'Zo'n exodus hadden we niet verwacht'
De internationale hulpverlening aan de Albanese Kosovaren komt langzaam
op gang. De situatie aan de grens met het straatarme Albanië is
mensonterend. ,,Ons grootste probleem: schoon water.''
Door onze redacteur YAEL VINCKX
TIRANA, 6 APRIL. Voor het eerst sinds weken schijnt de zon in de
Albanese hoofdstad Tirana en dus wordt er gewassen. In de heg rond het
sportcentrum hangen vluchtelingen hun kleren te drogen, op het veld
gooit een moeder kopjes water over haar blote zoon, verderop trekt een
vrouw de luier van haar baby en houdt het kind
spartelend onder de tuinslang. Het is een komen en gaan van
vluchtelingen in het sportcentrum. Niemand telt nog. Tirana is vol.
Overvol. Binnen, in het sportcentrum, liggen oude mannen en vrouwen op
schuimrubber matjes en hangen honderden mannen en vrouwen op de houten
stoelen van de tribune. Ze slapen op meegebrachte dekens en matrassen.
Het ruikt vreemd hier, naar natte kleren, opgedroogde modder, oksels en
tranen. Een metalen stem klinkt door de hal, roept de
namen af van net gearriveerde vluchtelingen die op zoek zijn naar hun
echtgenotes, kinderen, broers, zussen. Kinderen rennen met plastic
bordjes langs de stoelen. Vanmiddag krijgt iedere Kosovaar een schep
bonen in witte saus, brood en een bekertje mineraalwater. De situatie is
beter in het tentenkamp, ingericht in het zwembad van Tirana. Jongens
voetballen op de bodem van een bad en kinderen gillen - er is poppenkast. De Albanese regering heeft tweehonderd tenten
neergezet voor zo'n tweeduizend mensen, de Italiaanse regering heeft
vier grote tenten geleverd. Buiten worden de eerste hulpgoederen
afgeleverd. De oorlog in Kosovo duurt al twee weken, maar de
internationale hulpverlening komt nu pas op gang.
,,U moet het begrijpen'', zegt Macarena Aguilar van het Internationale
Rode Kruis in Tirana. ,,De logistiek is moeilijk. De grensstreek bijvoorbeeld is zeer bergachtig, de wegen zijn slecht, de
vrachtwagens doen er uren over om in het noorden van Albanië, in
Kukës, te komen.'' Waar blijven de helikopters dan? ,,We mogen van
de NAVO niet zomaar vliegen, maar de eerste helikopters zijn nu
onderweg.'' Waarom moest dat twee weken duren, als per dag 30.000 mensen
over de grens komen? ,,We hadden niet gedacht aan een humanitaire ramp
van zo'n omvang'', zegt Aguilar en dan zucht ze. ,,Ik heb dezelfde
vragen. Ik weet het niet. Het gaat zo moeilijk. Ik had collega's uit
Kukës aan de telefoon. Huilend. Waar blijven jullie, vroegen ze.''
Aan Albanië ligt het niet. Het is een van Europa's armste landen.
Toch stelt het alles in het werk om de vluchtelingen op te vangen.
'Een koek is gelijk aan een maaltijd'
De mensen worden vanuit Kukës met bussen naar
Tirana en andere grote steden gereden en ondergebracht in centra als de
sporthal. Vervolgens worden ze verspreid over het land, bij families,
kennissen of onbekenden. Heel veel Albanezen hebben dezer dagen
vluchtelingen in huis. Andere Albanezen trekken naar de grens om te
helpen. Zo zijn acht mannen in hun zwarte leren jassen 's avond op weg
gegaan naar de grenspost Morina, zo'n veertig kilometer voorbij
Kukës. Nu is het negen uur in de ochtend en staan ze in de berm.
Hun voorste vrachtwagen is geschaard, de open laadbak is half van de weg
gegleden, de doorgang is grotendeels gesperd. Alleen een fourwheel-auto
kan er langs. De mannen komen uit Peshkopi, een Albanees stadje in de
grensstreek met Kosovo. De vrachtwagens komen van de mijn nabij Peshkopi
en zijn uitgeleend om vluchtelingen op te halen.
Morina nadert en er komen meer wagens op de weg. Het zijn tractoren met
boerenkarren, uitpuilend van Kosovaarse vluchtelingen. Ze hebben hun
karren overdekt met wit plastic tegen de kou en de regen. Er rijden ook
auto's tussen. De nummerplaten zijn er op last van de Serviërs
afgehaald, die ook de paspoorten en alle andere identiteitspapieren
hebben afgenomen. Zo kan niemand ooit nog bewijzen voor de oorlog in
Kosovo te hebben gewoond. Veel auto's zakken bijna door hun assen. Een
Volkswagen Kever telt zeven mensen. Andere rijden op de velgen verder.
