'Als ik moet sterven, dan in mijn eigen
huis'
Dorpen in Noord-Albanië
worden dagelijks door Serviërs beschoten. De NAVO bombardeert op
haar beurt de Serviërs vlak over de grens. De dorpelingen trekken
weg.
Door onze redacteur YAEL VINCKX
KRUMË, 8 JUNI. Rasin Sheta stond op het schoolplein toen de
mortiergranaat insloeg. Het was ongeveer half acht, zaterdagavond. Sheta
hoorde een fluitend geluid, zo, en hij sist tussen zijn scheve tanden
door. Nauwelijks een seconde later sloeg de eerste granaat in, snel
gevolgd door een tweede granaat. Ze kwamen terecht bij de oude
varkenshouderij, vroeger een boerencoöperatie.
Rasin Sheta, die op het schoolplein van Krumë stond te
discussiëren over de hulp aan vluchtelingen uit Kosovo, rende naar
de plek van de inslagen. Hij had de voormalige coöperatie enige
tijd geleden opgekocht om een bierfabriek te beginnen. Sheta trof drie
gezinnen aan, die nog in de oude stallen woonden. De volwassenen liepen
verdwaasd rond. En kinderen krijsten tussen de glasscherven. De weinige
ruiten lagen eruit.
Jah Peko was niet thuis toen de mortiergranaat in zijn tuin belandde,
tussen de kippen, de geiten, de twee schapen en de koe met het touw om
de nek. Dat was maandag, alweer een week geleden, om ongeveer kwart voor
zeven in de avond. Zijn vrouw, de kinderen en de kleinkinderen waren wel
in huis, samen met achttien Kosovaarse vluchtelingen. Ze hoorden
gefluit, een klap en daarna niets. De granaat explodeerde niet. Dat was
een geluk; de gevel van het huis zou zwaar zijn beschadigd.
Een waarnemer van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in
Europa, OVSE, arriveerde even later en trof een dodelijk verschrikte
familie Peko aan, achttien verontruste vluchtelingen en tientallen
rondrennende kippen en kuikens. De Albanese politie kwam twee dagen
later, om de mortiergranaat met zand toe te dekken. Jah Peko wijst het
gat in de grond aan - één meter breed, twee meter lang.
Dan schuift hij de stoelen voor het bezoek aan het tafeltje aan. Een
glas limonade naast een mortiergranaat.
Noord-Albanië, waar het stadje Krumë ligt, is het strijdtoneel
van velen: het Servische leger, het Kosovo Bevrijdingsleger UÇK
en de NAVO. De Serviërs hebben zich al enige weken geleden in de
Kosovaarse grensstreek ingegraven, om een aanval van de NAVO te kunnen
weerstaan en een aanval van het UÇK te kunnen afslaan. Servische
soldaten schieten al langer met hun 122 mm-mortieren granaten af op
Albanees grondgebied: om het UÇK te imponeren, om de Albanese
bevolking schrik aan te jagen of gewoon, uit verveling. Maar de
beschietingen zijn de afgelopen week verhevigd. Eerst kwamen de dorpen
Letaj, Dobrunë en Golaj onder vuur, daarna werd Krumë
beschoten.
Het UÇK probeert op zijn beurt een corridor te openen om de
strijders in Kosovo te voorzien van voedsel en water. Het Kosovo
Bevrijdingsleger heeft drie bases in deze regio. Nabij het dorp Cahan
zag OVSE-waarnemer Andreas Tesch wel zo'n duizend rekruten trainen.
Overigens werd de Duitse waarnemer niet toegelaten tot de basis, zo zegt
hij zelf.
De NAVO ten slotte bombardeert de Servische stellingen in het
grensgebied. Soms vallen de bommen aan de verkeerde kant van de grens,
op Albanees grondgebied. Zo werd de grensovergang Morinë, waar de
afgelopen tijd honderdduizenden vluchtelingen overheen kwamen, vorige
week getroffen door zeven bommen. Westerse waarnemers en journalisten en
Albanese agenten konden zich ternauwernood uit de voeten maken.
De hevige beschietingen hebben de situatie in het gebied inmiddels
veranderd. Veel dorpelingen verlaten hun huizen; ze willen de zoveelste
aanval niet meemaken. Het is de angst, want de bommen hebben nog niet
veel doden en gewonden veroorzaakt of veel schade aangericht, zegt
OVSE'er Tesch in zijn kantoor in Krumë. Zaterdag overleed het
eerste slachtoffer aan zijn verwondingen. Het was een meisje, dat samen
met haar vader in het veld aan het werk was. Een granaat sloeg vlakbij
in.
Een ander meisje kreeg een granaatscherf in haar been. Ze werd naar het
UÇK-ziekenhuis in Krumë gebracht. Een uitstekend uitgerust
ziekenhuis, weet Tesch. Het draait op Noorse artsen, door hun eigen
regering gestuurd. Ze behandelen voornamelijk schotwonden. Het
ziekenhuis zelf wordt bewaakt door UÇK-soldaten met kalasjnikovs
in de aanslag; vreemdelingen worden geweerd.
De VN-hulporganisatie UNHCR neemt intussen het zekere voor het onzekere.
Ze stuurt bussen naar Noord-Albanië om de overgebleven Kosovaarse
vluchtelingen uit het gebied weg te halen. De familie die in de oude
kippenboerderij woonde is bijvoorbeeld gisteren vertrokken. Sommige
dorpelingen stappen ook in de UNHCR-bussen. Anderen gaan op eigen houtje
weg; de weg naar lager gelegen dorpen in Albanië is vol uitpuilende
taxibusjes.
Bij Jah Peko zijn de kinderen, de kleinkinderen en de vluchtelingen ook
verdwenen. Alleen de 73-jarige Jah en zijn vrouw zijn achtergebleven.
Iemand moet de bezittingen bewaken en de dieren verzorgen. Peko maakt
zich geen zorgen over de beschietingen. Hij heft zijn glas limonade als
in een toast en zegt: "Als ik dan toch moet sterven, dan maar in mijn
eigen huis."