Lejla is geen Turkse, ze is Albanese, 'echt
waar'
Niet alleen de Serviërs en
de Roma boeten in Kosovo voor wat ze vroeger de Albanezen hebben
aangedaan. Ook de andere minderheden hebben het moeilijk.
Door onze redacteur PETRA DE KONING
PRIZREN, 1 SEPT. Op de weg naar Dragas, in het uiterste zuiden van
Kosovo, rijden bijna alleen nog KFOR-voertuigen en jeeps van
buitenlandse hulporganisaties. De inwoners van Dragas, zo'n
twaalfduizend Slavische moslims die in Kosovo 'Gorani' worden genoemd,
durven de stad niet meer uit. Omdat ze buiten Dragas door Albanese
jongens in elkaar worden geslagen, of vanuit de struiken worden
beschoten. Ze leven van wat ze krijgen, en in de stad worden ze
beschermd door zo'n duizend Turkse KFOR-militairen.
De Gorani zijn moslims zoals de meeste Albanezen in Kosovo, maar ze
spreken geen Albanees, ze spreken Servisch - en dat is nu gevaarlijk.
De Turkse KFOR-commandant reageert geïrriteerd op vragen over de
Gorani. Albanezen die hen lastig vallen, zegt hij, worden gearresteerd
en afgevoerd naar Prizren. "In Dragas gaat het goed. De Turkse
minderheid in Kosovo, die heeft het moeilijk. Waarom vraagt u daar niet
naar?"
In een kapsalon in Prizren zegt de Turkse Lejla Hoxhallari (18) in
gebrekkig Albanees dat ze - "echt waar" - Albanees is, en niet Turks.
Dat lijkt alleen maar zo, omdat ze Turks spreekt thuis, en een Turkse
naam heeft. Maar ze wil er niet meer bij horen, ze wordt op de markt
uitgescholden door Albanese vrouwen. "Ze zeggen: 'Waarom spreek jij geen
Albanees?'."
Nog iedere dag zijn in Kosovo Servische burgers en zigeuners, die de
Servische troepen in het voorjaar zouden hebben geholpen met plunderen
en verwoesten, slachtoffer van wraakacties door Albanezen. Maar veel
Serviërs en zigeuners zijn er niet meer, ze vluchtten naar
Servië of Montenegro. "Er wordt", zegt Benedicte Giaever, hoofd van
de OVSE in Prizren, "in Kosovo nu gejaagd op alles wat niet-Albanees is.
Ze willen een puur etnisch-Albanees Kosovo. Deze nationalistische golf
wordt nog de ondergang van Kosovo. Ik mag hopen dat de internationale
gemeenschap dit niet accepteert."
In Kosovo wonen - volgens grove schattingen, geteld is er in Kosovo
sinds 1991 niet meer - zo'n vijftigduizend Turken, een minderheid
waarvan de wortels teruggaan naar de tijd van de Turkse overheersing, en
rond tachtigduizend Slavische moslims. Van de moslims noemt een deel
zich 'Bosnisch', omdat hun voorouders uit Bosnië komen, en een
ander deel 'Gorani', naar het gebied Gora, in het zuiden van Kosovo.
De meeste Turken en Gorani in Kosovo wonen nu in Prizren of dorpen in de
buurt. Benedicte Giaever: "Dit was een stad van intellectuelen. Ze waren
er trots op dat ze elkaars talen spraken." Ze kan maar niet begrijpen
dat de haat jegens niet-zuivere Albanezen nu vooral in Prizren zo sterk
is: de stad werd nauwelijks geraakt door de oorlog, zelfs niet tijdens
de NAVO-bombardementen. "Er is hier het minst verwoest, er vielen de
minste doden." Natuurlijk, zegt ze, tien jaar lang werden ook in Prizren
Albanezen onderdrukt. Het is ook waar dat andere minderheden in Kosovo
door het Servische regime werden bevoordeeld om de wereld te tonen dat
minderheden het zo slecht niet hadden in Kosovo, dat de Albanezen gewoon
zélf niets met Serviërs te maken wilden hebben.
