NAVO ontwijkt juridisch debat
Joegoslavië heeft de NAVO
aangeklaagd bij het Internationaal Gerechtshof. Een 'cynische' zet of
een terechte klacht?
Door STÉPHANE ALONSO
ROTTERDAM, 11 MEI. Het Internationale Gerechtshof in Den Haag is niet
bevoegd de klacht van Joegoslavië tegen de NAVO te behandelen. De
huidige republiek Joegoslavië is geen lid van de Verenigde Naties
en kan daarom volgens de NAVO geen beroep doen op het Hof.
Dat betogen de tien bij de bombardementen betrokken NAVO-landen
(waaronder Nederland) die zich gisteren en vandaag moesten verdedigen
tegen de vorige maand ingebrachte beschuldigingen van Joegoslavië.
Joegoslavië klaagt bij het Hof dat er geen juridische grondslag is
voor de NAVO-bombardementen. Gisteren kreeg het juristenteam van
Joegoslavië de gelegenheid om de aanklacht toe te lichten. Binnen
twee weken zullen de tien aangestelde rechters een uitspraak doen.
Joegoslavië beschuldigt de NAVO ervan het handvest van de Verenigde
Naties te schenden en genocide te plegen op de Servische bevolking. De
woordvoerder van de NAVO, Jamie Shea, noemde de aanklacht gisteren "een
cynische poging om de verantwoordelijkheid voor de etnische zuivering
van Kosovo om te buigen".
Een team van drie Europese juristen probeerde gisteren het beeld te
schetsen van een NAVO die doelbewust uit is op de vernietiging van
Joegoslavië. De 'missers' zijn geen per ongeluk afgedwaalde bommen,
zoals de NAVO beweert, maar welgemikte projectielen, afgevuurd met de
bedoeling het cultuurgoed, de economie en de bevolking van
Joegoslavië kapot te maken, zo luidt de Joegoslavische aanklacht.
Ook zou de NAVO doelbewust wapens inzetten met verarmd uranium om de
Servische bevolking ziek te maken.
"Op dit punt maken ze zich volkomen belachelijk", zegt een jurist die
niet met zijn naam in de krant wil, maar de zaak op de voet volgt. Deze
jurist betwijfelt of Joegoslavië naar Den Haag is gekomen om het
recht te doen zegevieren, maar denkt dat het allemaal een grote
propagandastunt is.
Maar het is nog maar de vraag of de Joegoslavische gang naar de rechter
alleen maar door "cynisme" is ingegeven. Want de Serviërs lijken op
andere punten juridisch sterk in hun schoenen te staan.
Zo betoogde de Britse advocaat Ian Brownlie gisteren namens
Joegoslavië dat de NAVO het zogeheten geweldsverbod in het VN-
handvest, de belofte om geen geweld te gebruiken tegen soevereine staten
(tenzij het uit zelfverdediging is), naast zich neer heeft gelegd.
Bovendien heeft de NAVO geen toestemming voor de luchtacties gekregen
van de VN-Veiligheidsraad.
Ook het argument, dat de bombardementen zijn begonnen omdat de
Joegoslavische president Slobodan Milosevic het vredesakkoord van
Rambouillet weigerde te ondertekenen, snijdt geen hout, aldus de
Nederlandse emeritus hoogleraar internationaal recht P. de Waart.
Volgens De Waart was 'Rambouillet' sowieso, ook al had Joegoslavië
wél ondertekend, niet rechtsgeldig geweest. Het dreigen met
geweld om de ondertekening van een akkoord af te dwingen, is namelijk in
strijd met het Weense 'verdragenverdrag' uit 1969.
Angezien zaken voor het Hof gewoonlijk jaren duren, vraagt
Joegoslavië om een 'voorlopige maatregel' die een einde moet maken
aan de NAVO-bombardementen. Voor de internationale rechters is dat een
moeilijke taak. Als zij Joegoslavië in het gelijk stellen, dan is
dat voor de Serviërs een vrijbrief om te doen en te laten wat ze
willen in hun eigen achtertuin. Aan de andere kant: als de rechters de
NAVO gelijk geven, creëren ze een - wellicht gevaarlijk -
precedent: de non-interventieregel in het VN-handvest verliest dan aan
betekenis en dat kan een uitnodiging worden om voortaan buiten de VN om
in te grijpen in de aangelegenheden van andere landen.
De aangeklaagde NAVO-landen zouden zich vandaag kunnen beroepen op het
juridische beginsel van 'noodzakelijkheid', wat neerkomt op 'nood breekt
wet'. Volgens dit beginsel handelt de schender van het recht - de NAVO
in dit geval - niet verwijtbaar, omdat er geen andere opties waren. Het
probleem met 'noodzakelijkheid' is dat het een rekbaar begrip is. De
juridische discussie hierover zou jaren in beslag kunnen nemen en een
goede afloop voor de NAVO is absoluut niet gegarandeerd.
Zoals het er nu naar uitziet wil de NAVO de door Joegoslavië
uitgelokte principiële dicussie over de vraag of de bombardementen
al dan niet zijn gerechtvaardigd, dan ook niet voeren. In de plaats
daarvan wordt een technisch argument aangevoerd ('Joegoslavië is
geen VN-lid') om het proces te laten mislukken.
Europese juristen helpen Joegoslavië in Den
Haag
Joegoslavië laat zich in Den Haag bijstaan door een team van drie
bekende Europese juristen: De Brit Ian Brownlie, de Nederlander Paul de
Waart en de Belg Eric Suy.
Emeritus hoogleraar Suy doceerde internationaal recht aan de Katholieke
Universiteit Leuven en was adjunct-secretaris-generaal van de VN.
Brownlie is hoogleraar internationaal recht aan de universiteit van
Oxford.
Brownlie en Suy traden in 1992 op namens Libië in de Lockerbie-
affaire. Libië protesteerde bij het Internationaal Gerechtshof
tegen de geëiste uitlevering van twee Libische onderdanen die
betrokken zouden zijn bij de aanslag in 1988 op een Pan Am-toestel boven
het Schotse Lockerbie. Brownlie trad eerder dit jaar in Londen op in de
zaak-Pinochet. Hij vertegenwoordigde Amnesty International, nabestaanden
van slachtoffers van Pinochets dictatuur en een Britse arts die in Chili
is gemarteld.
Emeritus hoogleraar Paul de Waart werd door Joegoslavië benaderd
nadat hij de Nederlandse regering in een brief had verweten in te
stemmen met de NAVO-luchtacties, terwijl hiervoor geen toestemming was
gegeven door de VN-Veiligheidsraad. De Waart bepleitte twee jaar
geleden, in zijn afscheidsrede van de Vrije Universiteit Amsterdam, dat
het Internationale Gerechtshof in de toekomst niet alleen geschillen
tussen staten, maar ook tussen volken en staten moet behandelen.