'In VS geen consensus over rol in Kosovo'
Het is heel zorgwekkend dat in
de VS geen consensus bestaat over de Amerikaanse rol in Kosovo, vindt
Ivo Daalder, onderzoeker bij de Brookings Institution.
Door onze correspondent JUURD EIJSVOOGEL
WASHINGTON, 17 JUNI. Ruim een jaar na het einde van de oorlog over
Kosovo bestaat er in Washington nog altijd geen consensus over de
Amerikaanse rol op de Balkan. En dat is heel zorgwekkend, zegt Ivo
Daalder, onderzoeker van de Brookings Institution, een denktank in
Washington.
De in Nederland geboren Daalder (1960) is in de Verenigde Staten een
gerespecteerd deskundige op het gebied van internationale zaken. In de
eerste regering-Clinton was hij directeur Europese Zaken in de Nationale
Veiligheidsraad (1995-1996). Hij schreef een aantal boeken, waaronder
(samen met Michael O'Hanlon) Winning Ugly; Nato's War to Save Kosovo,
dat deze maand verscheen.
Het scheelde maar weinig of het Congres had vorige maand voor
terugtrekking van alle Amerikaanse troepen uit Kosovo gestemd. "In het
Congres lijken velen te denken dat wij, de Amerikanen, daar troepen
hebben en de Europeanen niet", zegt Daalder. "Als dat waar was zou ik
begrip hebben voor de gevoelens in het Congres. Maar Europa levert 80
tot 85 procent van de troepen en betaalt 85 tot 90 procent van de
kosten. Binnen het Congres bestaat daar maar weinig respect voor."
Hoe komt dat? Willen de Amerikanen de Europese bijdrage niet zien? Doet
Europa te weinig om er de aandacht op te vestigen? Volgens Daalder is
het probleem in de eerste plaats politiek. "Er woedt hier een debat
tussen de Republikeinse leiders in het Congres en de Democatische
regering over de Amerikaanse rol in situaties waar in wezen geen
nationaal belang op het spel staat. In zo'n debat wordt ieder argument
aangegrepen, zoals nu dat de bondgenoten niet genoeg doen. Maar
daarnaast is het ook een gebrek aan informatie in het Congres: men leest
gewoon geen kranten."
Daalder denkt dat er een reële kans is dat de
volksvertegenwoordiging alsnog voor terugtrekking uit Kosovo stemt: in
het Huis van Afgevaardigden bestaat er al een meerderheid voor, in de
Senaat hoeven maar drie senatoren van mening te veranderen. "Als dat
gebeurt kan in Europa de stemming ontstaan dat de bondgenoten Amerika
niet meer kunnen vertrouwen. Het zou de geloofwaardigheid van de
internationale missie in Kosovo ondergraven. Het zou de extremisten
zowel in Kosovo als in Servië in de kaart spelen. En het zou voor
een deel te wijten zijn aan de regering-Clinton, zich nooit sterk heeft
gemaakt voor een langdurig verblijf op de Balkan. Het Witte Huis heeft
er nooit genoeg politiek kapitaal in geïnvesteerd."
Daalder gelooft dat de Verenigde Staten de oorlog wellicht hadden kunnen
voorkomen, als ze in een vroeg stadium duidelijk hadden gemaakt dat ze
bereid waren om gewapend in te grijpen. "Het grote probleem met
voormalig Joeslavië is steeds geweest dat noch de Serviërs
noch hun potentiële slachtoffers wisten wat Amerika en de NAVO
zouden doen als het fout ging. In Bosnië duurde het drie jaar voor
dat duidelijk werd. In Kosovo anderhalf jaar. En nu speelt de vraag voor
Montenegro.
"Uiteindelijk hebben we steeds ingegrepen en ik denk dat het goed zou
zijn om Milosevic eraan te herinneren dat we dat weer zullen doen. En
dat we deze keer zullen doorgaan tot er een ander regime in Belgrado
zit. Maar helaas is van dat soort zelfverzekerdheid nog weinig te
merken. Men neemt nu eenmaal liever geen risico's."
