'Macedonië belemmert hulp'
In Blace zaten gisteren nog 150.000 verdreven Kosovaren. Macedonië
heeft er vannacht duizenden overgeplaatst naar tentenkampen. Maar de
kritiek blijft klinken.
Door onze redacteur HARM VAN DEN BERG
BLACE / SKOPJE, 7 APRIL. Nazim Zekiri heeft bijna geen stem meer. Op
een stoffige parkeerstrook enkele honderden meters van de grensovergang
tussen Macedonië en Kosovo roept hij bij het vallen van de avond de
vrijwilligers van El Hilall, een islamitische hulporganisatie, per
megafoon op om te gaan vegen en ruimte te maken. ,,Er is een nieuwe
lading voedsel in aantocht'', kondigt Zekiri aan. De helft van het
terrein staat nog vol met stapels dozen babyvoeding, dekens en pallets
met flessen water en een grote hoeveelheid beschermend
kunststofmateriaal.
Albanese vluchtelingen in een vluchtelingenkamp in de buurt van Skopje. 7 april 1999 (Foto David Silverman/Reuters)
Het mag allemaal niet in één keer naar de overkant van de
weg worden gebracht. Voor de hulpverlening aan de uit Kosovo verdreven
vrouwen en kinderen, bejaarden en een naar verhouding gering aantal
mannen in het dal langs de weg gelden regels die niemand precies kent.
Mondjesmaat en met onregelmatige tussenpozen mogen de helpers van
Zekiri enkele tientallen potjes babyvoeding of wat water naar de
grensovergang dragen. ,,We zijn tegengewerkt, maar deze vrijwilligers
laten zich niet stoppen, dat hebben we hiermee laten zien'', zegt de
coördinator met iets van triomf. Hij laat met een schouderophalen
in het midden wie nu precies de hulpverlening heeft dwarsgezeten.
Duidelijk is wel dat er vanuit de Macedonische regering geen enkele
steun voor de actie is gekomen. Achter Zekiri komt de grondmist op, de
onafzienbare verzameling geïmproviseerde tentjes van kunststof
wordt langzaam aan het oog onttrokken. Daartussen staat een lange rij
gestalten en of er enige beweging in zit is niet goed te zien. Ze
wachten om te worden geregistreerd en kunnen daarna terug naar hun
plastic zeiltje.
Dit is de Macedonische kant van het dal bij Blace, waar tot gisteren
150.000 mensen, verjaagd uit Kosovo, waren beland. Hulpverleners gingen
ervan uit dat aan de Servische kant nog eens 50.000 tot 75.000
vluchtelingen onder erbarmelijke omstandigheden de loop der dingen
moesten afwachten. Of Macedonië de grens nu heeft gesloten of open
heeft gelaten is onduidelijk, wel staat vast dat gisteren al velen met
bussen uit het dal naar elders zijn vervoerd. In de grensstreek zijn nu
acht kampen ingericht voor 60.000 personen.
'Gezinnen helpen, de regering doet niets'
De verjaagden in het dal werden bewaakt, door politie en leger, die zich
hadden voorzien van een beschermend maskertje en plastic handschoenen.
Er dreigden besmettelijke ziekten uit te breken, een onbekend aantal
mensen stierf van uitputting.
Op deze dinsdagavond staan halverwege de weg tussen Blace en Brazda,
waar de NAVO een hulpcentrum heeft ingericht, twee witte jeeps van de
UNHCR, de VN-vluchtelingenorganisatie. Naast de voorste staat UNHCR-
chef J.Haggenbaum, die als een veldheer een van de konvooien gadeslaat.
Hij heeft geen tijd om vragen te beantwoorden, stapt gehaast in en
scheurt de rode bussen voorbij. Alsof hij zo duidelijk wil maken dat
niet de NAVO, zoals het de afgelopen dagen toch even leek, maar de UNHCR
nog altijd over de opvang van vluchtelingen gaat. Maar enkele uren later
staat de helft van het uit twintig bussen bestaande konvooi nog altijd
op dezelfde plek. De chauffeur mag blijkbaar de deuren niet openen,
vrouwen met kinderen staan tegen de voorruit gedrukt. Hun ogen staren in
het niets, niemand kent de bestemming.
Dat gold blijkbaar ook voor enkele honderden Kosovaren die eerder op de
dag van Blace naar het vliegveld van Skopje zijn gebracht. Wanneer
groepen naar gereedstaande vliegtuigen werden geleid
klonk van tijd tot tijd hysterisch geschreeuw, mensen vielen flauw.
Hulpverleners vertelden verhalen over gezinnen die gehalveerd waren,
moeder en kinderen werden naar Turkije of naar Noorwegen overgevlogen,
de vader of de grootouders zouden naar een sinds het weekeinde
ingericht kamp bij Tetovo zijn overgebracht. Lang niet alle
vluchtelingen zouden op deze wijze naar een beter onderkomen hebben
gewild. Een coördinator - ,,mijn naam is niet van belang'' - die de
Turkse ambassade zegt te hebben geholpen bij de repatriëring,
ontkent dat met klem. ,,De mensen die vandaag naar Turkije zijn gevlogen
hebben daar allemaal voor gekozen. Ik heb een lijst met nummers van
familieleden die ik allemaal af moet bellen om te zeggen dat ze er aan
komen'', zegt hij. Op het papiertje dat hij laat zien staan twee
nummers.
De Macedonische regering moet zich vandaag in het parlement
verantwoorden voor de gang van zaken. Oppositieleider Abdurahman Aliti
van de DPP - een van de partijen van de Albanese minderheid in
Macedonië - heeft het initiatief genomen. Hij windt er geen doekjes
om: ,,De regering gedraagt zich onmenselijk tegenover de vluchtelingen.
In feite is de grens gesloten, wat men er verder ook over zegt'', aldus
Aliti. Hij noemt het een wrange zaak dat zoveel
vluchtelingen spontaan bij particulieren zijn ondergebracht, sommige
gezinnen nemen zonder aarzelen tien of twintig mensen op, terwijl de
regering niets deed. ,,Er is voldoende opvangcapaciteit, allerlei
vakantieparken staan leeg, de mensen zouden zo in de bungalows kunnen.
Enkele jaren geleden zaten die huisjes vol Bosniërs en nu mag er
plotseling niemand in.'' De airlift acht hij een slechte zaak. ,,Ze
moeten allemaal hier blijven.'' Dat de opvang in Macedonië de
stabiliteit zou bedreigen, schuift hij aan de kant. Maar tegelijkertijd
heeft Aliti wel onderstreept dat zijn Albanese aanhang zich juist nu
rustig moet houden. ,,Dat is beter voor de interne verhoudingen, maar ik
kan geen garantie meer geven dat het nog lang rustig zal blijven'', zegt
hij bedachtzaam. Aliti heeft de hoop dat de ellendige situatie met een
week aanzienlijk zal zijn verbeterd. Dan moeten de Kosovaren weer terug,
onder bescherming van de internationale gemeenschap, maar vooral ook van
het eigen Kosovo Bevrijdingsleger. Dat moet in staat worden gesteld zich
beter te bewapenen. ,,Wij kunnen deze kwestie niet overlaten aan de
internationale gemeenschap'', meent Aliti.