Hulpverleners VN nieuwe elite van
Macedonië
De hulpverleners van de UNHCR
vormen de nieuwe elite in Macedonië. Wie van de Kosovaren buiten
hun boot valt valt buiten elke boot.
Door onze redacteur HARM VAN DEN BERG
SKOPJE, 11 MEI. Waar is de UNHCR? Hasan Ismaili tracht al langer dan
twee weken contact te krijgen met een staflid van de
vluchtelingenorganisatie van de VN in Skopje. "Ik bel iedere dag, maar
de persoon die mij zou moeten helpen is er nooit en niemand weet om wie
het gaat", zegt Ismaili. Hij lacht een beetje schutterig en kijkt uit
het autoraam. "Het interessert ze waarschijnlijk niks", klinkt het
verbitterd.
Ismaili is directeur van Radusa 1, een bijzonder vluchtelingenkamp,
verborgen in de heuvels op een half uur rijden van Skopje. Na een
rondleiding door het kamp rijdt hij mee terug naar de hoofdstad van
Macedonië. De directeur kan zich van 400 mark per maand geen auto
veroorloven en de bus rijdt onregelmatig. Desondanks is Ismaili iedere
dag in zijn kantoortje te vinden.
Radusa 1 is een met Duitse steun gebouwd barakkenkamp, waar tot voor
kort alleen nog 150 vluchtelingen uit Srebrenica in Bosnië woonden.
Enkele kilometers verderop ligt Radusa 2, een tentenkamp dat begin april
werd ingericht voor de vluchtelingen uit Kosovo. De Bosniërs
verblijven al sinds 1994 in Radusa 1. Ze waren al vertrokken uit het
oorlogsgebied voordat de enclave, bewaakt door Nederlandse blauwhelmen,
in juli 1995 door de Bosnisch-Servische troepen van Ratko Mladic werd
bezet. In de loop van de tijd konden ruim 500 lotgenoten terugkeren naar
Bosnië. Ismaili en de regering van Macedonië waren bezig ook
de terugkeer voor de laatste 150 te regelen, toen de Kosovo-crisis
uitbrak. "Het probleem is dat de huizen van deze vluchtelingen in
Bosnië door Servische gezinnen worden bewoond. Er werd hard aan
gewerkt om deze mensen nog voor de zomer terug te laten keren, maar de
oorlog heeft alles weer op losse schroeven gezet", zegt de kampdirecteur
berustend. Sinds een paar weken heeft hij er een serieus probleem bij
door de komst van 350 vluchtelingen uit Kosovo. "Gedropt door de UNHCR,
die er verder niet meer naar om lijkt te kijken" , zegt Ismaili.
Alles in zijn kantoor en ook de kleding die hij draagt, oogt
tweedehands. Hij zit achter een wankel bureautje van
sinaasappelkistenhout, de boord van zijn shirt is rafelig, de stropdas
te kort, de broek is al aan het vervilten. Het doet allemaal niks af aan
zijn waardigheid en zijn gezag onder de vluchtelingen is groot, zoals
onder meer blijkt uit de manier waarop ze hem om raad vragen. Het kamp
oogt opgeruimd, het uitdelen van het (warme) middageten verloopt
ordelijk.
De hele entourage staat mijlenver af van wat de nieuwe elite van
internationale hulpverleners in Macedonië laat zien. De behuizingen
van de internationale hulpverleners van de UNHCR of de OVSE in Skopje
staan in de betere buitenwijken. Naast de vrijstaande woningen zijn voor
de medewerkers complete verdiepingen van eersteklas hotels als Alexander
Palace, Grand of Intercontinental als kantoorruimte ingericht. De
duurste wagens op de parkeerterreinen daar zijn meestal de witte of
oranje Patrolcars van deze organisaties.