Een zwarte Volkswagen Golf trekt een witte Renault 4. Die stond zonder
benzine. Op de grensovergang Morina worden de mensen ook deze dag
geregistreerd. Onder een afdak zitten een (1) politieman en zijn hulpje.
De agent spreekt, zijn assistent schrijft naam van de vluchteling, merk
auto en hoeveelheid inzittenden op. Naar verluidt staat aan de Servische
kant van de grens een file van twintig kilometer. Die mensen brengen nog
een nacht door in hun auto of gewoon, in de berm.
Eenmaal over de grens huilen de mensen. Een vrouw met een kind aan de
ene hand strijkt met de andere hand in haar ogen en verliest daarbij een dekentje. Er vallen drie luiers uit. Ze buigt zich
voorover, veegt voorzichtig de modder van de luiers en bergt ze op. Maar
ook aan de Albanese kant blijken de voorzieningen schamel te zijn. Twee
jongens van het Albanese Rode Kruis zitten op vijf jerrycans met water -
die zijn dus snel leeg. De Amerikaanse Catholic Relief Service deelt
bekertjes jus d'orange en witte doosjes met tien koeken uit.
,,Proteïne'', zegt Anila Mjeda van de katholieke organisatie. ,,Een
koek is gelijk aan een maaltijd.'' Dan moet ze weer verder. ,,Waar zijn
de andere organisaties'', roept ze half vragend, half verwijtend.
Op een grasveld zet een handvol medewerkers van Médicins du Monde
op dat ogenblik de eerste tenten op. Twee jonge vrouwen uit Kosovo - ze
zijn tijdig geevacueerd - helpen mee. Hun grootste
probleem? ,,Schoon water'', zegt een van hen beslist. ,,We kunnen mensen
wel in tenten zetten, maar we hebben geen water. Het is een
ongelooflijke ramp.'' Regelmatig kijkt ze ook naar de vluchtelingen die
op sloffen en instappers door de modder voorbij glibberen. Want haar
familie is nog in Kosovo. ,,Mijn handen werken hier, maar mijn ogen zijn
daar'', en ze wijst naar de grenspost. Dan slaat ze haar handen voor het
gezicht en druppen de tranen door haar vingers.
Het is overigens de vraag of de tenten vol zullen raken. Ze staan in het
zicht van een Servische observatiepost - Albanese soldaten gluren al de
hele middag door hun verrekijker naar boven. Bovendien schieten de
Serviërs op Albanees grondgebied. Ook deze dag ratelen hun machinegeweren tot twee keer toe. Een OVSE-waarnemer ter
plekke zegt dat deze incidenten vaker voorkomen. ,,De Serviërs
willen de Albanezen provoceren en de vluchtelingen bang maken.'' Dat
laatste lukt; bij iedere knal, ook al is het een kapotte uitlaat, kijken
de Kosovaren verschrikt op.
De meeste vluchtelingen willen door naar Kukës, normaal een
provincieplaats met circa 10.000 inwoners, nu onderdak voor zo'n 100.000
mensen. Overal 'kamperen' mensen in de modder; op het veld voor de
moskee, tussen de gestripte autowrakken op het voormalige autokerkhof,
in de berm van de weg, achter de luchtafweersystemen. De chaos is
groot - zeker nu president Rexhep Mejdani van Albanie vanmiddag op
bezoek is. Het stadje is vergeven van politiewagens en wegafzettingen.
Op het veld voor de moskee ontstaat een opstootje. Het
lijkt over geld te gaan en politie-agenten voeren een man af. Even later
verschijnt een politiewagen op het veld die de lokale bevolking oproept
de vluchtelingen met rust te laten. ,,Anders wordt u meegenomen naar
het politiebureau.''
Kukës kan de stroom vluchtelingen niet aan. Veel mensen hebben
hulp nodig; acht Kosovaren zijn inmiddels overleden en vierhonderd
mensen zijn naar het ziekenhuis gebracht, zegt een woordvoerder van de
Albanese overheid op de televisie. Een Nederlandse cameraploeg heeft
hier een man gefilmd die door de Serviërs in brand was gestoken en
daarna over de grens werd gezet. Ze hebben de beelden niet uitgezonden.
Te gruwelijk. Maar er gebeuren ook vrolijker dingen. In Kukës
zijn de afgelopen dagen veertig Kosovaarse babies geboren.
,,Echt, de hulpgoederen komen er aan'', benadrukt Macarena Aguila van
het Rode Kruis in Tirana nog een keer. ,,Maar wie had zo'n ramp kunnen
voorzien?'' 's Avonds is president Clinton via CNN op de Albanese
televisie te zien. Hij kondigt hulpkonvooien aan. Vanaf vandaag moeten
er tien vliegtuigen per dag met Amerikaanse hulpgoederen in Tirana
arriveren.