In Kosovo had uitwissen sporen hoge
prioriteit
Forensische experts hebben in
Kosovo nog maar weinig lijken gevonden. Overdreef de NAVO de Servische
terreur? Of hebben de Serviërs gewoon goed opgeruimd?
Door onze redacteuren
PETRA DE KONING en COEN VAN
ZWOL
ROTTERDAM, 1 NOV. Een half jaar na de intocht van de NAVO levert de
zoektocht naar de killing fields van Kosovo veel minder resultaat
op dan verwacht. De Britse Sunday Times schatte gisteren dat het
aantal Albanese slachtoffers van de oorlog de 2.500 niet zal
overschrijden. Dat is beduidend minder dan de schatting van 10.000
doden van de Britse onderminister van Buitenlandse Zaken Geoff Hoon in
juni. En dramatisch veel minder dan de 100. 000 doden die de Amerikaanse
minister van Defensie Cohen tijdens de oorlog nog suggereerde.
Na de intocht van de vredesmacht KFOR in juni zijn ruim 300 forensische
experts uit 15 landen over Kosovo uitgezwermd om in opdracht van het
Joegoslavië-tribunaal te zoeken naar sporen van oorlogsmisdaden. Nu
de grond bevriest, kan het tribunaal een eerste tussenbalans opmaken.
150 van de 402 'war crimes sites' hebben niet duizenden, maar honderden
lijken opgeleverd. Daarbij moet bedacht worden dat de experts dit jaar
de voorrang gaven aan meldingen van massagraven die het meest
'veelbelovend' waren. Deze maand brengt hoofdaanklager Carla del Ponte
van het tribunaal verslag uit aan de VN-Veiligsheidsraad.
De patholoog Emilio Perez Pujol, die een Spaans forensisch team leidde,
vond in Kosovo veel minder lijken dan verwacht. In Rwanda vond Pujol in
1995 een berg van 450 vrouwen en kinderen met gekliefde schedels. In
het geval van Rwanda, waar in 1994 naar schatting bijna een miljoen
Tutsi's en gematigde Hutu's werden afgeslacht, weigerde de regering-
Clinton destijds pertinent te spreken van genocide. In het geval Kosovo
nam dezelfde Clinton het woord veelvuldig in de mond. Onterecht, zo
liet Pujol vorige maand al in El Pais weten. "Oorlogsmisdaden?
Ja. Genocide? Nee."
Pujol, voorbreid op het ergste, arriveerde met uitrusting om tweeduizend
secties te verrichten. Zijn grootste massagraf - 97 lichamen - lag bij
Istok, waar de NAVO eind mei een gevangenis bombardeerde. Pujol
onderzocht of de Albanese gedetineerden waren gedood door NAVO-bommen
of door hun Servische cipiers. Het beeld bleek gemengd: een deel van de
gedetineerden was gestorven door bomscherven, een ander deel door
mitrailleurkogels.
Istok was meteen het laatste massagraf dat Pujol vond. De verdere
speurtocht op basis van Albanese getuigenverklaringen bleek
frustrerend. Pujol vond - naast de 97 van Istok - slechts 90 lichamen,
alle in individuele graven. " Vier van de vijf bleken te zijn overleden
aan natuurlijke oorzaken", aldus Pujol. "Op 12 september heb ik mijn
mensen bijeen geroepen en gezegd: 'We hebben het gehad hier'." Pujols
zoektocht naar massagraven werd "een semantische pirouette van de
oorlogspropaganda-machines. We vonden geen enkel - geen enkel! -
massagraf." De twijfel over Kosovo's killing fields werd vorige maand
aangewakkerd door de conservatieve website Stratfor, een denktank die
zich exclusief baseert op nieuwsbronnen op Internet (Stratfor.com).
Stratfor wees op het onderzoek van vijftig forensische specialisten van
de FBI in Kosovo. Zij vonden slechts tweehonderd lichamen in dertig
veronderstelde massagraven.
Voor de 'zwarte legende' rond de Trepca-mijnen in het noorden werd ter
plekke ook geen bewijs gevonden. Serviërs, zo heette het, zouden
daar al vanaf september 1998 vrachtwagens met Albanese lijken hebben
aangevoerd. In oude mijnschachten zouden zevenhonderd, misschien zelfs
meer dan duizend lijken zijn gedumpt. Daarvan is nog geen spoor
gevonden. En zo zijn er nog meer voorbeelden. Een massagraf met 350
lijken in het dorp Ljubenic bij Pec bevatte bij nader inzien slechts
zeven lijken.
Voorzichtigheid is echter geboden. De terloopse wijze waarop lijken in
mijnschachten, ravijnen en met bulldozers gegraven sleuven werden
gedumpt tijdens de oorlog in Bosnië (1992-1995), heeft een enorme
hoeveelheid belastend materiaal opgeleverd tegen leiders en
commandanten van - vooral - de Bosnische Serviërs. Daaruit kunnen
de Serviërs een les hebben getrokken. Woordvoerder Paul Risley van
het tribunaal, die net met hoofdaanklager Del Ponte Kosovo heeft
bezocht, zegt dat daar veel bewijs is aangetroffen van massagraven die
later zijn leeggehaald. Zo claimen inwoners van de stad Djakovica dat
de Serviërs 's nachts een massagraf met meer dan honderd lijken
hebben leeggehaald.
Tegen deze krant hebben Servische paramilitairen, militairen en
politiemensen onafhankelijk van elkaar onderstreept dat het uitwissen
van sporen van oorlogsmisdaden een zeer hoge prioriteit had in Kosovo.
Een Servische politieman uit Pec zegt dat zijn eenheid vlak na het
begin van de NAVO-bombardementen een slachtpartij aanrichtte in een
naburig dorp. Zijn commandant ontstak in woede toen hij hoorde dat ze
de lijken gewoon in de huizen hadden achtergelaten. Vanaf dat moment
werd het routine Albanezen naar het open veld af te marcheren en daar
te doden. Vervolgens werd een speciale eenheid gebeld, die de lijken in
trucks, en soms in koelwagens, naar een onbekende bestemming afvoerde.
Een soldaat zegt dat veel lijken verbrand zijn, onder meer in een
ongenoemde smeltoven bij Pristina. "Een lijk brandt twee uur", aldus de
soldaat. Volgens hem zwol het aantal lijken in de nadagen van de oorlog
zo aan, dat ook het reguliere leger moest helpen met opruimen. Wellicht
worden veel vermisten uiteindelijk niet teruggevonden. Paul J.
Scheffer, de Amerikaanse ambassadeur voor oorlogsmisdaden, houdt het
voorlopig bij zijn schatting van 10.000 doden.