Milosevic volgt traditie van etnische zuivering op
Balkan
Met de etnische zuiveringen in Kosovo wil Milosevic de
'bevolkingsruil' voltooien, waarmee tijdens de Balkanoorlogen van 1912-
'13 is begonnen, meent Tim Judah. Milosevic streeft bovenal naar
een etnisch homogene staat.
Volgens berichten uit Kosovo zijn "hele dorpen in as gelegd en
ongewapende, onschuldige inwoners massaal afgeslacht". Het NAVO-
communiqué van gisteren? Het had gekund, maar in werkelijkheid is
dit geschreven kort na de Balkanoorlogen van 1912 en 1913.
De
Amerikaanse Carnegie Endowment for International Peace zond
destijds een aantal grootheden naar de Balkan om te berichten over de
situatie. Aldus zou herhaling van de oorlogsgruwelen voorkomen kunnen
worden. Met de verdrijving of vlucht van honderdduizenden etnische
Albanezen uit Kosovo nog vers in het geheugen vormt het Carnegie-rapport
vandaag de dag huiveringwekkende lectuur.
Tijdens de eerste
Balkanoorlog in 1912 trachtten Servië, Montenegro, Griekenland en
Bulgarije met vereende krachten de restanten van het Ottomaanse Rijk in
Europa op te ruimen. Een jaar later vochten ze onderling om de buit.
De twee oorlogen leidden tot massale volksverhuizingen. Ongeveer zoals
nu merkten de legers dat de mensen vaak niet afwachtten tot ze werden
verdreven, of 'etnisch gezuiverd'. Volgens het Carnegie-rapport wisten
zij op grond van "traditie, instinct en ervaring" allang wat hun te doen
stond.
De formulering "instinct en ervaring" was treffend.
Serviërs, Albanezen en moslims hadden tijdens diverse vijandelijke
uitbarstingen in de loop van de 19de eeuw wel in één of
andere richting moeten vluchten. Zo'n twee miljoen moesten vluchten in
de nasleep van de Servisch-Turkse oorlogen van 1876-'78, onder wie
Albanezen uit Servië en Serviërs uit het toen Ottomaanse
Kosovo. Ook trokken Turken en moslims uit Griekenland weg.
Als
uitvloeisel van de Balkanoorlogen en het Grieks-Turkse conflict na de
Eerste Wereldoorlog kwam in 1923 het Verdrag van Lausanne tot stand. Wij
zouden het vandaag de dag verontwaardigd veroordelen als een
legalisering van etnische zuiveringen.
Want krachtens dit verdrag
werden eeuwenoude nederzettingen van Grieken in Anatolië
geëvacueerd en de inwoners geruild tegen Turken en moslims uit
Griekenland. Bulgarije sloot formele akkoorden met Griekenland en
Turkije voor de uitwisseling van minderheden.
Volgens een schatting
werden in de periode 1912-'23 zo'n tweeëneenhalf miljoen mensen op
de Balkan verdreven als gevolg van oorlog en bevolkingsruil. Tussen 1924
en 1933 emigreerden nog eens 100.000 mensen, meest Turken, naar Turkije,
vooral vanuit Joegoslavisch Macedonië. In februari 1938 hielden
Turkije, Roemenië en Joegoslavië een conferentie ter
bevordering van de emigratie naar Turkije. De Turkse regering had
behoefte aan islamitische kolonisten om lege landstreken te bevolken en
ook om de plaats van de vertrokken Grieken in te nemen. De Balkanstaten
stimuleerden maar al te graag de emigratie van hun niet-christelijke
inwoners.
Natuurlijk werd deze gedwongen migratie strikt logisch
beredeneerd. Zoals Dimitrije Djordjevic van de Universiteit van
Californië tien jaar geleden schreef, was voor Griekenland,
Bulgarije en Turkije de bevolkingsruil eerder deze eeuw "weliswaar een
plaag voor de toen levende generaties" maar "op de langere historische
termijn een zegen", omdat de betrokken landen hierdoor "overwegend
nationaal homogene staten waren geworden."
De hoofdrolspelers van de
oorlogen in het vroegere Joegoslavië geloven nog altijd rotsvast
dat bevolkingsruil of etnische zuivering de enige methoden zijn om
duurzame stabiliteit in hun land te garanderen.