In de afgelopen maand is forse kritiek geuit op met name de UNHCR, die
telkens weer niet berekend bleek op de komst van duizenden nieuwe
vluchtelingen. Bij het op gang komen van massale, gedwongen uittocht uit
Kosovo nam de OVSE zelfs het voortouw. En bij het modderkamp Blace waren
het de lokale vrijwilligers van de moslimorganisatie El Hilal die
voedsel en beschermende zeiltjes uitdeelden.
Dat alles dwingt UNHCR-woordvoerder Paula Ghedini niet tot
bescheidenheid. Als een mediaster, perfect opgemaakt en zorgvuldig
gekamd, laat deze woordvoerder zich filmen tussen de tenten om te
vertellen waarom iets alweer niet is gelukt. Inmiddels heeft haar
organisatie de eigen standaardnormen voor de opvang van vluchtelingen
(zoals minimum aantal vierkante meters) al los moeten laten en is men
door anderen hiertoe gedwongen ook al afgestapt van het principe van
opvang in de eigen regio. Tot nu toe zijn al bijna 15.000 mensen uit
Kosovo naar Europese landen gevlogen.
De meest recente mislukking was het openluchtkamp bij Cegrane, waar de
UNHCR duizenden 'nieuwkomers' uit Kosovo naar toe liet brengen omdat de
eerder geopende kampen al overvol waren. Kleinere particuliere
hulporganisaties, maar ook niet-gouvernementele clubs als Artsen zonder
Grenzen, waren van mening dat de hulporganisatie van de VN beter en
eerder had moeten anticiperen op de redelijk nauwkeurig te voorspellen
ontwikkelingen. Pas na meer dan een week verschenen in Cegrane de eerste
tenten, maar nog altijd slaapt een deel van de vluchtelingen in de open
lucht. Sanitaire voorzieningen zijn er niet of nauwelijks, er verblijven
grote groepen die zich tien dagen of langer niet hebben kunnen wassen.
Macedonië's premier Georgievski leverde vorige week bij een bezoek
aan Cegrane felle kritiek op de aanpak van de UNHCR. "Dit kamp is
gebouwd en betaald door Macedonische ondernemingen. De UNHCR heeft er
nog geen cent aan bijgedragen", hield hij journalisten voor.
In het barakkenkamp van Hasan Ismaili verliepen de dagen tot halverwege
deze maand betrekkelijk rustig. De komst van 350 Albanese families
bezorgt hem evenwel problemen en hij kan ze niet alleen oplossen. "Alle
spullen, zoals eten en kleding, gaan naar het tentenkamp verderop omdat
daar officieel de UNHCR zit. Wij krijgen niets en als ik naar het andere
kamp ga om ons deel te vragen, is er nooit iemand van de UNHCR te
vinden", aldus Ismaili. De nieuwe vluchtelingen in Radusa 1 hebben
volgens hem uitsluitend te eten kunnen krijgen omdat de Bulgaarse koks
in staat bleken om creatief met de voedselvoorraad om te gaan en bereid
waren om ook voor de Albanezen te koken.
Ismaili hekelt de onverschilligheid waarmee de internationale
hulpverleners te werk gaan: "De groep uit Kosovo is hier zonder overleg
ondergebracht, er is geen enkele begeleiding." Het gevolg is, schetst de
kampdirecteur, dat de politie enkele malen per week een uit de hand
gelopen ruzie moet komen sussen. De Bosnische families menen de oudste
rechten te hebben. Zij delen dan ook met drie personen een
'appartement', de Albanezen zitten met hun achten in een kamer. De
directeur heeft er in zijn eentje niets tegen kunnen doen, maar acht de
confrontatie daarover onontkoombaar.
In een buitenwijk van Skopje passeren twee grote witte jeeps van de
UNHCR onze taxi. Even bespreken we de mogelijkheid hen tot staan te
brengen en de hulpverleners te vragen wie van hun collega's
verantwoordelijk is voor de gang van zaken in Radusa 1. Nee schuddend
stapt Ismaili uit, geeft een hand en zegt: "Ze zullen niet weten waar
het over gaat".