In de Nationale Veiligheidsraad heeft Daalder van nabij meegemaakt dat
de regering alleen besluiten neemt als de nood zo hoog gestegen is dat
er absoluut iets moet gebeuren. "Er is altijd zoveel in de wereld aan de
hand. Sandy Berger [de Nationale Veiligheidsadviseur, red.] vertelde
altijd het verhaal dat hij een aantal bakjes op zijn bureau had staan:
Urgent, Heel Urgent en Vereist Onmiddellijke Aandacht. In dat eerste
bakje zaten altijd de grote problemen, maar daar kwam je nooit aan toe.
"Iedereen wist dat Kosovo een probleem kon worden, en een groot
probleem. Maar het is heel moeilijk om de aandacht van mensen op het
hoogste niveau te krijgen voor kwesties die misschien pas over een paar
maanden gaan spelen. De onmiddellijke crisis verdringt het belangrijke
probleem. Dat ligt in de aard van regeringen en bureaucratieën."
Toen de NAVO eenmaal had besloten tot luchtaanvallen maakte ze een grote
misrekening, stelt Daalder, door ervan uit te gaan dat Milosevic na een
paar dagen bombarderen wel zou inbinden en terugkeren naar de
onderhandelingstafel. Toen dat niet gebeurde hadden de bondgenoten geen
'plan-B', geen uitgewerkt alternatief. "De hele strategie van de NAVO
was er op gericht om Milosevic psychologisch onder druk te zetten, niet
om de situatie op de grond direct te beïnvloeden. Als Milosevic
had besloten om de bombardementen uit te zitten, dan was het heel goed
mogelijk geweest dat de NAVO hetzelfde had gedaan als in 1998 in Irak:
een paar dagen bombarderen, verklaren dat je gewonnen hebt en weer
vertrekken.
"Alleen omdat de Serviërs aan een complete 'etnische zuivering' van
Kosovo begonnen, en de halve bevolking op treinen het land uit stuurden,
is dat niet gebeurd. Hierdoor kreeg de NAVO steun van de publieke opinie
voor wat nu een humanitaire oorlog werd genoemd. Maar had Milosevic
niet besloten tot die massale operatie in Kosovo, dan was de kans groot
dat de NAVO na een paar dagen was vertrokken en dan had ze de strijd dus
eigenlijk verloren."
Daalder heeft weinig begrip voor klachten uit Den Haag dat Nederland
tijdens de oorlog te weinig betrokken werd bij de selectie van de doelen
van de luchtaanvallen. "Frankrijk, Engeland en Amerika hebben binnen de
NAVO het recht gekregen om bepaalde doelen te herzien, er hun veto over
uit te spreken. Hadden de andere zestien lidstaten dat recht ook moeten
krijgen? Zonder die drie grote landen had de oorlog niet gevoerd kunnen
worden, en zeker niet zonder Amerika. Maar zonder Nederland wel. Niet
iedereen heeft nu eenmaal evenveel invloed. Overigens is er geen enkel
doel aangevallen dat niet behoorde tot de categorieën die door alle
lidstaten zijn goedgekeurd."
De Amerikaanse militaire top in het Pentagon is volgens Daalder "altijd
tegen deze oorlog geweest". En daar heeft NAVO-opperbevelhebber Wesley
Clark, die vorige maand vervroegd werd afgelost, de prijs voor moeten
betalen. "Clark heeft hard gevochten om deze oorlog zo goed mogelijk uit
te voeren en daarvoor heeft hij alle middelen gebruikt. Met zijn NAVO-
pet op, en via de Britse premier Blair, heeft hij de Amerikanen onder
druk gezet om de strijd op te voeren. Binnen het Pentagon zegt men: dat
hoort niet. Met zijn Amerikaanse pet op belde Clark niet alleen
dagelijks met het Pentagon, maar los daarvan ook met Veiligheidsadviseur
Berger. Dat waardeerden zijn bazen in het Pentagon evenmin."
Dit is het laatste artikel van Juurd Eijsvoogel als correspondent in
Washington.