Kosovaren zijn de beroemdheden moe
De Britse premier Tony Blair
bezocht dit weekeinde de Kosovaarse hoofdstad Pristina. Het enthousiasme
was gering; de Kosovaren lijken moe van de beroemdheden.
Door onze redacteur YAËL VINCKX
PRISTINA, 2 AUG. De Britse omroep BBC World brengt het nieuws om tien
uur 's ochtends. De Kosovaarse hoofdstad Pristina verwacht duizenden
Kosovaren om de Britse premier Tony Blair toe te juichen, zegt de
verslaggever. Door het geopende keukenraam klinkt het gejoel van de
enthousiasten in afwachting van de minister-president, twee straten
verderop.
'He is a tough guy', zegt een inwoner van Pristina aan de
ontbijttafel. In zijn stem klinkt bewondering.
Eenmaal buiten blijkt de aanhang niet zo groot. Voor het hoofdkantoor
van de Verenigde Naties staan slechts enkele honderden Kosovaren. Ze
brengen bovendien het meeste enthousiasme op voor de leider van het
Kosovo Bevrijdingsleger UÇK, Hashim Thaçi, als die na een
gesprek met de Britse premier het VN-gebouw verlaat. Zijn naam golft
door de straat.
Toch is Blair populair. Niet voor niets zal het aantal bewonderaars in
de loop van de ochtend aangroeien tot ongeveer duizend - al is dat nog
altijd minder dan verwacht. De Albanese Kosovaren zien in hem een man
van woorden én daden. De Amerikaanse en Britse leiders genieten
de meeste populariteit in Kosovo, want zij hebben voortdurend gepleit
voor hard(er) ingrijpen tegen de Serviërs. Dat wordt hogelijk
gewaardeerd. Op de muren van Pristina staan hun namen dan ook liefdevol
gekledderd: 'Bler, Klinton, Olbrigt'.
Er lijkt een andere reden voor het geringe enthousiasme van deze
ochtend: de Kosovaren zijn wat moe van de beroemdheden. "Geen enkel volk
heeft zoveel Europese premiers gezien als de Albanezen", merkt een
hulpverleenster op. Dat klopt; de stroom beroemdheden kwam tijdens de
NAVO-bombardementen al op gang in de Macedonische vluchtelingenkampen,
waar de Kosovaren naast Europa's leiders onder meer de Amerikaanse
president Clinton, NAVO-chef Solana en de acteurs Roger Moore en Richard
Gere zagen. En de dag voor Blairs bezoek aan Pristina bezocht de
Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright nog de
Kosovaarse hoofdstad.
Het interessante deel van het bezoek van Tony Blair wordt dan ook niet
veroorzaakt door Tony Blair zelf, maar door een andere politiek leider:
Ibrahim Rugova. De gematigde Kosovaarse leider, rivaal van Thaçi,
arriveerde afgelopen vrijdag in Kosovo - ditmaal voorgoed, zegt hij.
Enkele weken geleden oogstte Rugova veel kritiek door vanuit Italië
slechts één dag naar zijn 'bevrijde' land terug te keren.
Eerder werd hij gehekeld wegens gesprekken met de Joegoslavische
president Slobodan Milosevic tijdens de NAVO-bombardementen en - na zijn
vertrek uit Kosovo - het besluit om naar Italië te gaan, er daar
voornamelijk het zwijgen toe te doen en slechts één keer
een bezoek van tien minuten aan Kosovaarse vluchtelingen in
Macedonië te brengen.
Rugova heeft, net als UÇK-leider Thaçi, een onderhoud met
de Britse premier Blair. Maar het gesprek eindigt voor hem minder
rooskleurig. Als hij in de deuropening van het VN-gebouw verschijnt -
zijn zijden sjaaltje lijkt definitief te zijn verruild voor een stropdas
- begint de menigte de naam van zijn politieke opponent te scanderen:
Thaçi, Thaçi, Thaçi. Een duidelijk opgelaten Rugova
probeert zich te redden door zijn handen, samengebald tot
één vuist, in de lucht te steken. Daarna stapt hij snel in
een auto. Drie kwartier later verschijnt Tony Blair, die in een
toespraak tot het publiek zegt trots te zijn in Pristina te staan (hard
applaus), te hebben gevochten voor vrede voor alle mensen in Kosovo
(minder applaus) en oproept tot vriendschap tussen Albanezen en
Serviërs (nauwelijks applaus).
Om zeven minuten voor twaalf vertrekt de Britse premier in een
helikopter uit Pristina. Enkele uren later ontstaat grote beroering in
de Kosovaarse hoofdstad als tijdens een 'routine-controle' UÇK-
commandant Agim Çeku door Russische KFOR-soldaten wordt
aangehouden. Çeku, een generaal die in Belgrado heeft gestudeerd
en die in dienst van het Kroatische leger liefst negen keer is
onderscheiden voor dapperheid in de strijd tegen de Serviërs, zou
een uniform dragen en bewapend zijn zonder zijn vergunning daarvoor bij
zich te hebben. Het UÇK, dat zich al tegen de komst van de
'Servisch-gezinde' Russen heeft uitgesproken, laat weten zich gesterkt
te zien in zijn vermoedens.
Midden in de nacht worden de bewoners van Pristina's centrum uit hun
slaap opgeschrikt door een enorme knal die de ruiten doet rinkelen.
Onbekenden hebben vier kilo springstof tot ontploffing gebracht in een
Servische orthodoxe kerk-in-aanbouw. Premier Tony Blair, die eerder deze
dag opriep tot vrede, vriendschap, gelijkheid en rechtvaardigheid voor
Albanezen èn de Serviërs in Kosovo, is dan al lang
vertrokken.