheid gelegerd was. "Geef je
paspoort hier, ik moet controleren of je echt uit Nederland komt." De
deserteur voert achter de tralies van het hospitium een eigen
schrikbewind. De waanzin en de wanhoop staan hem in de ogen geschreven.
De Kosovaren halen hun schouders op. "Hij zit onder de pillen.
Vraag maar niet te veel door, want hij heeft waarschijnlijk zelf ook
mensen vermoord in Kosovo." Zijn ze dan niet bang? "Nee, we zitten hier
allemaal op een visum te wachten. Ooit leefden we met elkaar in vrede,
nu zitten we hier weer met elkaar."