Kosovaren: droom wordt werkelijkheid
Het leed is dit jaar herverdeeld
Yaël Vinckx
PRISTINA, 23 MAART. Een jaar na
de oorlog is de Servische provincie Kosovo formeel nog altijd een
Servische provincie. Maar de Serviërs zijn in meerderheid
verdwenen, de agenten van Slobodan Milosevic en hun schrikbewind tegen
de Albanezen, maar ook de gewone man. Vandaag de dag is Kosovo vooral
Albanees.
Een jaar na dato is de hoofdstad Pristina onherkenbaar. In de straten
schalt het vroeger verboden Drenica-lied uit de luidsprekers, het
lijflied van het Kosovo Bevrijdingsleger UÇK. In de kramen kan
men sleutelhangers met de Albanese vlag kopen of chocoladewikkels met
plakplaatjes van Albanezen die door Servische oproerpolitie in elkaar
geslagen worden. Voor de Albanezen van Kosovo heeft de oorlog gunstig
uitgepakt, al heeft het wel eerst zwaar geleden, tijdens de oorlog, als
vergelding voor die bommen. "Maar we hebben onze droom werkelijkheid
zien worden", zegt een Albanese verkeersagente.
Voor de Serviërs van Kosovo is de oorlog slechter afgelopen. Na de
komst van de vredesmacht KFOR zijn de meesten hardhandig Kosovo
uitgejaagd, zijn hun huizen verbrand en hun kerken vernield. Slechts
vijf procent van de Kosovaarse bevolking is, volgens schattingen van het
internationale bestuur, vandaag de dag nog van Servische afkomst.
Betrouwbare cijfers van voor de oorlog bestaan niet omdat er al tien
jaar geen volkstelling is geweest.
De Albanezen hebben de opbouw van hun verwoeste bezit voortvarend
aangepakt. De VN hadden deze winter gerekend op noodonderdak voor rond
twintigduizend Kosovaren; slechts zesduizend daklozen hebben daarvan
gebruikgemaakt. De meeste mensen hebben een of meer kamers bewoonbaar
gemaakt of zijn bij familie ingetrokken.
De economie maakt een grote sprong voorwaarts. Het gaat weliswaar om
kleine bedrijven, zoals cafés, pizzeria's en winkels met
(illegaal gekopieerde) cd's. De VN schatten dat er momenteel 40.000 van
zulke bedrijfjes zijn. De (weder)opbouw van grotere productie-eenheden
verloopt aanzienlijk minder voorspoedig. De meeste fabrieken zijn oud en
slecht onderhouden, of de VN en de Servische autoriteiten ruziën
over het eigendomsrecht. Bovendien hebben de Kosovo-Albanezen nauwelijks
verstand van het werk in de fabrieken. In de afgelopen tien jaar zijn ze
massaal ontslagen uit de Joegoslavische staatsbedrijven en aan
bijscholing hebben ze niet gedaan. Veel Albanezen staan te trappelen om
aan het werk te gaan in hun oude banen, maar, aldus de EU, "ze hebben
geen ervaring met computers en geen accurate kennis van het Engels of
een andere taal".
De komst van de internationale gemeenschap heeft Kosovo een ander
aanzien gegeven en het leven van sommigen flink veranderd. Voormalig
medicijn-student Jeton werkt als tolk bij een hulporganisatie en
verdient twaalfhonderd mark per maand, een enorm bedrag voor Kosovaarse
begrippen. Huisvrouw Ferzane geeft opeens Engelse les aan middelbare
scholieren. Er is een groot tekort aan leraren Engels, want de meesten
die het machtig zijn, zijn voor het internationale bestuur gaan werken.
Ferzane heeft overigens nog drie maanden loon tegoed van het VN-bestuur,
dat constant met geldgebrek kampt.
Voor anderen is het leven drastisch veranderd. De leider van het formeel
ontbonden UÇK, Hashim Thaçi, is politicus geworden; hij
zit tegenwoordig bij de groten der aarde aan tafel en zijn partij maakt
grote kans de lokale verkiezingen, deze herfst, te winnen. De Kosovaren
staat een smerige verkiezingscampagne te wachten. De voornaamste
rivalen, Thaçi en de pacifist Ibrahim Rugova, kunnen elkaar niet
luchten of zien en er is al melding gemaakt van intimidatie door
UÇK-leden. Binnen het UÇK is al ruzie ontstaan over de te
varen koers en veel ex-UÇK-leiders hebben zich van Thaçi
afgewend.
KFOR maakt zich zorgen over het toenemende geweld tussen Albanezen
onderling. Steeds vaker circuleren geruchten over infiltratie van de
mafia uit buurland Albanië, gespecialiseerd in drugs, prostitutie
en sigarettensmokkel. Albanese criminelen eisen beschermingsgeld van de
nieuwe winkeliers. Het zijn de minste zorgen van de meeste inwoners van
Kosovo. En de Servische provincie lijkt daarmee hard op weg een doorsnee
Balkan-staat te worden.