Internationale organisaties onderzoeken verhalen over moord en verdrijving
'Federale leger doet mee aan wandaden'
Honderdduizenden zijn uit Kosovo gevlucht met verhalen over
Servische wandaden. Hun verhalen worden in de kampen opgetekend en zo
zorgvuldig mogelijk onderzocht, om vast te stellen wat er in Kosovo
precies gebeurt en wie daarbij betrokken is.
Door onze redacteur HARM VAN DEN BERG
SKOPJE, 4 MEI. Niet alleen paramilitaire eenheden, ook het federale
Joegoslavische leger is zonder enige twijfel betrokken bij
oorlogsmisdrijven in Kosovo. Die conclusie hebben onderzoekers van
diverse organisaties getrokken na een eerste beoordeling van ruim 600
verklaringen door getuigen in de kampen van Macedonië. In het
buurland Albanië worden eveneens getuigen gehoord. "In veel
gevallen werkt het leger samen met paramilitaire eenheden", zegt OVSE-
woordvoerder Jorgen Grunnet in het Alexander Palace in Skopje.
Uit
het onderzoek tot nu toe is ook duidelijk geworden dat er op het
platteland, richting Albanië vooral, meer gemoord en mishandeld
wordt dan bijvoorbeeld in de hoofdstad Pristina. Een andere conclusie is
dat de gewelddadigheden, gevolgd door het verjagen van de bevolking,
systematisch wordt voorbereid, wijk voor wijk, streek na streek. Voor de
onderzoekers is duidelijk dat alles van bovenaf is georganiseerd.
"Relatief horen we uit Pristina weinig verhalen over geweld, de mensen
hebben geen of nauwelijks doden gezien", zegt een medewerkster van een
van de internationale organisaties. Ze wil anoniem blijven omdat contact
met de pers terwijl een onderzoek nog loopt, niet geoorlooofd is. In een
vlak voor het weekend gehouden interview met slachtoffers, vernam ze dat
Pristina een stad vol geweld is geworden waar jongeren schietend rond
rijden, steeds meer 'Rambo-achtige types' op straat verschijnen. In de
winkels of gewoon op straat worden de spullen verkocht die Albanese
gezinnen moesten achterlaten.
In de vluchtelingenkampen zijn
tenminste drie organisaties werkzaam om getuigenverklaringen op te
nemen: de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE),
de Mensenrechten-organisatie van de VN en het Haagse VN-tribunaal voor
oorlogsmisdaden. De twee laatste zijn ondergebracht in het tot vesting
verbouwde kantoor van de VN in Skopje.
De OVSE is met zo'n vijftig
mensen uit dertig landen de grootste onderzoeksgroep op dit terrein.
Volgens woordvoerder Jorgen Grunnet werkt elk van deze teams drie
ondervragingen per dag af.
Het gaat daarbij steeds om diepte-
interviews. Andere organisaties vinden een interview per dag al
voldoende. Volgens de medewerkers verschilt de gang van zaken per dag.
Maar een precies beeld van wat er is gebeurd krijgen ze pas met veel
geduld en een voorzichtige benadering.
OVSE-woordvoerder Grunnet zegt
dat "vooral uit het Westen van Kosovo steeds meer indicaties komen over
massamoorden". Ook voor hem staat vast dat het federale leger zich
schuldig maakt aan gruweldaden en oorlogsmisdrijven, soms samen met
eenheden van de speciale Servische politie, maar "de paramilitaire clubs
zijn in het algemeen een stuk gewelddadiger".
Uit de honderden
verklaringen heeft de OVSE de conclusie getrokken dat de situatie in
Kosovo er een is van totale rechteloosheid, en dat de Albanese bevolking
op geen enkele bescherming kan rekenen. De getuigen hebben de OVSE-
ondervragers verteld over moordpartijen, executies, waarbij ze soms zelf
gedwongen moesten toekijken, verminken van de doden, mishandeling.
Grunnet somt op: "Doorgesneden kelen, uitgestoken ogen, afgesneden
vingers, handen of borsten, het is allemaal herhaaldelijk in de
verklaringen te vinden." Het aantal rapportages over verkrachtingen
stijgt volgens de OVSE aanzienlijk. Na de mishandelingen en
vernederingen worden de mensen verjaagd, soms met dorpen tegelijk.
Vervolgens worden de eigendommen vernield of geroofd en de huizen in
brand gestoken.
Getuigen noemen in dit verband "Arkans mannen" en "de
benden van [de Servische vice-premier] Seselj", maar anderen melden dat
het Joegoslavische leger met deze groepen samenwerkt. In sommige
getuigenverklaringen is sprake van een eenheid die zich 'Zwarte
Handschoen' noemt. De mannen in deze losgeslagen groepen hebben vaak
zwarte vegen op het gezicht of dragen 'oorlogskleuren', anderen dragen
maskers. Vooral in de dorpen worden zij volgens een aantal verklaringen
geholpen door Servische burgers.
"Veel mensen die [in Kosovo] hebben
gewerkt voor internationale organisaties, zoals de OVSE, of hun huis aan
waarnemers verhuurden, zijn dood", zegt de Nederlandse juriste die de
gebeurtenissen onderzoekt. Eén verklaring die deze onderzoekster
optekende hield in dat de vluchtelingen 's morgens vroeg schoten hoorden
bij de buren. Ze gingen voorzichtig kijken en zagen para-militairen
wegrennen. Het huis was in brand gestoken en toen men dichterbij kwam,
werden de lijken van de negen bewoners gevonden. Anderen vertelden haar
hoe mannen werden weggevoerd en niemand hen nog heeft teruggezien. Soms
gaat het op deze manier: de benden of het leger komen een huis binnen,
jagen vrouw en kinderen weg, houden de man achter. Wat er daarna gebeurt
is niet duidelijk, maar de getuigen en ook de onderzoekers vrezen het
ergste.
Er zijn verklaringen over de moord op een dorpsoudste omdat
zijn zonen deel zouden nemen in het UÇK, het Kosovo
Bevrijdingsleger. Een aantal getuigen heeft verhaald over het afvoeren
van driehonderd mannen naar een gevangenis bij Pristina. Daar werden ze
mishandeld en ondervraagd, waarna een deel is vrij gelaten, maar de
mannen uit Pristina zelf zitten nog vast.
In een andere verklaring
wordt gesteld dat een groep mannen uit een kleinere plaats - de
medewerkster wil geen namen noemen omdat alles moet worden
geverifieerd - in twee kleinere werd gesplitst.
De ene helft moest
helpen bij het wegvoeren van vluchtelingen, de andere groep is
verdwenen.
Volgens de OVSE kon aan de hand van de honderden
verklaringen inmiddels al wel een substantieel aantal verdachten worden
geïdentificeerd.