Ongemak over Kosovo
De Tweede Kamer voerde gisteren een debat over Kosovo met minister De
Grave (Defensie) in een ongemakkelijke hoofdrol.
Door onze redacteuren
DEN HAAG, 8 APRIL. Minister De Grave van Defensie praat snel en veel.
Gisteren, in een Kamerdebat over de Kosovo-crisis met de fractieleiders,
werd hij op de vingers getikt door voorzitter Van Nieuwenhoven: of hij
af en toe een punt wilde zetten in zijn woordenstroom, zodat de Kamer
ook iets kon terugzeggen.
Vorige week moest hij de NAVO-partners officieel excuus aanbieden, omdat
hij op de televisie voor zijn beurt had gepraat over een neergestort
Amerikaans toestel. Daarmee had hij de reddingsactie voor de piloot in
gevaar kunnen brengen. Afgelopen zondag, voor de radio, sprak hij
opnieuw woorden die wenkbrauwen deden fronsen: dat er ,,onvoldoende
voorbereidingen'' waren getroffen om de enorme vluchtelingenstromen aan
te kunnen en dat dat ,,misschien naïef'' was geweest.
De woorden van de minister roepen eerder vragen op dan dat hij daarmee
vragen beantwoordt. Dat was gisteren in de Kamer ook zijn voornaamste
probleem. Op een steil betoog van zijn collega van Buitenlandse Zaken
Van Aartsen (een grootschalig grondoffensief zal ,,de
Balkan in vuur zetten'') liet De Grave een langdurig exposé
volgen over mogelijke, beperkte grondoperaties ter ondersteuning van
luchtacties. Meer zei hij niet, samengevat. Maar de opwinding onder de
fractieleiders De Hoop Scheffer (CDA), De Graaf (D66) en
Rosenmöller (GroenLinks) was groot. Zat er licht tussen de
opvattingen van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie? Had
de minister van Defensie nieuwe mobilisatieplannen, en zo ja: zou een
dergelijk voornemen dan niet expliciet aan de Kamer moeten worden
voorgelegd?
Het was, na lang heen en weer praten, de SGP'er Van den Berg die het
debat weer op koers bracht. De minister van Defensie had ,,niet
verhelderend gesproken'', zo stelde hij vast. Hoe moest hij de minister
nu begrijpen? Is een groot offensief van grondtroepen inderdaad niet aan
de orde? En moeten minister en Kamer er niet voor waken te vrijmoedig te
spreken over militair-tactische opties? De minister knikte instemmend.
Premier Kok voltooide de reddingsoperatie van de minister. Wat zou
het jammer zijn als het Kamerdebat zou eindigen in ,,gevoelens van
ongemak''. Waarna de premier een volzin uitsprak die de verhoudingen in
het kabinet helder weergeeft: ,,De minister van Buitenlandse Zaken heeft
aangegeven - en de minister van Defensie voegt zich
daarin, omdat dit kabinetsbeleid is - dat de optie van een zeer
grootschalige voorbereiding [...] van grondtroepen niet aan de orde
is.''
Twee weken geleden was minister Van Aartsen snel met een 'wereldprimeur'
door in de Kamer het begin van Operation Allied Force aan te
kondigen. Collega De Grave was enkele dagen later te snel met het nieuws
over de neergehaalde Amerikaanse Stealth. En opnieuw bevond
Nederland zich gisteren in de voorste linies door een parlementair debat
over Kosovo te laten uitmonden in een gedachtewisseling over
grondtroepen, waarover binnen de NAVO nog absoluut geen overeenstemming
bestaat.
Minister De Grave waardeerde dit na afloop als kenmerkend voor de charme
van de Nederlandse verhoudingen, waarin kabinet en Kamer gezamenlijk
optrekken en in alle openheid met elkaar debatteren. PvdA-fractieleider
Melkert, die het grootste deel van het debat had gezwegen, zag het
anders: ,,We kunnen elkaar hele middagen bezighouden met alle vragen die
we kunnen bedenken'', sprak hij, maar ministers moeten zich ,,niet laten
verleiden'' uitvoerig te spreken over allerlei militaire eventualiteiten
die vervolgens ,,reden geven voor te veel interpretaties''. Het NAVO-
evenwicht is wankel, de publieke opinie is broos en de vijand luistert
mee, tenslotte.