Serviërs spijbelen van politieschool
Het multi-etnische politiekorps
van Kosovo komt eraan. De jonge wetshandhavers hebben een heel eigen
visie op mensenrechten. En waar zijn de Serviërs gebleven?
Door onze redacteur PETRA DE KONING
VUCITRN, 8 SEPT. Multi-etnisch zou de nieuwe politiemacht van Kosovo
worden. Zesentwintig van de tweehonderd kandidaten voor de nieuwe
politieschool waren Serviërs, meldde de OVSE vorige week tevreden.
Twaalf procent, een keurige afspiegeling van de bevolking van Kosovo
voordat de Serviërs massaal op de vlucht sloegen. Afgelopen maandag
kwamen slechts tien Serviërs hun uniform passen en hun rooster
ophalen. Gisteren, tijdens de officiële opening van de school, zat
er nog maar één in de zaal. Waar de anderen zijn gebleven?
De OVSE heeft geen idee.
De allereerste les op de nieuwe politieschool van Kosovo gaat over
mensenrechten. "Hebben jullie daar weleens van gehoord?" vraagt de
docent, een politieman uit Noorwegen. De leerlingen knikken. Ze moeten
in groepjes bedenken wat volgens hen de belangrijkste mensenrechten
zijn bij de opbouw van een democratisch Kosovo.
"Jij moet het ons maar uitleggen", zegt een Albanees tegen een jongen
die alleen Servisch spreekt. "Jij zat toch bij de eenheden van Milosevic
? Jij hebt ervaring." De jongen glimlacht onzeker. Hij is geen
Serviër, maar een Slavische moslim. Hij noemt zichzelf 'Bosnisch'
omdat zijn voorouders uit Bosnië komen. Maar ook als moslim hoort
hij er niet bij, want hij spreekt de verkeerde taal. Een kwartier lang
blijft de Albanese man hem treiteren. De docent loopt langs hun
tafeltje. "Waarover discussiëren jullie?" Over de volgorde, zegt de
man, waarin zijn collega - hij wijst naar de moslim - de mensenrechten
straks aan de klas zal presenteren. Het ene recht is misschien wel
belangrijker voor Kosovo dan het andere. "Praat maar door, dit gaat
goed."
Op vellen papier schrijven de groepjes welke mensenrechten ze hebben
bedacht. Er staat: vrijheid van godsdienst en meningsuiting, het recht
je eigen taal te gebruiken. Er staat ook: het recht op nationale
symbolen. En het recht op zelfbestuur en onafhankelijkheid als een
bevolkingsgroep ergens in de meerderheid is. "De minderheden in zo'n
gebied", zegt een Albanees meisje, "moeten dat dan accepteren."
Anderhalve maand was de OVSE, verantwoordelijk voor de nieuwe
politieschool, bezig met de voorbereidingen. Zorgvuldig zijn tweehonderd
deelnemers uitgezocht voor de eerste cursus van zes weken: Albanezen,
Serviërs, een paar Slavische moslims en Turken, een zigeuner. De
politiemacht vormt volgens Bernard Kouchner, de VN-vertegenwoordiger in
Kosovo, de basis voor een "multi-etnisch en democratisch Kosovo".
'Ze wezen op ons bij de lunch'
Gisteren, op de eerste lesdag, zit er dus nog één Serviër in de klas. Vreselijk vinden ze het, de
hoge vertegewoordigers van de OVSE en de VN die naar Vucitrn zijn
gekomen voor de feestelijke opening. In hun toespraken komt het woord
'multi-etnisch' niet meer voor. Dezelfde middag gaan OVSE-medewerkers,
ook de Amerikaanse directeur van de school, op pad om met de afvallers
te praten. "Als mijn vrienden niet meedoen", zegt de enige Servische
leerling, "kom ik ook niet meer."
De lijst met kandidaten is de afgelopen weken een paar keer gewijzigd
omdat het Kosovo Bevrijdingsleger UÇK bezwaren heeft tegen
Serviërs en tegen Albanezen die met Serviërs zouden hebben
samengewerkt. Albanese kranten in Kosovo publiceerden hun namen,
woonplaatsen en vermeende misdrijven, zonder bewijzen te noemen. De OVSE
wilde geen risico nemen en haalde de kandidaten van de lijst. Na zes
weken gaat de eerste groep stage lopen bij de VN-politie in Kosovo. In
totaal moeten er zo'n drieduizend politie-agenten worden opgeleid.
Het UÇK blijft ontevreden. Het had de selectie zelf willen doen.
De opening van de school werd een week uitgesteld, omdat de UÇK-
leiding opeens zei dat er te weinig van hun soldaten op de lijst
voorkwamen. Een deel van de 115 UCK-soldaten die de OVSE had uitgezocht,
zouden geen 'echte' zijn. Iedereen kan zich wel UÇK-soldaat
noemen. En wat de Serviërs betreft: het UÇK meent dat een
deel van hen tot het eind van de NAVO-bombardementen politieman in
actieve dienst was.
De laatste Servische aspirant-politieman, Stanisa Asanin, vertelt in de
pauze wat er volgens hem een dag eerder gebeurde. De tien Serviërs
die waren gekomen voor hun uniform, stonden in de rij voor de lunch. Een
groepje Albanezen zou naar hen hebben gewezen en de Serviërs
raakten in paniek. "We hadden afgesproken dat we vanochtend op school
zouden overleggen wat we moeten doen. Maar ik was alleen."
Op het gras naast de kantine zitten Xhemajl Ademaj, professor
criminologie op de universiteit van Pristina, en Nuredin Ibishi,
UÇK-commandant. Ibishi is nu chef van het departement 'Openbarde
Orde' van de zelfbenoemde regering van UCK-leider Hasim Thaçi. Ze
volgen de cursus als vooruitgeschoven post van het UÇK. Ze willen
een commandantspost in de nieuwe politiemacht en betrokkheid bij het
opstellen van nieuwe wetten voor Kosovo. Maandag hebben ze, zeggen ze,
met Servische kandidaten "een gesprek" gehad. Ibishi: "We vroegen
vriendelijk in het Servisch hoe het met ze ging, waar ze vandaan kwamen,
en of ze een misdrijf hadden begaan tegen Albanezen."
Natuurlijk is het reuze jammer, zegt Ademaj, dat er nu nog maar
één Serviër over is. "Wij zijn vóór een
multi-etnische politie-macht. Maar deze lijst met kandidaten klopte
niet."
Dinsdag, aan het eind van de middag, heeft klas A gymles. De leerlingen
staan klaar om op een teken van de Britse sportleraar van de ene kant
van de gymzaal naar de andere te rennen. De Albanese leerlingen blijven
bij de Serviër uit de buurt. Naast hem staan de enige zigeuner van
de groep en een moslim. Stanisa Asanin heeft, zegt hij na afloop, de
directeur van de school beloofd dat hij tot vrijdag zal blijven. "Als er
dan niet meer Serviërs zijn, ben ik weg."