"Maar moet ik dan maar snappen waarom een Servische man van 95 en zijn
vrouw van 80 worden doodgeslagen? Of een moslim van 31?"
Over deze moslim werd gezegd dat hij tijdens de bombardementen als
reservist in het Joegoslavische leger had gediend. Volgens Giaever was
er een bewijs dat hij in die tijd in de fabriek werkte waar hij
accountant was. "Maar de verhalen werden steeds sterker en op een dag
werd hij afgemaakt. Zijn ouders en zus hebben de stad moeten verlaten."
Volgens Albanezen in Prizren, de grootste stad in het zuiden van Kosovo,
waren er vooral Gorani, maar ook wel Turken die tijdens de
bombardementen voor de Serviërs hebben gewerkt. En ook al eerder
hadden de Albanezen niets aan hen, vinden ze. De Turken en Gorani zaten
op school met Serviërs, ze hielden hun banen bij staatsbedrijven
nadat hun Albanese collega's waren ontslagen. "Je kon ze nooit echt
vertrouwen", zegt Afrim Tabaku (45). Hij vindt het geen probleem dat de
Turken onder elkaar nog Turks praten. "Maar het Servisch van de moslims,
dat doet pijn aan mijn hoofd."
De Turken en slavische moslims in het zuiden van Kosovo doen nu erg hun
best om 'Albanees' te worden. In Dragas, waar de moslims de stad niet
meer uit durven, vertelt Ekrem Esati (45), verkoper in een supermarkt,
dat hij Albanees leert. "We moeten de taal spreken van de mensen met wie
we samenleven." De Turken van Prizren klagen ook nauwelijks over het
Turkse weekblad Tan dat niet meer verschijnt. Ze vonden het een
goed blad, ze lazen het graag. Maar volgens de Albanezen was de krant
pro-Servisch, de krant werd betaald door Belgrado.
Fatmir Kastrati, in Prizren voorzitter van een partij die is gelieerd
aan het UÇK en die meeregeert in het zelfbenoemde
gemeentebestuur, zegt dat de Turkse krant alleen weer kan verschijnen
als er een nieuwe hoofdredactie wordt benoemd. Maar natuurlijk, zegt
hij, mogen de Turken in Kosovo hun eigen Turkse krant hebben. De
partijvoorzitter vindt de aandacht voor minderheden in Kosovo
overdreven. "Waarom vragen buitenlanders daar nu toch voortdurend naar?
Waarom vraagt u niet hoe het nu met de Albanezen in Kosovo gaat?"
Volgens de burgemeester van Prizren, tijdens de NAVO-bombardementen
woordvoerder van het UÇK in de Albanese stad Kukës, hebben
Turken en slavische moslims in Kosovo van niemand last. Hij heeft in
zijn gemeentebestuur een moslim en een Turk opgenomen, en zelfs een
Serviër. "Zij zijn mijn adviseurs en ze zijn verantwoordelijk voor
hun bevolkingsgroep. Ik heb geen klachten gehoord."
Dat er drie weken geleden eenentwintig Turkse verpleegkundigen werden
ontslagen door de nieuwe directeur van het stedelijke ziekenhuis, een
UÇK-militair, was volgens burgemeester Kadri Kryeziu een
'technische vergissing'. Onder druk van de OVSE en het interimbestuur
van de VN in Prizren werden ze weer aangenomen. Vorige week kreeg het
VN-bestuur van de ziekenhuis-directeur een lijst met werknemers van het
ziekenhuis, de VN zullen hun salarissen betalen. De Turkse
verpleegkundigen kwamen op die lijst niet voor, maar ook dat zal een
technische vergissing zijn geweest. "Nooit", zegt de burgemeester met
nadruk, "zal ik accepteren dat er in mijn gemeente wordt
gediscrimineerd." Zijn ogen worden vochtig, hij praat zacht: "Want ik
weet als geen ander hoe dat voelt, discriminatie."