In juli 1991, de
oorlog in Kroatië was zojuist begonnen, tekende Mario Nobilo,
destijds adviseur van de Kroatische president Franjo Tudjman, een kaart
voor me waarop hij aangaf hoe Serviërs, moslims en Kroaten zouden
worden 'geruild' tussen gebieden in ex-Joegoslavië, en in het
bijzonder in Bosnië. Immers, zei hij, er bestond een zuiver
precedent in de vorm van het verdrag van Lausanne. Nobilo's voorstel was
hetzelfde model in Joegoslavië te volgen, al moesten de
verhuizingen wel 'vrijwillig' zijn. De 'bevolkingsruil' die vervolgens
plaatsvond, was echter verre van vrijwillig, maar Kroatië heeft
inderdaad zijn Servische 'kwestie' opgelost. Vroeger had het land een
minderheid van 12 procent Serviërs die zijn nu weg. In augustus
1995 walste Kroatië, met oogluikend gedogen van het Westen, over de
voorheen door Serviërs bestuurde gebieden in Kroatië heen.
Thans wonen in Servië tot 600.000 Servische vluchtelingen uit zowel
Kroatië als Bosnië.
Kennelijk met het voornemen alles op
het spel te zetten in een confrontatie met het Westen, lijkt Slobodan
Milosevic er dan ook voor te kiezen de klus af te maken die zijn
voorgangers tijdens de Balkanoorlogen hebben laten liggen.Hij lijkt van
plan Kosovo te zuiveren en te herbevolken met zijn Bosnische en
Kroatische vluchtelingen. Tot op zekere hoogte is het Westen er zelf
medeschuldig aan dat het Milosevic in de waan laat dat hij dit
ongestraft kan doen, ten eerste omdat het geen tastbare steun heeft
verleend aan de Albanese Kosovaren die, terwijl andere ex-Joegoslaven
prompt naar de wapens grepen, tijdenlang het geweld hebben geschuwd en
kozen voor lijdelijk verzet. Ten tweede heeft het ook niets ondernomen
toen de Serviërs uit Krajina werden weggezuiverd.
Door niets te
doen voor de Serviërs in Krajina is het Westen in de logische val
van de etnische zuiveringen getrapt, doordat het zonder het te zeggen
stilzwijgend heeft erkend dat nu Kroatië zijn Servische probleem
had opgelost, de kwestie daarmee uit de wereld was en wat wáren
we opgelucht.
Het probleem was, en is, dat de logica van de jaren '20
ons voor een duidelijke maar onzuivere morele keus dreigt te plaatsen:
ofwel we moeten aanvaarden dat etnische zuiveringen tot stabiliteit voor
toekomstige generaties kan leiden, ofwel we kunnen proberen ze te
verhinderen, als we geloven in de rechten van de mens en tevens trachten
een destructief proces tot staan te brengen voordat het zich
uitbreidt.
Dat etnische zuiveringen tegenwoordig niet meer tot
stabiliteit kunnen leiden, blijkt overduidelijk uit de houding van veel
Serviërs.
Omdat wij niets hebben gedaan tegen het zuiveren van
Krajina, zo menen zij, moeten zij nu, la Tudjman, hun eigen etnische
probleem oplossen door zich schrap te zetten. Dat betekent: lijdzaam de
NAVO-aanval uitzitten om na het verlaten van de schuilkelders te
ontdekken dat ze Kosovo hebben ontdaan van Albanezen en dat hun probleem
is opgelost.
De redenering luidt voorts dat alle Balkanstaten,
althans de landen van voormalig Joegoslavië en Albanië, om de
tafel moeten gaan zitten om hun grenzen aan te passen: een deel van
Kosovo moet worden toegevoegd aan een vergroot Albanië, terwijl
Servië zichzelf schadeloos kan stellen met de Servische helft van
Bosnië.
Niet alleen betekent het hoogstwaarschijnlijk dat er
weer oorlog komt in Bosnië omdat de moslims opnieuw de rekening
gepresenteerd krijgen maar bovendien zullen de Albanezen die zijn
verdreven uit hun huis in wat inmiddels Servisch Kosovo zal zijn, zonder
twijfel doorvechten.
Op den duur zal het kwaad van opdeling en
ontheemding wellicht zegevieren en zich dus naar elders verspreiden.
Maar wanneer de NAVO haar tanden op elkaar zet en zich schikt in het
onvermijdelijke grondtroepen en een protectoraat voor Kosovo dan zal dat
nog te voorkomen zijn.
Maar doet de NAVO niets, dan zal wellicht
Milosevic' werkwijze het pleit winnen. Als de NAVO een protectoraat
vestigt een gedegen protectoraat waar de Servische Kosovaren zijn
gevrijwaard van wraakoefeningen dan zal het Westen daarmee misschien
tonen dat het voor zijn overtuiging durft op te komen en ook bereid is
te handelen in de geest van een verlicht eigenbelang.
Tim Judah
was tussen 1991 en 1995 correspondent op de Balkan voor The Economist.