Inzet grondtroepen: tijd en wil nodig
Door MENNO STEKETEE
De discussie over de inzet van grondtroepen
in Kosovo wordt steeds indringender. Het succes van die inzet lijkt
verzekerd. Maar hij kost een lange voorbereiding en veel politieke
wilskracht.
De reorganisatie van de NAVO-strijdkrachten, begin jaren negentig, lijkt
wel te zijn uitgevoerd alsof de verdragsorganisatie een `Kosovo'
verwachtte. De NAVO verliet de nogal starre, oostwaarts gerichte blik en
stelde zich open voor een hele reeks contingency-plannen ,,van hoog tot
laag in het geweldsspectrum'', zoals het in de hoofdkwartieren heet.
Hoewel de zogeheten Main Defence Forces nog bleven bestaan, moesten
NAVO-eenheden vanaf toen vooral snel inzetbaar en flexibel zijn kortom,
voor `Kosovo'.
Voor onmiddellijke inzet zijn er de Immediate Reaction Forces, IRF.
Hierin zijn een bescheiden aantal mariniers- en parachutisten-eenheden
en vliegtuigsquadrons, waaronder Nederlandse, ingedeeld, die permanent
hun koffers hebben klaarstaan. De IRF moet vooral dienen als
struikeldraad: wie hier tegenaan loopt krijgt, volgens NAVO-artikel
vijf, met de hele Alliantie te maken. Wanneer de situatie toch uit de
hand loopt, is er het omvangrijke ARRC: het Allied Command Europe Rapid
Reaction Corps. Hierin zijn de beste NAVO-eenheden vertegenwoordigd,
zoals de Multi Nationale Divisie Centraal, MND(C), een verzameling
luchtmobiele eenheden, onder andere uitgerust met gevechtshelikopters en
pantservoertuigen. Maar ook zijn in het ARRC Amerikaanse en Duitse
gemechaniseerde en tankdivisies vertegenwoordigd. Dit Corps, dat op
volle sterkte een omvang kan hebben van honderdvijftigduizend man, kan
ook nog worden versterkt met extra artillerie of tankeenheden, naarmate
de opdracht dit vereist.
Het ARRC zou naar alle waarschijnlijk, eenmaal opgesteld aan de grens
met Kosovo, weinig moeite hebben om de Joegoslavische troepen op te
rollen. Want een ding is zeker: die eenheden zijn alleshalve
onoverwinnelijk. Zo zijn ze uitgerust met materiaal dat dateert uit de
jaren zestig en zeventig: verouderde tanks, ongeleide artillerie en
mortieren. De informatietechnologische revolutie is goeddeels aan de
grondstrijdkrachten voorbij gegaan. Andere strijdkrachten, zoals die van
China, waren verbijsterd over wat voor militaire ommekeer de toepassing
van computers en precisiebommen tijdens de Golfoorlog teweeg bracht. Zij
proberen zich nu aan te passen. Maar Joegoslavie ontbrak het hiertoe aan
geld. Afgezien van de luchtverdediging die getuige het uitblijven van
grote aantallen neergehaalde NAVO-vliegtuigen, voldoende wordt
onderdrukt heeft de luchtmacht een bescheiden aantal geleide wapens,
waaronder de Maverick. Maar zodra een vliegtuig zijn neus boven het
maaiveld uitsteekt kunnen de AWACS-toestellen het opmerken en er
superieure NAVO-jagers heen dirigeren. Het gevaar van ondermijnde
tunnels en bruggen op veertien punten langs de grens tussen Kosovo en
Macedonie moet niet worden overschat: mijnen zijn te ruimen. En het
moreel van de Joegoslavische eenheden mag goed lijken, geen enkele
militair heeft suicidale neigingen. ,,Een Amerikaanse tankcompagnie kan
zonder veel moeite een [viermaal grotere] Joegoslavische tankbrigade
uitschakelen,'' vermoedde een Amerikaanse commandant met Balkan-ervaring
in de Wall Street Journal.
Het ARRC zou op papier binnen enkele weken ergens binnen de
NAVO-invloedssfeer inzetbaar moeten zijn. Het is een meevaller dat in
Macedonie al twaalfduizend man liggen. Zij zijn uitgerust met zwaar
materieel en, belangrijker nog, volledig getraind voor inzet in de
regio. Een aanzienlijk aantal andere troepen is eveneens in de buurt
gestationeerd. Zo is al een gedeelte van de MND(C) in het kader van SFOR
in het nabije Bosnie gelegerd. Ook zijn daar al negenduizend manschappen
van de Amerikaanse Eerste Cavalerie-divisie aanwezig en in de
Middellandse Zee dobberen tweeduizend Amerikaanse mariniers. Maar de
Amerikaanse voorzitter van de verenigde chefs van staven, generaal Hugh
Shelton, heeft al verklaard dat daarentegen een strijdmacht van wel
200.000 man, afkomstig uit alle NAVO-lidstaten, nodig is om de
Joegoslavische eenheden uit Kosovo te verdrijven. Zelfs de ontplooiing
van een strijdmacht van dertigduizend man zou minstens vijf weken duren.
Afgezien van politieke onzekerheden `Vietnam' ligt in de VS nog vers in
het geheugen en veel andere NAVO-leden willen ook liever niet maken ook
logistieke overwegingen een snelle ontplooiing onwaarschijnlijk. Een
opbouw in Hongarije lijkt niet waarschijnlijk: Boedapest wil geen onheil
afroepen over de Hongaarse minderheid in Vojvodina in het noorden van
Joegoslavie. Ook is Kroatie als uitvalsbasis geen handige keuze. Hoewel
Kroatische havens tijdens de oorlog in Bosnie zijn gebruikt, was de
schaal van de overslag van troepen en materieel bescheiden. Een
invasieroute naar Kosovo zou door het slecht begaanbare en vijandige
Servische deel van Bosnie voeren, of door het al evenmin NAVO-gezinde
Montenegro. Troepen, brandstof, munitie, tanks en ander zwaar materieel
moeten dus per schip worden aangevoerd naar havens in Albanie of
Griekenland. Afgezien van de afwezigheid van havenfaciliteiten in
Albanie staat de infrastructuur van het achterland geen snelle doorvoer
toe. Blijft over: Griekse havens. En juist dat land heeft moeite met de
bombardementen. Bovendien zullen de Grieken het groeiende belang van het
gewantrouwde Macedonie niet op prijs stellen.
En dan is er nog een reden waarom de `grond-optie' op korte termijn niet
waarschijnlijk is. Strijdmachtonderdelen zijn met elkaar in voortdurend
gevecht om een zo groot mogelijke portie van de steeds lager uitvallende
defensie-fondsen. De luchtmachtgeneraals zullen er dan ook alles aan
doen om te laten zien dat de Joegoslavische leiding met bommen alleen,
zonder tussenkomst van het leger, tot concessies is te dwingen. De inzet
van grote aantallen grondtroepen kan dus ook vanuit zuiver militair
opzicht nog maanden op zich laten wachten.